ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ2117

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
12 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
532412 CV 10-8451
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.C. Moorman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en ontbinding van een mobiele telefonieovereenkomst

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap InVesting B.V. betaling van een bedrag van € 357,81 vermeerderd met rente en kosten van de gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De gedaagde partij had een abonnement bij KPN B.V. voor mobiele telefonie, dat op 16 juli 2007 was verlengd. Ondanks een betalingsachterstand van € 20,- had KPN het abonnement op 29 maart 2010 beëindigd en de aansluiting afgesloten. InVesting, als cedent van KPN, vorderde het openstaande bedrag, maar de gedaagde partij voerde verweer. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij niet voldoende gelegenheid had gekregen om aan haar betalingsverplichting te voldoen, maar dat de ontbinding van de overeenkomst door KPN niet onterecht was. De kantonrechter concludeerde dat de tekortkoming van de gedaagde partij, gezien de geringe betekenis ervan, de ontbinding met de gevolgen niet rechtvaardigde. De vordering tot schadevergoeding werd afgewezen, maar de gedaagde partij werd wel veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag van € 20,-, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr.: 532412 CV EXPL 10-8451
datum : 12 april 2011
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap INVESTING B.V.,
gevestigd te Hilversum,
eisende partij,
gemachtigde Vesting Finance Incasso B.V. te Hilversum,
tegen
[gedaagde partij]],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als InVesting respectievelijk [gedaagde partij].
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Het geschil
InVesting vordert dat [gedaagde partij] zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 357,81 vermeerderd met rente en kosten.
[gedaagde partij] voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
1.
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten die, als gesteld en niet of onvoldoende weersproken, als vaststaand hebben te gelden.
1.1.
[gedaagde partij] heeft sinds tal van jaren bij KPN B.V. (verder: KPN) een abonnement voor mobiele telefonie. Op 16 juli 2007 heeft een verlenging van het contract plaatsgevonden. De maandelijks te betalen termijnen van € 20,- zijn steeds automatisch afgeschreven van de rekening van [gedaagde partij], echter voor het laatst in december 2009. De nota (d.d. 19 januari 2010) over januari 2010 is onbetaald gebleven. Op 5 februari 2010 is aan [gedaagde partij] een betalingsherinnering verzonden en op 22 februari 2010 heeft KPN [gedaagde partij] door middel van een sms-bericht ervan in kennis gesteld dat zij halfzijdig was afgesloten wegens betalingsachterstand. Dat bericht heeft [gedaagde partij] niet bereikt, naar zij meent omdat haar mobiele telefoon defect was. Op dezelfde datum heeft KPN aan [gedaagde partij] nogmaals schriftelijk verzocht tot betaling over te gaan.
1.3.
Op 26 februari 2010 heeft [gedaagde partij] de Primafoonwinkel te Meppel bezocht met de bedoeling een nieuwe mobiele telefoon te krijgen en met het oog daarop heeft zij haar abonnement andermaal voor twee jaar verlengd. Zij heeft bij die gelegenheid gratis een nieuwe mobiele telefoon ontvangen. Na een week bleek het echter niet meer mogelijk om daarmee te bellen.
1.4.
In 2009 is [gedaagde partij] verhuisd van [plaatsnaam] naar [woonplaats], zonder KPN daarvan op de hoogte te stellen. Begin maart 2010 heeft [gedaagde partij] aan KPN doorgegeven dat de facturen en correspondentie gezonden dienden te worden naar het [adres] te [plaats], zijnde het woonadres van haar dochter. Tot dat moment zijn facturen en brieven door KPN gezonden naar het adres van [gedaagde partij] in [plaatsnaam] en vanaf dat moment naar het adres in [plaats], met één uitzondering, te weten de brief van 11 maart 2010, die is verzonden naar het (nieuwe) woonde adres van [gedaagde partij]: [adres] te [woonplaats]. In die brief wordt [gedaagde partij] in de gelegenheid gesteld de volledige afsluiting van haar mobiele telefoonaansluiting te voorkomen door het openstaande bedrag van € 20,- vóór 18 maart 2010 te betalen.
1.5.
Wegens het uitblijven van betaling heeft KPN op 29 maart 2010 het abonnement beëindigd en de telefoonaansluiting afgesloten. Daarvoor heeft KPN [gedaagde partij] bij factuur van 30 maart 2010 een bedrag van € 537,32 in rekening gebracht.
1.6.
KPN heeft haar vordering op [gedaagde partij] gecedeerd aan InVesting, waarvan op 22 april 2010 mededeling is gedaan aan [gedaagde partij], onder gelijktijdige sommatie een bedrag van € 711,58 te voldoen. Na meerdere aanmaningen heeft InVesting op 9 september 2010 haar vordering verminderd tot € 441,24. [gedaagde partij] heeft de vordering van InVesting niet voldaan.
2.
InVesting doet haar vordering steunen op de tussen KPN en [gedaagde partij] gesloten overeenkomst en de daarmee toepasselijk geworden algemene voorwaarden.
3.
[gedaagde partij] heeft zich tegen de vordering verweerd door aan te voeren dat zij bij haar bezoek aan de Primafoonwinkel begin maart 2010 telefonisch contact heeft gehad met een helpdeskmedewerkster van KPN en haar gevraagd heeft de nog openstaande rekening van € 20,- te sturen naar het [adres] te [plaats], waarna echter geen nota is verzonden maar meteen een eindafrekening van ruim € 700,- in verband met de definitieve afsluiting. [gedaagde partij] acht dit disproprotioneel.
4.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.1.
Onbetwist is dat de maandelijkse termijn van € 20,- over januari 2010 door [gedaagde partij] niet is betaald. Onduidelijk is gebleven waarom de automatische afschrijving van de bankrekening van [gedaagde partij] na december 2009 niet meer in betaling heeft geresulteerd. Het uitblijven van die betaling komt evenwel voor risico van [gedaagde partij]. Het betoog van [gedaagde partij] komt erop neer dat zij onvoldoende gelegenheid heeft gekregen om die betaling alsnog te verrichten en dat daarom de gevolgen daarvan niet voor haar rekening kunnen worden gebracht.
4.2.
Door de betalingsherinnering van 5 februari 2010 had [gedaagde partij] kunnen weten dat er een betalingsachterstand van € 20,- was. Dat zij KPN niet op de hoogte heeft gebracht van haar verhuizing is een omstandigheid die maakt dat het verzenden van facturen naar haar oude adres voor haar risico moet komen. Het feit dat het sms-bericht van KPN van 22 februari 2010 [gedaagde partij] niet heeft bereikt komt voor risico van KPN. Echter door de op diezelfde datum verzonden schriftelijke betalingsherinnering had [gedaagde partij] opnieuw duidelijk kunnen zijn dat er een betalingsachterstand was.
4.3.
Ook daarna is [gedaagde partij] nog geïnformeerd over de betalingsachterstand en heeft zij de gelegenheid gehad om haar schuld te betalen. KPN heeft immers bij brief van 11 maart 2010 [gedaagde partij] in de gelegenheid gesteld de volledige afsluiting van haar mobiele telefoonaansluiting te voorkomen door het openstaande bedrag van € 20,- vóór 18 maart 2010 te betalen. Dat die brief is verzonden naar het (nieuwe) woonadres van [gedaagde partij] in [woonplaats] is curieus, want InVesting heeft met klem betwist dat KPN ooit een adreswijziging van [gedaagde partij] heeft ontvangen. Dat neemt echter niet weg dat die brief, naar [gedaagde partij] ook heeft erkend, naar het juiste adres is verzonden. Dat die brief wellicht, zoals door [gedaagde partij] is aangevoerd, vanwege haar psychische problemen en verblijf in een crisisopvang, aan haar aandacht is ontsnapt, is, hoe betreurenswaardig ook, niet een omstandigheid die aan KPN kan worden tegengeworpen.
4.4.
De slotsom van het vorenstaande is dat [gedaagde partij] niet kan worden gevolgd in haar betoog dat zij onvoldoende in de gelegenheid is geweest om alsnog aan haar betalingsverplichting te voldoen. Door hierin nalatig te blijven heeft zij in beginsel KPN reden gegeven tot ontbinding van de overeenkomst.
4.5.
Het betoog van [gedaagde partij], dat de verplichting om ruim € 700,- te betalen niet in verhouding staat tot haar betalingsachterstand van € 20,-, verstaat de kantonrechter als een verweer dat haar tekortkoming, gelet op de geringe betekenis ervan, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. In dit verband moet worden vastgesteld dat InVesting de stelling van [gedaagde partij] beaamt dat zij sinds jaar en dag klant is bij KPN en, tot eind december 2009, altijd tijdig heeft betaald. Voorts moet worden vastgesteld dat [gedaagde partij], naast een schuld aan KPN van € 20,-, ten tijde van de ontbinding een beltegoed had van € 26,69, waarmee zij een vordering op KPN had tot het verlenen van diensten ter waarde van dit bedrag. Volgens de algemene voorwaarden van KPN vervalt deze aanspraak, zonder enig recht op vergoeding, op het moment dat de overeenkomst wordt ontbonden. Tenslotte is van betekenis dat [gedaagde partij] op 26 februari 2010 haar abonnement heeft verlengd in de Primafoonwinkel, zijnde de winkel van KPN. Zij deed dat op grond van de aanname dat haar mobiele telefoon defect was. Waarschijnlijker is echter dat zij niet meer kon bellen omdat zij reeds vanaf 22 februari 2010 eenzijdig was afgesloten, zonder daarvan op de hoogte te zijn, waarbij dit laatste voor risico van KPN komt. In ieder geval had van KPN, die wist dat de aansluiting van [gedaagde partij] wegens betalingsachterstand halfzijdig buitengebruik was gesteld dan wel eerdaags buiten gebruik zou worden gesteld, mogen worden verwacht dat zij [gedaagde partij] daarop had gewezen alvorens opnieuw met haar een verlenging van het abonnement overeen te komen. Al deze omstandigheden bijeengenomen, is de kantonrechter met [gedaagde partij] van oordeel dat haar tekortkoming, gezien de bijzondere aard en geringe betekenis ervan, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.6.
[gedaagde partij] heeft geen vernietiging gevorderd van de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst. Die ontbinding heeft de kantonrechter dan ook als een gegeven te aanvaarden. Wel is de hiervoor verwoorde conclusie van betekenis voor de vordering tot schadevergoeding.
InVesting beroep zich daarvoor op artikel 1:13 van de algemene voorwaarden van KPN en op artikel 6:277 BW.
Artikel 1:13 van de algemene voorwaarden rept niet over schadevergoeding anders dan de mogelijkheid om kosten in rekening te brengen voor heraansluiting na een opschorting.
Op grond van artikel 6:277 BW is, ingeval van ontbinding, de partij wier tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd verplicht de schade van de tegenpartij te vergoeden.
Uit het vorenstaande volgt dat de tekortkoming van [gedaagde partij] geen grond heeft kunnen opleveren voor de ontbinding van de overeenkomst. Daarmee ontbreekt ook de rechtvaardiging van een verplichting tot schadevergoeding. De daartoe strekkende vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.7.
Uit hetgeen [gedaagde partij] heeft aangevoerd begrijpt de kantonrechter dat zij het bedrag van € 20,- nog steeds niet heeft betaald en dat zij erkent dat InVesting daar aanspraak op heeft. De vordering is derhalve tot dat bedrag toewijsbaar.
4.8.
De vordering inzake de rente is niet bestreden en, als steunend op de wet, toewijsbaar. Voor de ingangsdatum wordt aansluiting gezocht bij de factuur van 19 januari 2010 waaruit blijkt dat het bedrag omstreeks 26 januari 2010 had moeten worden afgeschreven van de rekening van [gedaagde partij].
4.9.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen. Naast het feit dat uiteindelijk slechts € 20,- voor toewijzing in aanmerking komt laat de kantonrechter daarbij het volgende wegen.
KPN heeft bij de beëindiging van het abonnement een nota verzonden voor een bedrag van € 537,32. Daarna heeft InVesting aanmaningen verzonden voor oplopende bedragen maar alle boven € 700,-. Dat is een verdubbeling ten opzichte van de hoofdsom zoals die in deze procedure is gevorderd. Dat een debiteur geen gevolg geeft aan dergelijke sommaties, ofwel omdat hij deze niet kan betalen ofwel omdat hij de gegrondheid ervan niet kan inzien, is een omstandigheid die voor risico moet komen van de crediteur, die op deze wijze overvraagt.
4.10.
Gelet op de uitkomst ziet de kantonrechter met betrekking tot de proceskosten aanleiding deze aldus te compenseren dat elke partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De kantonrechter:
I veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling aan InVesting van een bedrag van € 20,- vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag ingaande 26 januari 2010 tot de dag der algehele voldoening;
II bepaalt dat elk van de partijen de eigen proceskosten draagt;
III verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
IV wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. H.C. Moorman, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 12 april 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.