ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ6164

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
1 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 10/2070
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging bijstandsuitkering alleenstaande ouder na plaatsing kind in crisisopvang

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 1 april 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een alleenstaande moeder en het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg. De moeder ontving een bijstandsuitkering op basis van de norm voor alleenstaande ouders, maar na de plaatsing van haar 11-jarige dochter in een crisisopvang per 1 juli 2010, heeft het college haar uitkering gewijzigd naar de norm voor alleenstaanden. De moeder heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 10 februari 2011 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De moeder was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door H.J.G. Meijer. De rechtbank heeft overwogen dat volgens de Wet werk en bijstand (WWB) een alleenstaande ouder wordt gedefinieerd als iemand die de volledige zorg heeft voor een of meer kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, door de plaatsing van haar dochter in de crisisopvang, niet langer de volledige zorg had over haar kind.

De rechtbank heeft de argumenten van de moeder, die verwees naar eerdere uitspraken waarin volledige zorg werd aangenomen bij verblijf van een kind in een internaat, niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de zorg voor het kind in dit geval feitelijk was toevertrouwd aan de crisisopvang, en dat de moeder niet voldeed aan de criteria voor volledige zorg zoals gedefinieerd in de WWB. Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat de wijziging van de bijstandsuitkering door het college terecht was en heeft het beroep van de moeder ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr.drs. H. den Haan, rechter, en mr. M.D. Moeke als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 10/2070
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
Eiseres te woonplaats,
gemachtigde: mr. E. Schriemer,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg,
gevestigd te Hardenberg, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 juli 2010 heeft verweerder de uitkering die eiseres ontving in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) per 1 juli 2010 gewijzigd van de norm voor een alleenstaande ouder naar de norm voor een alleenstaande.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 22 november 2010 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 10 februari 2011 behandeld.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door H.J.G. Meijer.
Overwegingen
1. Eiseres ontving een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande ouder. Per 1 juli 2010 is haar, op dat moment nog thuiswonende, 11-jarige dochter (…) geplaatst in een instelling voor crisisopvang. Van deze wijziging in haar situatie heeft eiseres bij mutatieformulier van 1 juli 2010 melding gemaakt aan verweerder. Vervolgens heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals hierboven onder procesverloop is uiteengezet.
2. De rechtbank overweegt als volgt.
2.1 Ingevolge artikel 4, aanhef en onder b, van de WWB, voor zover van belang, wordt onder alleenstaande ouder verstaan de ongehuwde die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander.
2.2 Tussen partijen is in geschil of eiseres ten tijde in geding de volledige zorg had over haar dochter. Van de zijde van eiseres is aangevoerd dat dit het geval is, waarbij de gemachtigde van eiseres verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 17 mei 2005 (LJN: AT7958). In die uitspraak wordt bij verblijf van een kind in een internaat volledige zorg aangenomen. Volgens de gemachtigde van eiseres valt niet in te zien waarom dat in dit geval anders zou zijn. Verweerder is echter van mening dat geen sprake is van volledige zorg en baseert zich daarbij op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 21 december 2010, LJN: BO9010, waarin geen volledige zorg wordt aangenomen bij een kind dat in een pleeggezin verblijft.
2.3 De rechtbank volgt verweerder in diens standpunt dat voor de beantwoording van de vraag of ten tijde in geding al dan niet sprake was van volledige zorg, aangesloten dient te worden bij de uitspraak van de CRvB van 21 december 2010. Daarbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
2.3.1 Ondanks dat voornoemde uitspraak van de CRvB op een andere situatie ziet – te weten ondertoezichtstelling van het betreffende kind en plaatsing in een pleeggezin – , leidt de rechtbank daaruit in het algemeen af, dat het feit dat iemand nog steeds in het onderhoud van zijn of haar kind voorziet en kleding en andere kosten voor het kind betaalt, niet van belang is voor de vraag of al dan niet sprake is van volledige zorg. Het feit dat eiseres dergelijke kosten – voor bijvoorbeeld kleding en sport – ook tijdens het verblijf van (…) in de crisisopvang betaalde, is in het onderhavige geval derhalve niet van belang.
2.3.2 Daarnaast leidt de rechtbank uit de betreffende uitspraak af, dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van volledige zorg, in dat geval met name van belang wordt geacht de aan de pleegouders opgedragen zorg en hun feitelijke verzorging van het kind. De rechtbank stelt vast dat (…) ten tijde in geding in elk geval doordeweeks in de crisisopvang verbleef. Nu dit in een vrijwillig kader was, kan weliswaar niet gesproken worden van aan de crisisopvang “opgedragen” zorg, maar wel van aan de crisisopvang toevertrouwde zorg. Ter zitting is aangevoerd dat eiseres (…) doordeweeks zelf naar sport bracht. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank echter niet af aan het feit dat de zorg over (…) voor het grootste deel van de week aan de crisisopvang was toevertrouwd en dat voor dit deel de crisisopvang de feitelijke verzorging van (…) op zich nam. De rechtbank acht dit van doorslaggevend belang voor het oordeel dat eiseres ten tijde in geding niet de volledige zorg had over haar dochter.
4. Derhalve komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder eiseres vanaf 1 juli 2010 terecht heeft aangemerkt als een alleenstaande in de zin van de WWB en terecht besloten de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 1 juli 2010 te wijzigen. Het beroep is derhalve ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. H. den Haan, rechter, en door haar en mr. M.D. Moeke als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.