ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ7247

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
3 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2011 / 1394
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. [A] ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 3 mei 2011 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door gemachtigde [gemachtigde]. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een zitting op 2 februari 2011, waar de behandelend rechter, mr. [A], door verzoeker als onvriendelijk en onprofessioneel werd ervaren. Verzoeker stelde dat de opmerkingen van mr. [A] misplaatst waren en dat hij zich genoodzaakt voelde om te wijzen op de mogelijkheid van hoger beroep, wat door de rechter als een dreigement werd opgevat.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. De vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn, wat betekent dat er concrete feiten en omstandigheden moeten zijn die deze vrees onderbouwen.

In dit geval heeft de rechtbank geconcludeerd dat verzoeker geen concrete feiten heeft aangedragen die wijzen op vooringenomenheid van mr. [A]. De klachten van verzoeker waren voornamelijk gericht op de wijze waarop hij door de rechter werd behandeld, wat niet voldoende is voor een wrakingsverzoek. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot wraking afgewezen, met de conclusie dat er geen grond is voor het oordeel dat de rechter in de hoofdzaak de onpartijdigheid zou kunnen schaden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Wrakingskamer
rekestnummer: 2011 / 1394
Beslissing van 3 mei 2011
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking,
gemachtigde [gemachtigde], medewerker Buro Bezwaar en Beroep te Almere,
tegen
MR. [A], in zijn hoedanigheid van rechter.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 2 februari 2011 gedateerde en op 3 februari 2010 door de rechtbank ontvangen
schriftelijke wrakingsverzoek;
- het schriftelijke verweer van 5 februari 2011 van mr. [A];
- de mondelinge behandeling op 10 februari 2011, waarbij deze wrakingskamer is gewraakt;
- de beschikking van 8 april 2011 (rekestnummer 2011 / 1416), waarbij het wrakingsverzoek
van 10 februari 2011 is afgewezen;
- de op 19 april 2011 voortgezette behandeling van het op 2 februari 2011 gedateerde
wrakingsverzoek.
1.2. Ten slotte is de beslissing bepaald op heden.
2. Vaststaande feiten
2.1. Op 2 februari 2011 is bij deze rechtbank het door [gemachtigde] namens [verzoeker] ingesteld beroep behandeld inzake het op 6 januari 2010 door burgemeester en wethouders van [woonplaats] genomen besluit op het bezwaarschrift inzake het Wob-besluit. Behandelend rechter van dit beroep (bij deze rechtbank aanhangig onder nummer Awb 10/1012 Wob) is mr. [A].
2.2. Bij een op [datum] gedateerde fax heeft [gemachtigde] namens [verzoeker] gemeld mr. [A] te wraken. Dit wrakingsverzoek is na de onder 2.1 bedoelde terechtzitting ingediend.
3. Het wrakingsverzoek
3.1. Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de 'benadering' ter terechtzitting van 2 februari 2011 door mr. [A] 'niet alleen onvriendelijk maar ook onprofessioneel' is. Voorts zijn er 'misplaatste opmerkingen' gemaakt, waardoor gemachtigde [gemachtigde] zich gelukkig prijst met de aanwezige mogelijkheid van hoger beroep. Dit is door [gemachtigde] ook ter zitting meegedeeld, waarop de behandelend rechter heeft opgemerkt of die mededeling moest worden opgevat als dreigement.
3.2. Mr. [A] heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft bij schrijven van 5 februari 2011 verweer gevoerd. Door mr. [A] is onder meer aangevoerd dat hij bij de terechtzitting van 2 februari 2011 'een wat lossere stijl van leidinggeven van de zitting' heeft gehanteerd, nu de gemachtigde [gemachtigde] zonder cliënt ter terechtzitting was verschenen. Het verweer wordt hierna zover nodig besproken.
4. De beoordeling
4.1. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.2. Verzoeker heeft geen concrete feiten en omstandigheden genoemd waaruit de rechtbank vooringenomenheid van mr. [A], of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, kan afleiden. De klachten van verzoeker betreffen in wezen de manier waarop hij door mr. [A] is bejegend. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld.
4.3. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat er geen grond is voor het oordeel dat het fungeren van de rechter in de hoofdzaak tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen leiden. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. M.C.P. de Ridder, A. van Holten en H. Manuel in tegenwoordigheid van de griffier mr. T. Stokvis en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2011. Bij ontstentenis van de voorzitter wordt deze beslissing ondertekend door de oudste rechter.
de griffier de oudste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.