ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ6101
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. drs. H. den Haan
- mr. W.F. Bijloo
- mr. L.J.C. Hangx
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag voor in noodopvang verblijvende eiseres en haar kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 22 april 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die met haar kinderen in een noodopvang verblijft, en het college van burgemeester en wethouders van Almere. Eiseres had een bijstandsaanvraag ingediend voor haar vier minderjarige kinderen, maar deze aanvraag werd afgewezen op grond van artikel 11 van de Wet Werk en Bijstand (WWB). De rechtbank oordeelde dat de kinderen geen recht op bijstand hadden, omdat zij ten tijde van belang niet rechtmatig in Nederland verbleven. Eiseres en haar kinderen waren geen Nederlanders en konden niet met Nederlanders gelijkgesteld worden op basis van de WWB.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat er onvoldoende aanleiding was om artikel 16, tweede lid, van de WWB buiten toepassing te laten. Dit artikel staat er namelijk aan in de weg dat bijstand kan worden verleend aan personen die geen recht op bijstand hebben, tenzij er zeer dringende redenen zijn. De rechtbank heeft daarbij ook verwezen naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, die bevestigen dat de toepassing van artikel 16, tweede lid, van de WWB op niet rechtmatig verblijvende kinderen een evenredig middel is ter verwezenlijking van de doelstelling van de koppelingswetgeving.
De rechtbank concludeerde dat de weigering van bijstand niet in strijd was met het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens of het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, omdat niet was aangetoond dat de normale ontwikkeling van het privéleven van eiseres en haar kinderen hierdoor onmogelijk werd gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, waarmee de afwijzing van de bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Almere werd bevestigd.