ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ7194

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
1 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2011-960
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in kinderzaak met betrekking tot ondertoezichtstelling van minderjarigen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen rechter [A] in een lopende kinderzaak. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 23 maart 2011, voorafgaand aan een zitting die gepland stond op 24 maart 2011. De verzoekers, in hun hoedanigheid als moeder en stiefvader van de minderjarigen, voerden aan dat de rechter niet onpartijdig was en dat hij zonder hen te horen een beslissing had genomen over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen. De rechtbank heeft op 1 april 2011 de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek gehouden, waarbij zowel de verzoekers als vertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg Overijssel aanwezig waren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De verzoekers stelden dat de beschikking van 23 maart 2011 niet correct was, omdat deze niet was ondertekend op de datum die in de beschikking stond vermeld. De rechtbank oordeelde echter dat er geen concrete feiten waren die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd maakten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen, omdat er geen aanwijzingen waren dat de rechter vooringenomenheid koesterde. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit de mrs. J.A.O.M. van Aerde, J.H.M. Hesseling en G.P. Nieuwenhuis, en werd uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. S.W. de Boer. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Wrakingskamer
Zaaknummer: 2011-960
Datum: 1 april 2011
Beslissing op het verzoek tot wraking ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in de zaak van
1. [verzoeker 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
tegen
[A], in zijn hoedanigheid van (kinder)rechter.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 23 maart 2011
- de schriftelijke reactie van [A] van 25 maart 2011
- de mondelinge behandeling op 1 april 2011.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoekers
- mevrouw J. Ruitenberg van Bureau Jeugdzorg Overijssel (hierna: BJzO).
[A] heeft laten weten niet te zullen verschijnen.
2. Het wrakingsverzoek
2.1. Het verzoek tot wraking is gericht tegen [A] als rechter in de zaak met nummer 182154 / JZ RK 11-117 (hierna: de hoofdzaak).
2.2. Bij beschikking van 25 maart 2010 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de minderjarigen:
- [minderjarige 1];
- [minderjarige 2];
- [minderjarige 3],
(hierna: de minderjarigen), tot 25 maart 2011 onder toezicht gesteld van BJzO. In de hoofdzaak heeft BJzO verzocht om verlenging ondertoezichtstelling van de minderjarigen. Verzoekers, in hun hoedanigheid van respectievelijk moeder en stiefvader, en de heer [vader minderjarigen], in zijn hoedanigheid van vader, zijn in de hoofdzaak belanghebbenden. Nadat verzoekers tegen de behandelend rechter in de hoofdzaak een wrakingsverzoek hadden ingediend, waarin die rechter heeft berust, is de hoofdzaak overgenomen door [A]. Er is een zitting gepland op 24 maart 2011, waarop [vader minderjarigen] en [verzoeker 1] hebben aangegeven verhinderd te zijn. Vervolgens heeft [A] bij beschikking van 23 maart 2011 de termijn van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd van 25 maart 2011 tot 5 april 2011 en bepaald dat voortzetting van de inhoudelijke behandeling zal plaatsvinden op de zitting van 4 april 2011 te 9.15 uur.
2.3. Verzoekers hebben blijkens het schriftelijke wrakingsverzoek en de daarop ter zitting van 1 april 2011 gegeven toelichting, het volgende aan hun verzoek ten grondslag gelegd. [A] heeft besloten om, zonder partijen te horen, een beslissing te nemen en negeert volledig het schrijven van verzoekers van 22 en 23 maart 2011. Verzoekers willen gebruik maken van hun recht om als belanghebbende gehoord te worden. Bovendien is er geen reden om met spoed de ondertoezichtstelling van de minderjarigen te verlengen, aangezien BJzO op geen enkele wijze heeft aangegeven dat er op korte termijn iets mis gaat met de minderjarigen als de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd, aldus verzoekers.
2.4. [A] heeft laten weten niet in de wraking te berusten.
3. De beoordeling
3.1. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
3.2. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van enige vorm van rechterlijke partijdigheid aan de zijde van [A]. Anders dan verzoekers hebben gesteld is de beschikking van 23 maart 2011 niet gericht geweest op de verlenging zonder meer van de ondertoezichtstelling maar op een zorgvuldige, inhoudelijke behandeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, in aanwezigheid van, in ieder geval, beide ouders. Dat deze behandeling op 24 maart 2011 niet kon plaatsvinden stond ter zitting van 21 maart 2011 al vast; [vader minderjarigen] en [verzoeker 1] konden daar toen immers niet bij aanwezig zijn. Het is evenwel in het belang van zowel verzoekers als [vader minderjarigen] dat er een zitting plaatsvindt waarbij zij allen aanwezig zijn, zodat een zorgvuldige afweging van de belangen van de minderjarigen kan plaatsvinden, waarbij de belangen van vader, moeder en stiefvader ook zijn betrokken. Het gevolg van de beschikking van 23 maart 2011, waarin is bepaald dat de ondertoezichtstelling voor een korte termijn wordt verlengd en dat behandeling zal plaatsvinden op 4 april 2011, is dat hierdoor een zorgvuldige en objectieve inhoudelijke behandeling van het verzoek alsnog kan plaatsvinden, welke zorgvuldige aanpak ook de wens van verzoekers is, zoals zij ter zitting hebben aangegeven.
3.3. Ter zitting hebben verzoekers hun verzoek tot wraking aangevuld met de grondslag dat de beschikking niet is ondertekend op 23 maar op 24 maart 2011, zodat deze is afgegeven nadat verzoekers hun wrakingsverzoek hadden ingediend. Ook hierin kunnen verzoekers niet worden gevolgd. Uitgangspunt is dat een beschikking is gegeven en uitgesproken op de datum zoals in de beschikking staat vermeld, tenzij er sprake is van concrete feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel leiden. Hiervan is niet gebleken. Daarentegen kan uit de fax van verzoekers van 23 maart 2011 aan de griffier, de heer [griffier], worden opgemaakt dat verzoekers, anders dan zij ter zitting hebben aangegeven, op die 23e maart, met het eerste telefoongesprek van die dag met [griffier], reeds op de hoogte waren van de inhoud van de beschikking. Zij schrijven in die fax:
"Wij vernamen van u in het telefoongesprek dd. 23 maart 2011, dat een rechter, een voorlopig vonnis uitspreekt voor verlenging OTS van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]."
Hieruit volgt dat de onderhavige beslissing op 23 maart 2011 is gegeven, voordat het wrakingsverzoek was ingediend.
3.4. De conclusie is dat er zich geen omstandigheden hebben voorgedaan die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter vooringenomenheid koestert, althans dat een vrees van partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek tot wraking dient te worden afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. J.A.O.M. van Aerde, J.H.M. Hesseling en G.P. Nieuwenhuis in tegenwoordigheid van mr. S.W. de Boer, griffier, en uitgesproken op 1 april 2011.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.