ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ2939

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
19 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
542238 HA 11-31
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst na bedrijfsverplaatsing met verzoek om vergoeding

In deze zaak verzoekt de werknemer, hierna te noemen [verzoekster], de ontbinding van haar arbeidsovereenkomst met de besloten vennootschap ZORGPUNT PRAKTIJKEN B.V., h.o.d.n. Vitea B.V., gevestigd te Zwolle, na een bedrijfsverplaatsing van Voorburg naar Zwolle. Deze verplaatsing heeft geleid tot een aanzienlijke toename van haar reistijd, met een totale reisduur van vier uren per dag. De verzoekster heeft haar verzoek tot ontbinding ingediend op 17 februari 2011, met een verzoek om een vergoeding van € 55.000,00. Vitea heeft het verzoek tot ontbinding niet betwist, maar heeft wel bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de vergoeding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster sinds 1 februari 2007 in dienst is bij Vitea, en dat zij voorheen werkzaam was bij Arboplanning B.V. De functie van de verzoekster is medewerkster financiële administratie, met een salaris van € 2.533,33 bruto per maand. De bedrijfsverplaatsing heeft geleid tot een reistijd van bijna twee uren enkele reis, wat de verzoekster als onwerkbaar heeft ervaren. Vitea heeft verschillende voorstellen gedaan om de reistijd te compenseren, maar deze zijn door de verzoekster niet geaccepteerd.

De kantonrechter heeft de omstandigheden van de zaak gewogen, waaronder de leeftijd van de verzoekster, haar medische situatie en de redelijkheid van de voorstellen van Vitea. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verzoekster recht heeft op een vergoeding, waarbij de correctiefactor C is vastgesteld op 0,7. De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met ingang van 1 mei 2011, en de verzoekster ontvangt een vergoeding van € 27.770,36 bruto. De proceskosten worden gecompenseerd, tenzij de verzoekster haar verzoek intrekt.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
Zaaknr. : 542238 HA VERZ 11-31
Datum : 19 april 2011
Beschikking in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
verder te noemen [verzoekster],
gemachtigde mr. M. de Boorder,
tegen
de besloten vennootschap ZORGPUNT PRAKTIJKEN B.V., h.o.d.n. Vitea B.V.,
gevestigd te Zwolle,
verweerster,
verder te noemen Vitea,
gemachtigde mr. F.J. van Wijk.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift binnengekomen op 17 februari 2011
- het verweerschrift binnengekomen op 1 april 2011
- de brief met bijlagen namens [verzoekster] van 4 april 2011.
De mondelinge behandeling heeft op 5 april 2011 plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten nader toegelicht. Vervolgens is de uitspraak op heden bepaald.
Het geschil
[verzoekster] verzoekt de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in de omstandigheden, met toekenning van een vergoeding van € 55.000,00.
Vitea heeft niet het verzoek tot ontbinding maar wel het verzoek tot toekenning van een vergoe-ding tegengesproken.
De beoordeling
1.1
Tussen partijen staat het volgende vast.
1.2
[verzoekster], geboren [1954], is op 1 februari 2007 in loondienst van Vitea getreden. Aanvan-kelijk, op 19 augustus 2002, was zij in dienst getreden van Arboplanning B.V., later geheten Metaplanning B.V.
De functie van [verzoekster] is medewerkster financiële administratie. Haar salaris bedraagt € 2.533,33 bruto per maand en haar arbeidsduur is 28 uren per week (4 x 7 uren). [verzoekster] verrichtte haar werkzaamheden voorheen te Voorburg. Vitea heeft haar onderneming ingaande 1 september 2010 gereorganiseerd en de administratieve werkzaamheden te Zwolle geconcen-treerd, ten gevolge waarvan [verzoekster] met een reistijd woon-werkverkeer (van ‘deur tot deur’ met openbaar vervoer) van bijna twee uren enkele reis is geconfronteerd.
1.3
Vitea heeft in verband met de bezwaren van [verzoekster] tegen de reistijd aan haar meerdere voorstellen gedaan waaronder ook voorstellen om te komen tot een beëindiging van het dienst-verband. Zo heeft Vitea onder meer aangeboden dat gedurende het eerste halfjaar twee uren reistijd als werktijd worden aangemerkt en het daaropvolgende halfjaar één reisuur als werktijd, naast een volledige vergoeding van de kosten van het openbaar vervoer gedurende de periode van één jaar. In december 2010 heeft Vitea voorgesteld dat [verzoekster] tot 1 april 2011 op vier werkdagen van 10.00 tot 14.30 uur zal werken en daarna de overeengekomen 28 contractsuren per week, tenzij [verzoekster] haar contractsuren zou willen aanpassen aan hetgeen zij haalbaar acht. [verzoekster] heeft geen van deze voorstellen geaccepteerd.
1.4
Gerekend vanaf 11 oktober 2010 verricht [verzoekster] haar werkzaamheden te Zwolle, nadat zij zich aanvankelijk ziek had gemeld. Zowel volgens de bedrijfsarts (spreekuurverslagen van 3 september 2010 en van 7 oktober 2010) als de verzekeringsarts van het UWV (second opinion op verzoek van [verzoekster] van 7 oktober 2010) was van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte echter geen sprake. Het door de verplaatsing van de werkzaamheden naar Zwolle ontstane arbeidsconflict is als oorzaak van de klachten van [verzoekster] aangewezen.
1.5
Vitea heeft op 6 september 2010 een ontslagvergunning aangevraagd, welke aanvraag na ver-weer van de kant van [verzoekster], op 28 oktober 2010 is afgewezen.
2.
Aangezien [verzoekster] de ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt en Vitea zich bij dat verzoek neerlegt, zal de arbeidsovereenkomst op verzoek van [verzoekster] worden ontbon-den. Van strijd met een opzegverbod is niet gebleken.
Het twistpunt betreft de vraag of [verzoekster] recht heeft op een vergoeding en zo ja, tot welk bedrag. In verband hiermee overweegt de kantonrechter het volgende.
3.
De kantonrechter acht met name de volgende feiten en omstandigheden van belang.
a.
[verzoekster] heeft ter zitting aangevoerd dat zij op medische gronden niet in staat is gedurende vier dagen per week met de trein naar en van Zwolle te reizen. Volgens [verzoekster] kan zij het treinreizen thans alleen volhouden omdat zij pijnstillers slikt en ’s avonds vroeg naar bed gaat.
Deze stelling is op geen enkele wijze onderbouwd. Uit de hiervoor genoemde spreekuurversla-gen en de second opinion volgt niet dat [verzoekster] medisch gezien niet tot bedoeld treinreizen in staat is. Evenmin is deze stelling aannemelijk gemaakt door middel van het spreekuurverslag van 24 januari 2011 waarnaar [verzoekster] in dit verband heeft verwezen. Ook in dit verslag heeft de bedrijfsarts wederom vastgesteld dat de klachten van [verzoekster] voortkomen uit ‘onwelbevinden door het conflict’. De bedrijfsarts acht [verzoekster] arbeidsgeschikt nadat zij met haar werkgever heeft gesproken, waarbij de bedrijfsarts kennelijk doelt op de oplossing van het gerezen conflict samenhangend met de bedrijfsverplaatsing.
b.
De stelling van [verzoekster] dat zij medisch gezien niet in staat is vier dagen per week naar en van Zwolle met de trein te reizen blokkeert wel elke (financiële) oplossing van het conflict, tenzij de arbeidstijd per week wordt gehalveerd zodat [verzoekster] slechts twee dagen per week hoeft te reizen wat volgens haar nog wel haalbaar is. Die halvering is echter ook geen optie voor [verzoekster]. De kantonrechter heeft partijen om die reden tijdens de mondelinge behandeling niet naar de onderhandelingstafel verwezen om alsnog een voor beide partijen acceptabele fi-nanciële regeling overeen te komen. Door middel van een andere financiële regeling kan aan de bezwaren van [verzoekster] immers niet worden tegemoetgekomen.
c.
De hiervoor onder 1.3 verwoorde voorstellen van Vitea zijn niet onredelijk te noemen, maar wel aan de magere kant. Gegeven de gevorderde leeftijd van [verzoekster], waarbij reizen eerder als een bezwaar wordt ervaren, en de totale reisduur per dag (in totaal 4 uren per dag bij een werk-dag van 7 uren), had van Vitea een ruimhartiger voorstel mogen worden verwacht. Vooral de gewenningsperiode ten aanzien van de reistijd is aan de korte kant (uiteindelijk beperkt tot 1 april 2011, al was de reële werktijd tot die datum wel beperkt tot slechts 4½ uren per dag, im-mers van 10.00 tot 14.30 uur), terwijl ook de periode waarin de reiskosten worden vergoed (één jaar) aan de korte kant is. Daarbij moet dan wel weer worden aangetekend dat een ruimhartiger voorstel niet tot een oplossing had geleid, gegeven de bezwaren van [verzoekster] tegen het reizen op vier dagen.
d.
Van [verzoekster] kan in redelijkheid niet worden verlangd te verhuizen nu zij onweersproken heeft gesteld dat haar echtgenoot zelfstandig ondernemer (in VOF-verband) is, wat een verhui-zing bezwaarlijk maakt. Overigens heeft [verzoekster] aanvankelijk gesteld dat haar gezin af-hankelijk is van haar inkomen, maar die stelling is kennelijk slechts ten dele juist.
e.
De redelijkheid van het besluit van Vitea de administratieve werkzaamheden in Zwolle te con-centreren is door [verzoekster] niet ter discussie gesteld, zodat de kantonrechter dit tot uitgangs-punt neemt. Het tegenvoorstel van [verzoekster] gedurende twee dagen per week thuis werk-zaamheden te verrichten stuit bij Vitea op bezwaren, omdat [verzoekster] in verband daarmee beschikking moet hebben over stukken (facturen) die bij voorkeur op het kantoor van Vitea moeten blijven. De kantonrechter acht dit bezwaar uiteindelijk voldoende aannemelijk gemaakt, hoewel ook de indruk bestaat dat Vitea vanwege de haar irriterende opstelling van [verzoekster] niet (meer) gemotiveerd is aan (gedeeltelijk) thuiswerken haar medewerking te verlenen.
f.
[verzoekster] heeft onweersproken gesteld dat zij pogingen heeft ondernomen in de voorbije periode dichter bij huis een baan te vinden en dat zij daarin, mede ten gevolge van haar gevor-derde leeftijd, niet is geslaagd. Haar positie op de arbeidsmarkt is daarom bepaald niet florissant te noemen, al moet daarbij wel worden aangetekend dat de na de ontbinding van de arbeids-overeenkomst vermoedelijk intredende werkloosheid mede het gevolg is van de keuze van [ver-zoekster] zelf de arbeidsovereenkomst te doen beëindigen.
g.
De gevolgen van de keuze van Vitea de arbeid te Zwolle te concentreren komen geheel voor haar rekening en risico.
4.
Op grond van deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, en alle overige, hiervoor niet expliciet benoemde omstandigheden, is de kantonrechter van oordeel dat factor C op 0,7 moet worden vastgesteld.
5.
Hoewel de datum van indiensttreding 1 februari 2007 bedraagt heeft [verzoekster] voldoende aannemelijk gemaakt dat haar ten tijde van haar indiensttreding is meegedeeld dat voor wat betreft haar anciënniteit zal worden gerekend met de datum 19 augustus 2002. Dit volgt uit de e-mail van de heer [H] van 4 april 2011 die [verzoekster] ter zitting heeft getoond. In die e-mail staat onder meer ‘dat voor de medewerkers, zoals jij, die op verzoek van ons overgegaan zijn van Metaplanning naar Vitea de datum van indiensttreding bij Metaplanning (destijds Arbop-lanning) gehandhaafd wordt als eerste datum indiensttreding’.
De arbeidsovereenkomst zal met ingang van 1 mei 2011 worden ontbonden.
6.
Een en ander leidt tot de volgende met behulp van de computer gegenereerde berekening:
Naam: [verzoekster]
Geboortedatum: [1954] (56 jaar bij uitdiensttreding)
Datum in dienst: 19-8-2002
Datum uit dienst: 1-5-2011
Ongewogen dienstjaren: 8 jaren, 8 maanden, 12 dagen
Afgeronde dienstjaren: 9
Gewogen dienstjaren:
> 55: 2x 2 jaar: 4
45 - 55: 7x 1½ jaar: 10,5
Totaal: 14,5
Brutoloon: € 2.736 per maand
Waarvan vakantievergoeding: € 202,67 per maand
Correctiefactor: 0,7
Vergoeding: € 27.770,36
7.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, tenzij [verzoekster] van haar recht tot intrek-king gebruikt maakt. In dat geval zal zij de proceskosten van Vitea tot het hierna genoemde bedrag moeten vergoeden.
De beslissing
De kantonrechter:
1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2011, ten-zij [verzoekster] haar verzoek uiterlijk 29 april 2011 te 12.00 uur intrekt door middel van een aan de griffier van de sector kanton gestuurde brief/fax die uiterlijk voornoemd tijdstip moet zijn ontvangen;
2.
kent aan [verzoekster] een vergoeding toe van € 27.770,36 bruto en veroordeelt Vitea tot betaling van dit bedrag aan [verzoekster] tenzij [verzoekster] haar verzoek tijdig intrekt;
3.
compenseert de proceskosten in die zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen, tenzij [verzoekster] haar verzoek intrekt, in welk geval zij ter zake van salaris gemachtigde € 400,00 aan Vitea is verschuldigd;
4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Gegeven door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het bijzijn van de griffier uitgesproken in de openbare terechtzitting van 19 april 2011.