ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ6226

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
21 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 10/273
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de gemeente om opvang voor asielzoekers te verlenen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 21 april 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van Almere. De zaak betreft de gemeentelijke noodopvang voor asielzoekers, waarbij eisers, die sinds 2007 gebruik maakten van een woning, op 23 december 2009 door de gemeente zijn geïnformeerd dat zij de noodopvang moesten verlaten per 1 april 2010. De gemeente stelde dat er geen besluit was waartegen bezwaar kon worden gemaakt, wat leidde tot een niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar van eisers op 4 februari 2010. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente geen wettelijke grondslag had om de opvang te verlenen of te weigeren. De rechtbank oordeelde dat de brief van 23 december 2009 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres niet ontvankelijk en het beroep van eiser ongegrond. De rechtbank concludeerde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was, aangezien de gemeente niet bevoegd was om de opvang te verlenen.

De uitspraak benadrukt het belang van een wettelijke basis voor besluiten van bestuursorganen en de noodzaak voor gemeenten om individuele belangen van betrokkenen mee te wegen bij het nemen van besluiten. De rechtbank heeft de mogelijkheid van hoger beroep voor belanghebbenden en het bestuursorgaan open gesteld, dat binnen zes weken na de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 10/273
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
Eisers te woonplaats
gemachtigde: mr. W.G. Fischer,
en
het college van burgemeester en wethouders van Almere,
gevestigd te Almere, verweerder.
Procesverloop
Bij brief van 23 december 2009 heeft verweerder eiser (…) meegedeeld dat hij en zijn familie de gemeentelijke noodopvang voor asielzoekers moeten verlaten wegens sluiting daarvan per 1 april 2010. Daarbij is aangegeven dat per 19 januari 2010 voor eiser en zijn familie opvang beschikbaar is bij de dienst terugkeer en vertrek (DT&V) in Ter Apel. De gemeentelijke noodopvang zal voor eiser en zijn familie per 19 januari 2010 worden beëindigd.
Het daartegen namens eiser op 14 januari 2010 gemaakte bezwaar is bij het besluit van 4 februari 2010 kennelijk niet ontvankelijk verklaard op de grond dat er geen sprake is van een besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt.
Namens eisers is hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingezonden.
Op 8 januari 2011 is namens eisers gereageerd.
Op 24 februari 2011 heeft verweerder nadere stukken ingestuurd.
Het beroep is ter zitting van 10 maart 2011 behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Bootsma.
Overwegingen
1. Bij de beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Vanaf 2001 heeft verweerder eisers ondersteund.
Ter zake van de noodopvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers zijn woningen gehuurd en ingericht door de gemeente. De gemeente heeft daarvoor bepaalde criteria opgesteld. Het Leger des Heils verrichtte vervolgens alle (verdere) opvangtaken, tegen een door de gemeente aan het Leger des Heils te verstrekken vergoeding.
Eisers maken in het kader hiervan sinds 2007 gebruik van de woning aan de (...) te (...) en konden jegens het Leger des Heils aanspraak maken op kost en inwoning en tijdelijke opvang.
In mei 2007 hebben de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Ministerie van Justitie de afspraak gemaakt dat gemeenten de noodopvang voor afgewezen asielzoekers per 1 januari 2010 moeten beëindigen. Verweerder heeft eiser hierover geïnformeerd, op
27 november 2009 met een algemene vooraankondiging en op 23 december 2009 met de onder de rubriek procesverloop genoemde brief, die volgens verweerder niet is te zien als besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In beroep wordt hiertegen aangevoerd dat een besluit nodig is om opvang te weigeren of te verlenen, óók indien er sprake is van buitenwettelijk beleid.
Verder stellen eisers zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft verzuimd hun individuele belangen mee te wegen.
Beoordeling
3. De rechtbank stelt vast dat alleen door eiser bezwaar is gemaakt. Het bestreden besluit is aan hem gericht. Mede gelet op het bepaalde in artikel 6:13 van de Awb is het beroep, voor zover dat is ingesteld namens eiseres (…), niet ontvankelijk.
4.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
4.2. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van een bij of krachtens de wet geschapen grondslag, waaraan verweerder de bevoegdheid heeft ontleend de geboden opvang te (doen) verstrekken. De opvang aan eisers is niet bij besluit in hier bedoelde zin verleend.
De brief van 23 december 2009 is dan ook niet te zien als een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijks rechtshandeling als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
4.3. Het bezwaar tegen de brief van 23 december 2009 is dan ook terecht niet ontvankelijk verklaard.
4.4. Aan een verdere bespreking van de beroepsgronden komt de rechtbank niet toe.
5. Gelet op bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep van eiser ongegrond is.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep van eiseres(...) niet ontvankelijk;
- verklaart het beroep van eiser (...) ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mr. W.F. Bijloo en mr.drs. H. den Haan, rechters, en door de voorzitter en mr. D. Hardonk-Prins als griffier, ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.