ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ3463

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
183361 / KG ZA 11-128
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaren van gedetineerden tegen nieuwe telefonie maatregelen in PI Lelystad

Op 4 mei 2011 heeft de kortgedingrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een zaak aangespannen door een groep gedetineerden in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad. De gedetineerden maakten bezwaar tegen nieuwe maatregelen die de directie van de PI had ingevoerd met betrekking tot het telefoneren vanuit de inrichting. Deze maatregelen omvatten onder andere het opnemen en uitluisteren van telefoongesprekken, alsook het blokkeren van bepaalde telefoonnummers en diensten, waaronder collect call gesprekken. De gedetineerden stelden dat deze maatregelen hun rechten schonden en dat het telefoneren duurder werd door de nieuwe regels.

De rechter oordeelde dat de gedetineerden in het ongelijk werden gesteld. De voorzieningenrechter benadrukte dat de directie van de PI een grote beleidsvrijheid heeft om maatregelen te nemen die de orde en veiligheid binnen de inrichting waarborgen. De rechter stelde vast dat de rechten van gedetineerden om te telefoneren, zoals vastgelegd in de Penitentiaire Beginselenwet, niet werden aangetast door de nieuwe maatregelen. De vordering van een specifieke gedetineerde werd afgewezen omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De rechter concludeerde dat de maatregelen gerechtvaardigd waren vanuit het oogpunt van veiligheid en dat de gedetineerden niet konden aantonen dat hun belangen onterecht werden geschaad.

De uitspraak leidde tot de conclusie dat de vorderingen van de gedetineerden, waaronder verzoeken om schadevergoeding en het opheffen van de blokkades, niet voor toewijzing in aanmerking kwamen. De rechter veroordeelde de gedetineerden en hun advocaat in de proceskosten, die aan de zijde van de Staat werden begroot op EUR 1.472,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en onderstreept de bevoegdheid van de directie van de PI om maatregelen te nemen ter handhaving van de orde en veiligheid.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: 183361 / KG ZA 11-128
Vonnis in kort geding van 4 mei 2011
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. GEDECO P.I. LELYSTAD,
in de dagvaarding omschreven als: de niet officieel opgerichte (informele) vereniging van gedetineerden in de P.I. te Lelystad,
gevestigd te Lelystad,
3. [eisers sub 3 t/m 184]
185. [eiser sub 185]
186. [eisers sub 186 t/m 259]
volgens de dagvaarding: allen verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Lelystad, gevestigd aldaar aan de Larserdreef 300,
volgens de dagvaarding: allen eisers,
advocaat mr. M.J.H. Mühlstaff te Deventer,
en
[eiser in het incident]
wonende te [woonplaats],
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Lelystad, gevestigd aldaar aan de Larserdreef 300,
eiser in het incident tot voeging aan de zijde van eisers dan wel tussenkomst,
advocaat mr. M.J.H. Mühlstaff te Deventer,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN, MINISTERIE VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID, (P.I. LELYSTAD),
zetelend te 's-Gravenhage,
gevestigd te Lelystad,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. W.B. Gaasbeek te 's-Gravenhage.
Eisers zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als eisers en waar nodig zullen eisers afzonderlijk worden aangeduid met ieders achternaam. Eiseres sub 2 zal, bij afzonderlijke vermelding, worden aangeduid als de Gedeco. Eiser in het incident zal [eiser in het incident] genoemd worden. De gedaagde zal worden aangeduid als de Staat.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 28 maart 2011 uitgebrachte dagvaarding met twaalf producties
- het faxbericht van 14 april 2011 van de zijde van de Staat, houdende een vooraankondiging tot het voeren van formele verweren
- het faxbericht van 20 april 2011 van de zijde van eisers, met daarin het verzoek tot wijzigen van de locatie van de mondelinge behandeling
- het faxbericht van 20 april 2011 met daarin de reactie van de zijde van de Staat
- het faxbericht van 20 april 2011 van de zijde van eisers
- het faxbericht van 20 april 2011 van de rechtbank waarin namens de voorzieningenrechter aan partijen is medegedeeld dat het verzoek om de mondelinge behandeling van dit kort geding te laten plaatsvinden in de PI, is afgewezen
- de brief van 20 april 2011 met negen producties van de zijde van de Staat
- het faxbericht van 21 april 2011 met één productie van de zijde van eisers
- het faxbericht van 21 april 2011 van de zijde van eisers
- de incidentele conclusie tot voeging/tussenkomst van 21 april 2011 van de zijde van [eiser in het incident]
- de mondelinge behandeling op 22 april 2011, waarbij zijn verschenen: [eiser sub 1] en [eiser sub 185], bijgestaan door mr. Mühlstaff alsmede [vertegenwoordigers sub 1 t/m 3 van de PI] bijgestaan door mevr. mr. Gaasbeek
- de pleitnota van eisers
- de pleitnota van de Staat.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De incidentele vordering en de beoordeling daarvan
2.1. [eiser in het incident] heeft gevorderd dat hem primair wordt toegestaan om zich aan de zijde van eisers te mogen voegen en subsidiair dat hem wordt toegestaan tussen te komen.
2.2. De Staat heeft geen bezwaar gemaakt tegen de gevorderde voeging.
2.3. De voeging van [eiser in het incident] aan de zijde van eisers zal worden toegestaan. De kosten van het incident zullen worden gecompenseerd. Hierna zal worden uitgegaan van [eiser in het incident] als aan de zijde van eisers gevoegde partij.
3. De feiten in de hoofdzaak
3.1. [eiser sub 1] is tot 18 maart 2011 gedetineerd geweest in de Penitentiaire Inrichting Lelystad (hierna PI).
3.2. [eiser sub 185] en [eiser in het incident] zijn thans gedetineerd in de PI.
3.3. Binnen de PI is een commissie van gedetineerden actief: de Gedeco (eiseres sub 2). De Gedeco behartigt de belangen van gedetineerden in de PI tegenover de directie. De Gedeco kent een voorzitter en een secretaris. [eiser sub 1] is voorzitter van de Gedeco geweest. [eiser sub 185] is de huidige voorzitter van de Gedeco. De Gedeco kent wel statuten, maar deze statuten zijn niet opgenomen in een notariële akte.
3.4. Om gedetineerden in staat te stellen te telefoneren vanuit de PI is in de PI door de telefoniemaatschappij Telio een centrale met bijbehorende software geïnstalleerd. Op de afdelingen van de verschillende units zijn meerdere telefoontoestellen geplaatst.
3.5. De PI werkt met witte en zwarte lijsten met telefoonnummers. Op de witte lijst staan telefoonnummers die vanuit de PI gebeld mogen worden. De zwarte lijst bevat telefoonnummers die voor de gedetineerden verboden zijn. In dit verband bestaan algemene lijsten die voor alle gedetineerden in de PI gelden en persoonsgebonden lijsten met daarop bijvoorbeeld telefoonnummers van slachtoffers of getuigen.
3.6. De centrale voor gedetineerdentelefonie werkt op basis van een zogenoemd voice over internet protocol (hierna VoIP). Het systeem is gekoppeld aan een rekening-courant. Iedere gedetineerde binnen de PI beschikt via deze rekening-courant over een giraal tegoed waarmee aankopen kunnen worden gedaan in de inrichtingswinkel en waarmee getelefoneerd kan worden.
3.7. Voor het voeren van een telefoongesprek voert de gedetineerde zijn rekeningnummer en bijbehorende pincode in. De VoIP-controller controleert of de gedetineerde voldoende giraal saldo heeft. Zo ja, dan kan de gedetineerde het door hem gewenste telefoonnummer intoetsen.
3.8. De VoIP-controller controleert aan de hand van de witte en zwarte lijsten of het door de gedetineerde gekozen telefoonnummer daadwerkelijk gebeld mag worden vanuit de PI. Indien dit het geval is, dan wordt de telefoonverbinding tot stand gebracht.
3.9. Een zogenoemde voicerecorder constateert dat er een telefoongesprek wordt gestart. Deze voicerecorder controleert aan de hand van een geprivilegieerde lijst of het gesprek mag worden opgenomen. Op deze geprivilegieerde lijst staan de telefoonnummers van personen of instellingen waarvan de daarmee door gedetineerden gevoerde gesprekken niet mogen worden opgenomen, zoals bijvoorbeeld de advocaat. De gedetineerde dient zelf zorg te dragen dat de voor hem van belang zijnde geprivilegieerde nummers op deze lijst komen, door middel van het invullen van een formulier daartoe.
3.10. In de PI zijn 40 gedetineerdentelefoons operationeel. Per maand worden hiermee ongeveer 20.000 tot 25.000 gesprekken gevoerd.
3.11. In februari 2011 is aan alle gedetineerden van de PI middels een 'hand-out' een 'gedetineerdenmededeling' uitgereikt. Daarin staat:
"Per 1 januari is in Nederland het besluit "Toezicht telefoongesprekken justitiële inrichtingen" in werking getreden (Staatsblad 2010 700, 23-09-2010). Met dit besluit wijzigt de Penitentiaire Maatregel.
In dit besluit is opgenomen dat telefoongesprekken van justitiabelen;
a. worden opgenomen;
b. worden uitgeluisterd;
c. voor en periode van maximaal 8 maanden zullen worden bewaard.
Dit gebeurt op grond van de;
- vaststelling van de identiteit van de persoon met wie vanuit de inrichting wordt gebeld;
- handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting;
- voorkoming of de opsporing van strafbare feiten;
- bescherming van slachtoffers van (of op andere wijze betrokkenen bij) misdrijven;
- het gecontroleerd laten telefoneren van de, in de PI Lelystad verblijvende, justitiabelen.
Uitsluiting vertrouwelijke gesprekken
Gesprekken met geheimhouders (zoals bijvoorbeeld advocaten) zullen door ons niet worden opgenomen en/of worden uitgeluisterd.
Indien u tijdig aan ons, met het 'wijzigingsformulier geprivilegieerde telefoonnummers advocaat', het telefoonnummer van uw advocaat doorgeeft zal dit nummer uitgesloten worden van opname en/of uitluisteren.
Het tijdig aanleveren van het juiste nummer van uw geheimhouder is uw verantwoordelijkheid.
Om uitvoering te kunnen geven aan de wettelijke eisen welke het voornoemd besluit met zich mee brengt zal het met ingang van 1 maart 2011 niet meer mogelijk zijn om collect call- of via zogenaamde calling card services (Cobra Card) te bellen. Deze nummers zijn vanaf dat moment afgesloten, omdat nummers die door tussenkomst van deze diensten worden gebeld, niet meer te achterhalen zijn.
Hiertoe is besloten in een voor de hele inrichting geldende maatregel.
Om u, verblijvende in de PI Lelystad, tegemoet te komen zal per 1 maart 2011;
a. onbeperkt beltegoed aangeschaft kunnen worden in de winkel conform de huidige werkwijze;
b. zijn de beltarieven naar mobiele nummers verlaagd met ruim 15%. U betaalt dan 10 cent per 13 seconden in plaats van 11 seconden voor een gesprek naar een naar mobiele nummer (KPN tarief 10 cent voor 7 seconden);
c. het te besteden bedrag in de winkel worden verhoogd van EUR 100,00 naar EUR 135,00."
3.12. Naar aanleiding van deze aankondiging van de PI heeft [eiser sub 1], op papier van de Gedeco en met als datum 11 februari 2011, een verklaring opgesteld en daar een intekenlijst aan toegevoegd waar gedetineerden hun naam en handtekening op konden zetten. In de verklaring staat:
"1.1) Door de directie van de P.I. Lelystad is besloten om per 1-03-2011 de nummers van colllect call en Cobra Card te blokkeren zodat wij uitsluitend nog via Telio en de daaraan gekoppelde tariefstructuur kunnen bellen. Dit naar aanleiding van het besluit "Toezicht telefoongesprekken justitiële inrichtingen" dat in het staatsblad 2010 700 van 23-09-2010 heeft gestaan.
Er wordt gesteld dat de gebelde nummers via collect call en cobra niet te achterhalen zijn. Wij zijn van mening dat er niets in voornoemd besluit staat dat aanleiding geeft deze maatregel uit te voeren. Tevens zijn wij van mening dat er wel degelijk geregistreerd wordt welke nummers worden "nagekozen". Eerder overleg met Telio heeft dit geleerd. Tevens is er een systeem op elke digitale telefoonlijn, genaamd C.L.I. (Calling Line Identification) dat de gegevens van de opgebelde partij doorgeeft, zelfs als dit via een doorgeschakelde lijn plaats vind. (Dit is in het verleden op last van Justitie gebeurd omdat door eindeloos doorschakelen de eindbestemming niet meer te traceren viel) Voor wat betreft Call Collect, daar wordt bij aanvang van het gesprek gevraagd om de naam en het gewenste telefoonnummer te geven, deze worden dus mee opgenomen. Ik wens bezwaar te maken tegen de blokkering van de nummers van Cobra, ook het 0800-gratis nummer. Ik ben van mening dat deze nummers alleen vanwege commerciële belangen afgesloten worden, en ook nog zonder een gepast tarief aan te bieden en dat er misbruik gemaakt wordt van het feit dat wij hier zo van elke vrije marktwerking uitgesloten zijn.
1.2) Ik wens compensatie voor alle bijkomende kosten die ontstaan door de voorgenomen blokkeringen die per 1-3-2011. de directie is hier door de Gedeco reeds op gewezen
(...)
3) Tot 1 Maart wordt er door de P.I. Lelystad 10 cent per seconde (54,54cent per minuut) voor mobiele gesprekken gerekend. Dit is boven de door de Opta (telecomtoezichthouder) bepaalde maximum tarieven. Ik wens dat het teveel in rekening gebrachte gecompenseerd wordt.
Het is voor mij als gedetineerde met een inkomen van c.a. 12 EUR per week van groot belang om de contacten met de buitenwereld tegen een marktconform tarief te kunnen voeren, en indien er geen belsaldo (meer) is nog altijd op call collect terug te kunnen vallen.
Door ondertekening van het bijgevoegde formulier verklaar ik het bovenstaande goed begrepen te hebben en ben ik akkoord en wens mij te voegen met het namens of door de Gedeco dan wel [eiser sub 1] gevoerde kort geding tegen de P.I. Lelystad, dan wel beklag bij de commissie van toezicht, dan wel bij de Nationale ombudsman ingediende klacht."
4. Het geschil in de hoofdzaak
4.1. Eisers vorderen:
1. De Staat te verbieden telefoonnummers te blokkeren van de telefoongesprekken van gedetineerden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
2. De Staat te gebieden om binnen 2 x 24 uur na betekening van dit vonnis de blokkades van telefoonnummers, Collect Call Cobra Cards, gratis nummers etc., op te heffen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
3. De Staat te gelasten om binnen 2 x 24 uur na betekening van dit vonnis aan de gedetineerden, automatisch, het girale beltegoed over te maken op het rekeningnummer waarvan dat beltegoed is betaald, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
4. De Staat te gelasten om binnen 2 x 24 uur na betekening van dit vonnis aan de gedetineerden een voorschot op het teveel betalen van de telefoonkosten ad minimaal EUR 10,- per week per gedetineerde terug te betalen, voor iedere week vanaf 1 maart 2011 dat de blokkering bestaat dat op het rekeningnummer waarvan dat beltegoed is betaald, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
5. De Staat in de kosten van de procedure te veroordelen, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
4.2. De Staat voert verweer.
4.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in de hoofdzaak
Eisers 3 tot en met 184 en 186 tot en met 259
5.1. Met betrekking tot deze eisers heeft de Staat gesteld dat uit de dagvaarding en de bijgevoegde producties niet, of in ieder geval onvoldoende blijkt dat al deze eisers de bedoeling hebben gehad om naast [eiser sub 1], Gedeco en [eiser sub 185] als zelfstandige partij op te treden in het onderhavige kort geding. In de opvatting van de Staat biedt de intekenlijst hiervoor in ieder geval onvoldoende steun, mede gelet op de procesrisico's die een als zelfstandige partij in een procedure optredende persoon loopt. De omstandigheden waaronder de intekenlijst en het formulier tot stand zijn gekomen zijn in de optiek van de Staat te vaag om daaraan deze vergaande conclusie te kunnen verbinden. Daarnaast is ook de inhoud van de verklaring waaraan de intekenlijst gekoppeld is, niet duidelijk en dan met name de tekst:
"Door ondertekening van het bijgevoegde formulier verklaar ik het bovenstaande goed begrepen te hebben en ben ik akkoord en wens mij te voegen met het namens of door de Gedeco dan wel [eiser sub 1] gevoerde kort geding tegen de P.I. Lelystad, dan wel beklag bij de commissie van toezicht, dan wel bij de Nationale ombudsman ingediende klacht."
5.2. Het uitgangspunt in civiele procedures is dat een advocaat van zijn bevoegdheid om als (proces)vertegenwoordiger op te treden, niet hoeft te doen blijken. De advocaat (die onder tuchtrechtelijk toezicht staat) wordt in beginsel op zijn woord geloofd dat hij lastnemer is van diegenen die hij zegt te vertegenwoordigen. Echter, indien de bevoegdheid van de advocaat gemotiveerd en terstond wordt betwist, moet de rechter wel onderzoek doen naar het bestaan van de opdracht (HR 26 september 2008, NJ 2008, 523). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet die situatie zich hier voor. De Staat heeft immers al vóór de zitting gemotiveerd gesteld de procesbevoegdheid van mr. Mühlstaff (hierna de advocaat van eisers) in twijfel te trekken. Dit is voor de voorzieningenrechter reden geweest om tijdens de mondelinge behandeling de opdracht aan en de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de advocaat van eisers aan de orde te stellen.
5.3. Desgevraagd heeft de advocaat van eisers verklaard dat hij in verband met dit kort geding enkel heeft gesproken met [eiser sub 1], [eiser sub 185] en (later) met [eiser in het incident]. De advocaat van eisers is afgegaan op hetgeen zij hem hebben gezegd. Hij heeft niet met de overige betrokkenen gesproken en evenmin heeft hij geverifieerd in hoeverre zij bedoeld hebben om als zelfstandig eiser in dit kort geding op te treden (met alle procesrisico's van dien) of dat zij enkel [eiser sub 1] (en [eiser sub 185]) hebben willen steunen. De voorzieningenrechter acht verder van belang dat de Staat navraag heeft gedaan bij de PI naar het gedetineerd zijn van de op de dagvaarding vermelde eisers en dat daaruit naar voren is gekomen dat 101 van de op de intekenlijst voorkomende personen inmiddels in vrijheid zijn gesteld. De Staat heeft ter zitting een lijst overgelegd waaruit blijkt welke personen thans vrij zijn en welke nog in de PI verblijven. De advocaat van eisers heeft de stelling van de Staat over de invrijheidstelling van deze 101 personen niet kunnen erkennen omdat hij er geen onderzoek naar heeft gedaan. Hij heeft de juistheid van de lijst met 101 namen dan ook slechts bij gebrek aan wetenschap betwist. De advocaat van eisers heeft verklaard dat hij zijn secretaresse opdracht heeft gegeven om 'zo goed en kwaad als het gaat' aan de hand van de intekenlijst de dagvaarding op te stellen. De advocaat van eisers heeft, noch vóór het daadwerkelijk uitbrengen van de dagvaarding, noch vóór de mondelinge behandeling, gecontroleerd of er personen zijn die inmiddels in vrijheid zijn gesteld. Hij heeft dus, voor zover er personen in vrijheid zouden zijn gesteld, ook niet gecontroleerd of deze personen nog steeds (voor zover dat in de eerste plaats al de bedoeling was) als zelfstandige procespartij in dit kort geding wilden blijven optreden. Gelet op de aard van de vorderingen, die nagenoeg allemaal zien op de omstandigheden rond het gedetineerd zijn, kan het inmiddels in vrijheid gesteld zijn voor die personen van wezenlijke invloed zijn op de beantwoording van die vraag. Tot slot heeft de advocaat van eisers desgevraagd ter zitting verklaard dat hij niet kan instaan voor een door al deze betrokkenen aan hem verleende opdracht om dit kort geding te starten.
5.4. Verder neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de advocaat van eisers enkel voor [eiser sub 1] een toevoeging heeft aangevraagd en dat het niet aannemelijk is dat alle eisers de Nederlandse taal (voldoende) beheersen. Onder deze omstandigheden kan de voorzieningenrechter niet uitgaan van de bevoegdheid van de advocaat om namens de in de dagvaarding vermelde eisers sub 3 tot en met 184 en sub 186 tot en met 259 dit kort geding te voeren. Deze personen kunnen daarom niet worden beschouwd als eisers in dit kort geding (vgl. HR 8 juni 2007, LJN BA 2925). Omdat het aan een advocaat is om zich - voordat hij een procedure opstart - ervan te overtuigen dat hem daarvoor een deugdelijke opdracht is verleend, ziet de voorzieningenrechter op grond van art. 245 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) aanleiding om de advocaat van eisers in de kosten van de procedure te veroordelen in de plaats van de in de dagvaarding sub 3 tot en met 184 en sub 186 tot en met 259 genoemde personen.
Hierbij overweegt de voorzieningenrechter dat de advocaat van eisers voldoende in de gelegenheid is geweest zijn standpunt naar voren te brengen en toe te lichten als bedoeld in art. 245 lid 2 Rv, nu hij zowel vóór als tijdens de mondelinge behandeling in de gelegenheid is geweest om te reageren op het tijdig aangekondigde formele verweer van de Staat.
Eiseres 2: de Gedeco
5.5. De vorderingen zijn mede uit naam van 'de niet officieel opgerichte (informele) vereniging' Gedeco ingesteld, naar de voorzieningenrechter begrijpt als collectieve actie als bedoeld in art. 3:305a Burgerlijk Wetboek (hierna BW). Het betreft hier immers de belangen van gedetineerden die door de Gedeco worden nagestreefd. De Staat heeft de bevoegdheid van de Gedeco om als partij op te treden in een civielrechtelijke procedure betwist. Volgens de Staat is de Gedeco geen natuurlijk persoon of rechtspersoon en ontbreekt haar op die grond de bevoegdheid om als partij op te treden. Van bijzondere omstandigheden die dit anders zouden kunnen maken is niet gebleken, aldus de Staat.
5.6. Los van de vraag of het hier een vereniging betreft of dat de Gedeco - zoals door de Staat is betoogd - überhaupt niet als rechtspersoon is aan te merken, staat wel vast dat de Gedeco in ieder geval geen vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is die zich, blijkens in notariële akte ogenomen statuten, tot doel stelt deze collectieve belangen te behartigen. Gelet op het bepaalde in art. 3:305a BW zijn dit echter wel vereisten waaraan voldaan moet worden om een collectieve actie in te kunnen stellen.
5.7. De Gedeco zal, gelet op het voorgaande dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen en in de proceskosten van de Staat worden veroordeeld.
Eiser1: [eiser sub 1]
5.8. Vast staat dat [eiser sub 1] sinds 18 maart 2011 niet meer gedetineerd is. In dit verband heeft de Staat het verweer gevoerd dat [eiser sub 1] geen (spoedeisend) belang heeft bij zijn vorderingen. Dit verweer slaagt. Zoals hiervoor al overwogen, hebben de vorderingen nagenoeg geheel betrekking op de omstandigheden rond het gedetineerd zijn. [eiser sub 1] heeft weliswaar gesteld dat hij een zogenaamd 'lopend vonnis' heeft en dat daarom niet uitgesloten kan worden dat hij in de toekomst alsnog gevangenisstraf moet uitzitten, maar deze stelling kan hem niet baten. Of er voldoende spoedeisend belang bij toewijzing van de vordering bestaat, dient immers te worden beoordeeld op basis van de situatie zoals deze nu is. Op dit moment heeft [eiser sub 1], nu hij niet gedetineerd is in de PI, onvoldoende spoedeisend belang bij de vorderingen sub 1 en 2.
5.9. Ten aanzien van de vorderingen sub 3 en 4 geldt het volgende. De voorzieningenrechter begrijpt deze vorderingen, net als de Staat, aldus dat onder 3 een voorziening wordt gevorderd die betrekking heeft op het uitbetalen van resterend giraal beltegoed bij het verlaten van de PI en dat onder 4 een voorschot op schadevergoeding wordt gevorderd.
5.10. Beide vorderingen zijn te kwalificeren als geldvorderingen. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
5.11. Voor [eiser sub 1] zijn geen individuele feiten of omstandigheden gesteld (overigens voor geen enkele gedetineerde). Ten aanzien van de terugbetaling van giraal (bel)tegoed heeft te gelden dat namens [eiser sub 1] op geen enkele manier inzichtelijk is gemaakt of en zo ja, hoeveel giraal tegoed hij individueel terug te vorderen heeft. Terugbetaling van tegoeden vindt, zoals [eiser sub 1] zelf heeft gesteld, plaats bij het verlaten van de inrichting. De Staat heeft ter zitting gesteld dat het resterend giraal (bel)tegoed aan [eiser sub 1] is terugbetaald op het moment dat hij de PI heeft verlaten. Het bestaan van de gestelde vordering is in het kader van dit kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt.
5.12. Met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding zijn namens [eiser sub 1] geen feiten en/of omstandigheden gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat [eiser sub 1] persoonlijk schade heeft geleden, laat staan voor welk bedrag hij schade heeft geleden ten gevolge van de blokkering van collect call en calling card services. Bovendien blijkt uit het gestelde niet van een grondslag op basis waarvan de Staat gehouden zou zijn eventuele schade aan [eiser sub 1] te vergoeden. Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen sub 3 en 4 worden afgewezen.
Eiser 185: [eiser sub 185]
5.13. Uiteindelijk komt de voorzieningenrechter enkel ten aanzien van [eiser sub 185] toe aan een inhoudelijke beoordeling van het belangrijkste geschilpunt tussen partijen. De voorzieningenrechter stelt daarbij voorop dat aan de directeur van de PI de bevoegdheid toekomt om, indien nodig, telefoonnummers te blokkeren. De vordering, strekkende tot een algeheel verbod om telefoonnummers te blokkeren, zoals in de dagvaarding onder 1 geformuleerd, is alleen al om die reden niet toewijsbaar. Zij is veel te ruim en gaat geheel voorbij aan voormelde bevoegdheid.
5.14. Daarnaast geldt, voor zowel de vordering onder 1 als onder 2, het volgende. Art. 39 lid 1 Penitentiaire Beginselenwet (hierna Pbw) bepaalt dat de gedetineerde het recht heeft om ten minste eenmaal per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen en met behulp van een daartoe aangewezen toestel, gedurende tien minuten één of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. Vast staat dat, ondanks het blokkeren van de betreffende telefoonnummers en -diensten, dit recht van gedetineerden niet wordt geschonden.
5.15. Verder merkt de voorzieningenrechter op dat aan de directeur van de PI in algemene zin een grote mate van beleidsvrijheid toekomt. De Staat heeft gesteld dat de blokkeringsmaatregel in de eerste plaats noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde en veiligheid binnen de inrichting, omdat het technisch niet mogelijk is om bij gebruik van collect call of calling card services de telefoonnummers te traceren waar een gedetineerde naartoe belt. Daarmee zouden zowel algemene als persoonsgebonden zwarte lijsten kunnen worden omzeild door de bellende gedetineerde. Desgevraagd heeft de Staat verklaard dat zich in het verleden de situatie heeft voorgedaan dat een gedetineerde vanuit de inrichting ongeoorloofd contact heeft gezocht met een getuige. Daarnaast moet, volgens de Staat, ook voorkomen worden dat telefoongesprekken met geprivilegieerden worden opgenomen en dat is niet mogelijk als door het gebruik van collect call of calling card services niet te achterhalen is dat met een geprivilegieerd nummer wordt gebeld. De Staat heeft hierbij toegelicht dat de VoIP-controller en voicerecorder van elkaar onderscheiden dienen te worden. De VoIP-controller legt het gebruik van de gedetineerdentelefoons vast. De voicerecorder neemt het telefoongesprek zelf op. Zowel de VoIP-controller als de voicerecorder zien, volgens de Staat, uitsluitend het telefoonnummer van de collect call of calling card services en niet het nagekozen telefoonnummer. De VoIP-controller houdt nog wel bij hoeveel DTMF-codes (codes behorend bij het nagekozen nummer) worden ingetoetst, maar niet welke dat zijn geweest. Ten aanzien van de door de voicerecorder opgenomen gesprekken heeft de Staat nog aangevoerd dat het, gelet op het grote aantal gesprekken dat gevoerd wordt, ondoenlijk is om de gesprekken af te luisteren op het moment dat deze gevoerd worden. Het is dan enkel mogelijk om achteraf in te grijpen en niet reeds tijdens het (ongeoorloofde) gesprek. Op zichzelf vormen deze stellingen, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, valide argumenten om bepaalde telefoonnummers of -diensten te blokkeren.
5.16. [eiser sub 185] heeft het door de Staat gestelde veiligheidsdoel betwist en gesteld dat het altijd mogelijk is om te achterhalen met wie en naar welk nummer gebeld wordt vanuit de inrichting. Namens [eiser sub 185] is deze stelling enkel onderbouwd met een vage verwijzing naar een verklaring van horen zeggen van ene 'Dave'. Dit zou een medewerker van Telio betreffen.
5.17. Partijen staan lijnrecht tegenover elkaar in hun opvatting over de (on)mogelijkheid van het achterhalen van telefoonnummers. Dit betreft een technische discussie waarvoor nader feitenonderzoek plaats moet vinden om daarin helderheid te verkrijgen. Nog daargelaten of namens [eiser sub 185] voldoende is gesteld om een dergelijk onderzoek in een civiele bodemprocedure te rechtvaardigen, leent een kort gedingprocedure zich daar in ieder geval niet voor. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in het kader van dit kort geding door [eiser sub 185] dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de argumenten van de directeur van de PI, in het licht van diens beleidsvrijheid, niet valide zijn.
5.18. Op grond van het voorgaande komen de vorderingen sub 1 en 2 niet voor toewijzing in aanmerking.
5.19. Op grond van de hiervoor vermelde overwegingen (5.9 t/m 5.12) komen de vorderingen sub 3 en 4 evenmin voor toewijzing in aanmerking. Hetgeen ten aanzien van [eiser sub 1] is overwogen geldt ook voor [eiser sub 185]: er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld, betrekking hebbend op [eiser sub 185], waaruit het bestaan van een geldvordering of een recht op schadevergoeding van [eiser sub 185] jegens de Staat kan worden afgeleid.
De slotsom
Op basis van al hetgeen hiervoor is overwogen zullen de in dagvaarding sub 3 tot en met 184 en sub 186 tot en met 259 vermelde personen niet als eisers in dit kort geding worden aangemerkt, zal de Gedeco niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen en zullen de vorderingen ten aanzien van [eiser sub 1] en [eiser sub 185] worden afgewezen.
5.20. [eiser sub 1], Gedeco, [eiser sub 185] en [eiser in het incident] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen en de advocaat van eisers zal op grond van art. 245 Rv in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Staat worden begroot op:
- griffierecht EUR 568,00
- salaris advocaat 904,00
Totaal EUR 1.472,00
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
In het incident
6.1. staat [eiser in het incident] toe zich in de hoofdzaak aan de zijde van eisers te voegen,
6.2. compenseert de kosten van het incident, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
In de hoofdzaak
6.3. verstaat dat de in de dagvaarding sub 3 tot en met 184 en sub 186 tot en met 259 vermelde personen niet als eisers in dit kort geding worden beschouwd.
6.4. verklaart de Gedeco niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
6.5. wijst de vorderingen van [eiser sub 1] en [eiser sub 185] af,
6.6. veroordeelt [eiser sub 1], de Gedeco, [eiser sub 185], [eiser in het incident] en mr. Mühlstaff in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op EUR 1.472,00,
6.7. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2011.