ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ5314
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot onderhandse verkoop van onroerende zaak door tweede hypotheekhouders
In deze zaak hebben de verzoeksters, twee tweede hypotheekhouders, een verzoekschrift ingediend bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad. Het verzoek was gericht op het verkrijgen van verlof voor de onderhandse verkoop van een onroerende zaak, een bedrijfspand met bijbehorende grond, voor een bedrag van €2.500.000,-. De verzoeksters stelden dat zij, ondanks hun status als tweede hypotheekhouders, ontvankelijk waren in hun verzoek op basis van artikel 3:268 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de verzoeksters niet ontvankelijk zijn in hun verzoek. De rechter heeft vastgesteld dat volgens de wet alleen de executerende hypotheekhouder, naast de hypotheekgever, het recht heeft om een verzoek tot onderhandse verkoop in te dienen. Dit is in lijn met de parlementaire geschiedenis van de wetgeving, die duidelijk maakt dat andere belanghebbenden, zoals tweede hypotheekhouders, niet de bevoegdheid hebben om een dergelijk verzoek in te dienen.
De voorzieningenrechter heeft ook de argumenten van de verzoeksters overwogen, waaronder hun beroep op artikel 3:171 BW, dat stelt dat iedere deelgenoot bevoegd is om verzoekschriften in te dienen ten behoeve van de gemeenschap. De rechter heeft echter geconcludeerd dat deze situatie niet van toepassing is, aangezien de verzoeksters niet de eerste hypotheekhouders zijn en er geen bewijs is dat de hypotheekgever hen ondersteunt in hun verzoek.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de verzoeksters niet ontvankelijk verklaard in hun verzoek op grond van artikel 3:268 lid 2 BW. Deze beschikking is gegeven op 28 april 2011 door mr. A.A.A.M. Schreuder en is in het openbaar uitgesproken.