ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ4855
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot rekening en verantwoording in erfrechtelijke kwestie
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad is behandeld, vorderde eiseres, handelend als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon [A], een gebod aan gedaagden [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om rekening en verantwoording af te leggen over het beheer van de nalatenschap van erflater, die op 25 november 2009 was overleden. Erflater had bij testament van 20 november 2009 zijn broer [gedaagde sub 1] als enige erfgenaam benoemd en zijn kinderen, waaronder [A], uitgesloten van de nalatenschap. Eiseres stelde dat gedaagden niet tijdig rekening en verantwoording hadden afgelegd, zoals vereist door artikel 4:218 BW, en dat zij recht en belang had bij een spoedvoorziening.
De voorzieningenrechter overwoog dat gedaagden kennelijk voor de zitting op 1 februari 2011 rekening en verantwoording hadden afgelegd, waardoor de grondslag aan de vordering van eiseres was komen te ontvallen. De rechter merkte op dat de termijn voor het afleggen van rekening en verantwoording niet aanvangt op het moment van overlijden, maar op het moment dat schuldeisers worden opgeroepen om hun vorderingen in te dienen. Aangezien [gedaagde sub 1] de nalatenschap beneficiair had aanvaard, was artikel 4:218 BW niet van toepassing en gold er een 'lichte' vereffening.
De voorzieningenrechter concludeerde dat gedaagden met het overleggen van de rekening en verantwoording aan hun jaarlijkse verplichting hadden voldaan. Eiseres had nagelaten de procedure in te trekken, ondanks dat de grondslag aan haar vordering was komen te vervallen. Daarom werd eiseres als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van gedaagden op EUR 975,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 8 februari 2011 door mr. A.A.A.M. Schreuder.