ECLI:NL:RBZLY:2011:BP8547

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
158582 / HA ZA 09-828
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van basisschool voor ongeval op schoolplein met glijbaan

Op 9 februari 2011 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een civiele zaak waarin een 10-jarig meisje, [A], gewond raakte op het schoolplein van basisschool [B] in [woonplaats]. Het ongeval vond plaats op 8 januari 2009, toen [A] tijdens het spelen op de glijbaan in botsing kwam met een ander kind, [C]. Door de botsing viel [A] met haar gezicht op de rand van de glijbaan, wat resulteerde in beschadiging van haar voortanden. De ouders van [A], [eiser sub 1] en [eiser sub 2], vorderden schadevergoeding van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Deventer, de beheerder van de school, op basis van onrechtmatige daad en wanprestatie. Zij stelden dat de school onvoldoende toezicht had gehouden op de glijbaan, vooral gezien de barre weersomstandigheden op de dag van het ongeval.

De rechtbank oordeelde dat de school niet onzorgvuldig had gehandeld. De rechtbank stelde vast dat een glijbaan een gebruikelijk speeltoestel is waar kinderen in het algemeen goed mee vertrouwd zijn. Het was niet redelijk om van de school te verwachten dat zij specifiek toezicht hield op het gebruik van de glijbaan. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat er specifiek toezicht nodig was, en dat de school niet aansprakelijk kon worden gesteld voor het ongeval. De vordering van de ouders werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van de school.

De uitspraak benadrukt de zorgplicht van scholen, maar ook de grenzen daarvan. De rechtbank erkende dat ongevallen op schoolpleinen kunnen voorkomen en dat scholen niet verantwoordelijk zijn voor elk incident dat zich voordoet, mits zij een redelijke mate van toezicht handhaven. De beslissing van de rechtbank is een belangrijke uitspraak in het kader van aansprakelijkheid en toezicht op schoolpleinen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rolnummer: 158582 / HA ZA 09-828
Vonnis van 9 februari 2011
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers, beiden in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van
[A], geboren op [datum],
advocaat mr. Ph.J.N. Aarnoudse te Deventer,
toegevoegd door RvR Arnhem onder nr 2DL7168,
tegen
de STICHTING OPENBAAR PRIMAIR ONDERWIJS DEVENTER,
gevestigd te Deventer,
gedaagde,
advocaat mr. R.K.E. Buysrogge te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiser] c.s. en Openbaar Primair Onderwijs Deventer genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- een akte
- een antwoordakte.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1
Op 8 januari 2009 heeft zich tijdens de pauze op het schoolplein van basisschool [B] in [woonplaats] -welke school onderdeel uitmaakt van de overkoepelende stichting Stichting Openbaar Primair Onderwijs Deventer- een ongeval voorgedaan. Bij het naar beneden glijden van de daar aanwezige glijbaan is een kind uit groep 3, [C] genaamd, tegen de zich (volgens Openbaar Primair Onderwijs Deventer) onderaan voor dan wel (volgens [eiser] c.s.) onderaan op de glijbaan bevindende, toen 10-jarige [A] uit groep 6 gebotst. [A] is de dochter van [eiser] c.s.. [A] is door de botsing met haar gezicht op de rand van de glijbaan gevallen. Twee voortanden van [A] zijn daarbij beschadigd. [A] is meteen na de botsing onder tandheelkundige hulp gesteld. De tandarts heeft beide tanden gefixeerd.
2.2
Toen het ongeval zich voordeed hield er niemand toezicht bij de glijbaan.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] c.s. hebben gevorderd -samengevat- de veroordeling van Openbaar Primair Onderwijs Deventer tot betaling van EUR 5.202,99, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Aan hun vordering hebben [eiser] c.s. ten grondslag gelegd, kort samengevat, dat Openbaar Primair Onderwijs Deventer primair uit hoofde van onrechtmatige daad en subsidiair uit hoofde van wanprestatie als bestuurder van [B] aansprakelijk is voor de door [A] ten gevolge van het ongeval geleden schade. Volgens [eiser] c.s. heeft [B] onvoldoende toezicht gehouden op hun aan haar toevertrouwde dochter. Volgens [eiser] c.s. had [B] een medewerker toezicht moeten laten houden bij de glijbaan. Deze medewerker had dan kunnen ingrijpen door [A] dan wel [C] te waarschuwen of tegen te houden. Een toezicht bij de glijbaan was volgens [eiser] c.s. te meer geboden gezien de barre weersomstandigheden op de dag van het ongeval. Volgens hen vroor het en was het spekglad. De schade bestaat uit materiële schade ten belope van in totaal EUR 202,99 en uit immateriële schade, waarvan het beloop begroot dient te worden op een bedrag van EUR 5.000,00, aldus [eiser] c.s..
3.3
Openbaar Primair Onderwijs Deventer heeft verweer gevoerd. Haar standpunt, voor zover relevant en summier samengevat, komt er op neer dat [B] voldoende toezicht heeft gehouden. Volgens haar was [B] niet verplicht tot het houden van toezicht bij de glijbaan ten tijde van het ongeval.
4. De beoordeling
4.1.
Voor wat betreft de primaire grondslag van de vordering stelt de rechtbank voorop dat op een basisschool, zoals [B], een bijzondere zorgplicht rust ten aanzien van de gezondheid en veiligheid van de kinderen, die aan haar zorg zijn toevertrouwd en onder haar toezicht staan. Die zorgplicht is echter niet onbegrensd. De maatschappelijke zorgvuldigheid vereist niet dat in zodanige mate toezicht wordt gehouden dat elke onregelmatigheid wordt opgemerkt. Zo is het dan ook algemeen aanvaard dat er zich ongevallen kunnen voordoen op een schoolplein.
4.2.
De hoofdvraag is of [B] in zodanige mate tekort is geschoten in voormelde op haar rustende zorgplicht dat gezegd kan worden dat zij heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. In het bijzonder draait het om de vraag of [B] onzorgvuldig heeft gehandeld door geen toezicht te laten houden bij de glijbaan ten tijde van het ongeval. Naar het oordeel van die rechtbank dient deze vraag ontkennend te worden beantwoord. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.3.
Een glijbaan is -net als een klimrek en een schommel- een vaak op schoolpleinen voorkomend speeltoestel met het gebruik waarvan kinderen in het algemeen goed vertrouwd zijn. Dat een glijbaan als zodanig gevaarzettend is, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden volgehouden. Als dat zo zou zijn, dan zouden er zich geen glijbanen op schoolpleinen bevinden. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft van een basisschool in het algemeen dan ook niet te verwacht te worden dat zij specifiek toeziet op het gebruik van de op het schoolplein aanwezige glijbaan door de op dat plein spelende kinderen. Voorts zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken, die maken dat ten aanzien van de onderhavige glijbaan juist wél specifiek toezicht op het gebruik daarvan vereist was, hetgeen bijvoorbeeld het geval geweest zou kunnen als de onderhavige glijbaan uitzonderlijk groot of lang was.
Op grond van het vorenstaande worden [eiser] c.s. dan ook niet gevolgd in hun stelling dat er sprake was van onvoldoende toezicht, omdat [B] niemand toezicht heeft laten houden bij de glijbaan. De door [eiser] c.s. in dit verband gestelde barre weersomstandigheden en de door hen beweerde gladheid, maken dit niet anders. Niet alleen zijn de desbetreffende stellingen in het licht van de daartegen door Openbaar Primair Onderwijs Deventer gevoerde verweren onvoldoende komen vast te staan, het valt ook niet in te zien waarom [B] vanwege die beweerde gladheid en barre weersomstandigheden toezicht had moeten laten houden bij de onderhavige glijbaan. Het zijn ook niet die beweerde gladheid en de gestelde barre weersomstandigheden die het ongeval hebben veroorzaakt, maar het feit dat [C] van de glijbaan naar beneden gleed op het moment dat [A] zich onderaan op dan wel voor de glijbaan bevond.
4.4.
Gelet op het vorenstaande is de vordering van [eiser] c.s., voor zover gebaseerd op de primaire grondslag van onrechtmatige daad, niet toewijsbaar.
4.5.
De vordering van [eiser] c.s. is evenmin toewijsbaar op basis van de subsidiaire grondslag van wanprestatie. Dat er ten tijde van het ongeval een contractuele relatie tussen partijen bestond, is niet gesteld, laat staan dat is gesteld of gebleken dat daaruit een verplichting voortvloeit die strekte tot het houden van toezicht bij de onderhavige glijbaan ten tijde van het ongeval.
4.6.
Reeds op grond van het vorenstaande zal de vordering worden afgewezen. De antwoorden op de vragen of het ongeval voorkomen had kunnen worden als het door [eiser] c.s. bepleite toezicht bij de glijbaan er wél was geweest en hoeveel schade er precies is geleden, waarover partijen eveneens hebben gedebatteerd, kunnen verder dan ook in het midden blijven.
4.7.
[eiser] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Openbaar Primair Onderwijs Deventer worden begroot op:
- vast recht EUR 313,00
- salaris advocaat 960,00 (2 1/2 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.273,00
4.8.
De door Openbaar Primair Onderwijs Deventer gevorderde vergoeding voor nakosten -waartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd- zal worden toegewezen. De tevens gevorderde vergoeding voor eventuele verdere executiekosten komt -bij gebreke van ook maar enige concrete onderbouwing- niet voor toewijzing in aanmerking.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Openbaar Primair Onderwijs Deventer tot op heden begroot op EUR 1.273,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, alsmede vermeerderd met een bedrag van EUR 131,00 voor nakosten zonder betekening van dit vonnis, dan wel EUR 199,00, ingeval van betekening van dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordeling onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2011.