ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ1770
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onterecht aangemerkte aanvraag voor omzettingsvergunning kamerverhuur
In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een pand in Deventer, op 4 maart 2010 een melding gedaan bij het college van burgemeester en wethouders van Deventer over het gebruik van zijn pand voor kamerverhuur. Het college heeft deze melding echter aangemerkt als een aanvraag voor een omzettingsvergunning en heeft deze op 19 april 2010 buiten behandeling gesteld. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 16 november 2010 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft de zaak op 22 maart 2011 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R. van Eck, en het college werd vertegenwoordigd door mr. S. Dul en mr. J.D.M. Schut-van Wijk.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de melding van reeds bestaand gebruik als kamerverhuurpand ten onrechte als een aanvraag is aangemerkt. Volgens artikel 30, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet is het verboden om zelfstandige woonruimte om te zetten in onzelfstandige woonruimte zonder vergunning, maar dit verbod geldt niet voor reeds bestaand gebruik. De rechtbank oordeelt dat de melding van bestaand gebruik niet kan worden aangemerkt als een aanvraag en dat het college niet bevoegd was om hierop te beslissen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het besluit van 19 april 2010.
Daarnaast wordt het college veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 874,-- worden begroot, en moet het college het door eiser betaalde griffierecht van € 150,-- vergoeden. Tegen deze uitspraak staat voor zowel eiser als het bestuursorgaan hoger beroep open, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingesteld.