RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Parketnummer: 07.662436-10 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 maart 2011
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in het [P.I. ]
1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek is aangevangen ter openbare terechtzitting van 11 januari 2011.
Op 17 februari 2011 is de zitting hervat en heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. Polat, advocaat te Lelystad. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J.E. Vink en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
De verdachte is, na een vordering aanpassing omschrijving tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2009 tot en met 31 mei 2010 te [plaats], in de gemeente [plaats] en/of in de gemeente [plaats] en/of te [plaats], in de gemeente [plaats] en/of in de gemeente [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[benadeelde partij 1], geboren op [geboortedatum] 1995 en/of
[benadeelde partij 2], geboren op [geboortedatum] 1993
heeft vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting en/of
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling en/of enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] zich daardoor beschikbaar stelden tot het verrichten van die handelingen en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting en/of seksuele handelingen met of voor (een) derde(n) tegen betaling
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] (onder andere)
- aangezet om in de prostitutie te gaan werken en/of
- voorzien van een werktelefoon en/of werkna(a)m(en) en/of
- van en naar hotels vervoerd om daar prostitutiewerkzaamheden te verrichten en/of
- instructies gegeven hoe ze met klanten moest(en) omgaan en/of
- tegen betaling en/of zonder condoom seksuele handelingen laten verrichten met klanten en/of
- gecontroleerd door met haar/hen te bellen en/of langs te komen tijdens de prostitutiewerkzaamheden en/of
- (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden afgenomen/afgepakt en/of laten afstaan,
terwijl die [benadeelde partij 1] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en/of terwijl die [benadeelde partij 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2009 tot en met 31 mei 2010 te [plaats], in de gemeente [plaats] en/of in de gemeente [plaats] en/of te [plaats], in de gemeente [plaats] en/of in de gemeente [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (een) geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van die/dat geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), dat die/dat geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 te [plaats], in de gemeente [plaats] en/of elders in Nederland, met [benadeelde partij 1], geboren op [geboortedatum] 1995, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1], hebbende verdachte (telkens) meerdere malen, in ieder geval éénmaal zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [benadeelde partij 1] en/of zijn penis in de mond van die [benadeelde partij 1] geduwd/gebracht/gestopt;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een kennelijke schrijffout. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
4.1 Inleiding
Bij de beoordeling van deze zaak stelt de rechtbank op basis van het voorliggende procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting het navolgende vast.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten
Op 30 mei 2010 wordt er aangifte gedaan van vermissing van twee minderjarige meisjes.
De ouders van deze meisjes verklaarden dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] sinds 29 mei 2010 werden vermist en er diverse verhalen rondgingen dat zij in het “loverboy”circuit terecht waren gekomen.
Op 8 juni 2010 doet [moeder benadeelde partij 1] aangifte van mensenhandel waarvan haar vijftienjarige dochter [benadeelde partij 1] ([voornaam benadeelde partij 1]), geboren [geboortedatum] 1995, het slachtoffer zou zijn geworden. Zij verklaarde op de slaapkamer van haar dochter een briefje te hebben gevonden waarin stond dat “[verdachte]” haar dochter had gevraagd “(…) zijn privéhoer te worden”. Vervolgens heeft mevrouw [moeder benadeelde partij 1] een gesprek gehad met de moeder van [benadeelde partij 2] ([voornaam benadeelde partij 2]). Tijdens dit gesprek bleek dat [voornaam benadeelde partij 2] aan haar moeder had verteld dat zij samen met [voornaam benadeelde partij 1] meerdere keren op hotelkamers seksuele handelingen hadden verricht tegen betaling. Het verdiende geld moesten ze afgeven aan “[verdachte]” en “[medeverdachte]”. Tevens verklaarde zij dat haar dochter in 2008 een relatie met verdachte had en dat er tijdens deze relatie ook sprake was van seksuele gemeenschap tussen haar dertienjarige dochter en verdachte.
Op 1 juli 2010 doet [moeder benadeele partij 2] aangifte van mensenhandel waarvan haar zestienjarige dochter [voornaam benadeelde partij 2], geboren op [geboortedatum] 1993 het slachtoffer zou zijn geworden. Aangeefster verklaarde dat zij een briefje had aangetroffen voorzien van de hotelnaam [hotel] met daarop de tekst “3 uur, 1 uur € 150, -, Hoi [hotel] hotel bij [restaurant], 150 p/u, 80 half uur, niet bij de receptie vragen, gelijk doorlopen en bellen, -21 jaar [werknaam benadeelde partij 1], bel me als er wat is”. Mevrouw [moeder benadeelde partij 2] had haar dochter geconfronteerd met voorgaand briefje waarop [voornaam benadeelde partij 2] verklaard had slachtoffer te zijn geworden van mensenhandel.
Naar aanleiding van bovenstaande werd er een strafrechtelijk onderzoek opgestart welk resulteerde in de aanhouding van verdachte en medeverdachte [medeverdachte].
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde wordt veroordeeld.
Hij heeft daartoe voor het onder 1. ten laste gelegde onder meer verwezen naar de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]. De officier van justitie heeft betoogd dat deze verklaringen objectief zijn getoetst aan de hand van diverse feitelijkheden (het aantreffen van de ID-kaart van [persoon X] en het afgaan van het brandalarm in het hotel) en zodoende als betrouwbaar aangemerkt kunnen worden.
Voorts heeft de officier van justitie betoogd dat het initiatief om [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in een uitbuitingssituatie te brengen van verdachte kwam. Verdachte heeft verklaard dat hij de minderjarige meisjes in contact heeft gebracht met medeverdachte [medeverdachte]. Het vervoeren naar de hotels heeft vervolgens plaats gevonden in de BMW van [medeverdachte].
Verdachte en zijn medeverdachte hebben beoogd voornoemde meisjes uit te buiten en ertoe te brengen dat zij zich prostitueerden zodat verdachte en medeverdachte daar voordeel uit konden trekken. Zij hebben instructies voor het uitvoeren van de seksuele handelingen gegeven door onder meer te zeggen dat de klant koning was, hebben hen condooms, werknamen ([werknaam benadeelde partij 1] en [werknaam]) en een werktelefoon verschaft en een contactadvertentie op [website] laten plaatsen door [persoon X]. Door sms-berichten te versturen controleerden zij [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2].
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben nauw en bewust samengewerkt om de minderjarige meisjes aan te zetten tot prostitutie. De smsjes van verdachte tijdens zijn transport naar [medeverdachte] met duidelijke instructies als het houden van zijn mond ondersteunen deze samenwerking.
Tot slot heeft de officier van justitie gewezen op het feit dat verdachte op de punten waar een verklaring meer dan wenselijk is geen verklaring heeft gegeven en dit zodoende mee kan wegen bij het bewijs.
Voor het onder 2. ten laste gelegde heeft de officier van justitie opgemerkt dat het geld dat witgewassen is afkomstig is uit de prostitutie van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2].
Met betrekking tot de onder 3. ten laste gelegde ontucht heeft de officier van justitie voor het bewijs gewezen op de verklaring van [benadeelde partij 1], de verklaring van haar vader en de opmerking van de raadsman van verdachte bij de rechter-commissaris dat hij zijn seksuele relatie met [benadeelde partij 1] had beëindigd.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft –zoals vervat in zijn pleitnota– algehele vrijspraak bepleit.
Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet zonder meer voor het bewijs gebruikt kunnen worden. De verklaringen zijn op essentiële punten verschillend van elkaar zodat ze niet als betrouwbaar aangemerkt kunnen worden.
Indien de verklaringen wel betrouwbaar geacht worden, blijkt dat er geen sprake is geweest van medeplegen van verdachte. Verdachte heeft verklaard hij de meisjes alleen heeft doorverwezen naar medeverdachte [medeverdachte] en beide meisjes verklaren dat verdachte op het moment van de prostitutiewerkzaamheden op 29 mei 2010 er niet bij betrokken was. Zodoende kan er niet gesproken worden van een nauwe en bewuste samenwerking.
Tevens heeft verdachte niet opzettelijk voordeel getrokken uit de uitbuiting en de seksuele handelingen die de meisjes hebben verricht. Verdachte stelt primair geen geld te hebben ontvangen. Subsidiair heeft de verdediging opgemerkt dat indien de verklaringen van de meisjes worden gevolgd er geen ondersteunend bewijs is dat verdachte daadwerkelijk geld heeft ontvangen.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte de meisjes er niet heeft toegebracht om zich te prostitueren. Medeverdachte [medeverdachte] heeft de meisjes van en naar hotels vervoerd, heeft hen instructies gegeven en onder andere voorzien van een werktelefoon.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat nu verdachte ontkent seksuele gemeenschap te hebben gehad met [benadeelde partij 1] er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Algemene overwegingen
Alvorens in te gaan op het ten laste gelegde overweegt de rechtbank het navolgende.
De leeftijd van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]
De rechtbank stelt voorop dat het onder 1. ten laste gelegde toeziet op het voordeel trekken uit seksuele handelingen door [benadeelde partij 1] met of voor een derde tegen betaling. Ten tijde van de ten laste gelegde periode van 15 december 2009 tot en met 31 mei 2010 had [benadeelde partij 1] de leeftijd van 15 (vijftien) jaar, zodat het strafverzwarende bestanddeel van artikel 273f lid 3 sub 2 van het Wetboek van Strafrecht aan de orde is.
De rechtbank overweegt voorts dat [benadeelde partij 2] ten tijde van de ten laste gelegde periode de leeftijd van 16 (zestien) jaren had.
Ten aanzien van beide meisjes geldt dat het mensenhandel betreft ten aanzien van minderjarigen en dwang geen vereiste is voor een bewezenverklaring. De leeftijd van de minderjarigen is een geobjectiveerd bestanddeel.
Oogmerk van uitbuiting
De rechtbank overweegt dat voor het ten laste gelegde oogmerk is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] werden of zouden worden uitgebuit.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
De rechtbank baseert zich in haar overwegingen op de verklaringen van [benadeelde partij 1] ([voornaam benadeelde partij 1]) en [benadeelde partij 2] ([voornaam benadeelde partij 2]). In tegenstelling tot hetgeen de verdediging heeft betoogd acht de rechtbank deze verklaringen gelet op de onderlinge consistentie en objectief getoetste feitelijkheden zoals het aantreffen van de ID-kaart van [persoon X] , het afgegane brandalarm op 30 mei 2010 in het [hotel] te [plaats] en het ophalen van [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2] door de [vader benadeelde partij 1] voldoende betrouwbaar om voor het bewijs te bezigen.
het vervoeren met het oogmerk van uitbuiting
- aanzetten om in de prostitutie te gaan werken;
- voorzien van een werktelefoon;
- van en naar hotels vervoeren om daar prostitutiewerkzaamheden te verrichten;
- instructies geven hoe ze met klanten om moesten gaan;
- tegen betaling seksuele jandelingen laten verrichten met klanten;
- controleren door te bellen;
het ertoe brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[voornaam benadeelde partij 2] [benadeelde partij 2]erklaart op 22 juni 2010 dat [voornaam benadeelde partij 1] bij het busstation in [plaats] aan haar vertelde dat verdachte haar erop had gewezen dat hij een goed aanbod had voor [voornaam benadeelde partij 2] en [voornaam benadeelde partij 1], waarbij ze veel geld konden verdienen door met mannen naar bed te gaan. [voornaam benadeelde partij 1] haalde verdachte erbij en hij vertelde dat hij connecties had en kon regelen dat beide meisjes veel geld (minimaal € 600, - tot € 1.000, - per dag) konden verdienen door met mannen seks te hebben. Verdachte benaderde [voornaam benadeelde partij 2] vervolgens voor geld voor benzine, zijn neef (medeverdachte [medeverdachte]) zou namelijk zo komen. [voornaam benadeelde partij 2] heeft daarop haar pinpas opgehaald en geld gepind voor verdachte. Dit vragen naar geld gebeurde vaker en uiteindelijk gaf [voornaam benadeelde partij 2] haar pinpas af aan verdachte. Dit afgeven van de pinpas gebeurde in het bijzijn van verdachte. Medeverdachte [medeverdachte] verklaarde dat verdachte de pinpas terug zou geven en [voornaam benadeelde partij 2] vertrouwde daarop. Uit bankafschriften bleek dat er in mei 2010 drie à vier keer geld is opgenomen in [plaats] en verdachte de rekening van [voornaam benadeelde partij 2] had leeg gehaald. [voornaam benadeelde partij 2] heeft het voorstel met [voornaam benadeelde partij 1] besproken en omdat zij geen andere oplossing zag om haar geld terug te krijgen heeft zij samen met [voornaam benadeelde partij 1] besloten seksuele handelingen te verrichten met derden tegen betaling. Op 21 mei 2010 moesten de meisjes om 08:00 uur bij busstation zijn.
[voornaam benadeelde partij 1] [benadeelde partij 1]erklaart op 4 oktober 2010 dat zij verdachte zag bij een busstation en hij haar vertelde over zijn oom –zijnde medeverdachte [medeverdachte]. [medeverdachte] liet meisjes voor zich werken en dat leverde veel geld op. Soms wel € 1.000, - per dag. Verdachte gaf aan dat het wel iets voor [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2] was. [voornaam benadeelde partij 1] heeft dit met [voornaam benadeelde partij 2] besproken. Later op de dag hebben [voornaam benadeelde partij 1], [voornaam benadeelde partij 2] en verdachte elkaar weer bij het busstation in [plaats] ontmoet. [voornaam benadeelde partij 2] gaf toen aan dat verdachte haar om geld voor benzine voor de auto van [medeverdachte] (medeverdachte [medeverdachte]) had gevraagd en zij haar pinpas op zou halen. [medeverdachte] zou die avond namelijk ook in [plaats] zijn. Uiteindelijk bleek dat [medeverdachte] die dag voor zaken in [plaats] was maar hij zou de vrijdag erna [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2] ontmoeten.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij met [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2] heeft gesproken over het prostitueren van hen en hen vervolgens heeft door verwezen naar medeverdachte [medeverdachte].
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte welbewust [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2] ertoe gebracht heeft om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. Verdachte erkent ook dat hij met de meisjes heeft gesproken over prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank overweegt dat blijkens de verklaringen van [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2] hij een geldschuld heeft gecreëerd bij [voornaam benadeelde partij 2] en zij geen andere uitweg zag om dit geld (van haar ouders) terug te krijgen dan door zich te prostitueren.
[voornaam benadeelde partij 2] verklaart voorts dat [voornaam benadeelde partij 1] en zij op 21 mei 2010 door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] opgehaald zouden worden. [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2] zijn met de trein naar [plaats] gereisd waar verdachte en [medeverdachte] hen in een zwarte BMW oppikten. De rest van de dag hebben zij met elkaar doorgebracht en de afspraak gemaakt dat de meisjes de volgende dag bij het busstation van [plaats] klaar moesten staan. [medeverdachte] gaf daarbij instructies over te dragen kleding, het door hem verschaffen van condooms en dat hij en verdachte hen de ochtend na het verrichten van de seksuele handelingen zouden oppikken bij het hotel. Terug in [plaats] bleek dat [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2] de laatste bus hadden gemist. De vader van [voornaam benadeelde partij 1] heeft hen toen opgehaald.
De eerste dag (23 mei 2010) waarop er seksuele handelingen met derden plaatsvonden, werden [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2] opgehaald door verdachte en [medeverdachte] en naar het [hotel] hotel in [plaats] gebracht. In de auto gaf [medeverdachte] aan dat zij de namen [werknaam benadeelde partij 1] en [werknaam] moesten gebruiken en moesten zeggen dat hun leeftijd 21 jaar was. Hij gaf hen een werktelefoon en noemde bedragen voor de seksuele handelingen. Verdachte gaf aan dat de meisjes niet mocht zoenen en condooms moesten gebruiken. Eenmaal op de hotelkamer lag er ook een briefje met daarop een prijslijst. [medeverdachte] belde op een gegeven moment op met de mededeling dat hij twee klanten had en binnen een korte tijd stonden er twee mannen voor de hotelkamer. Om 21:00 uur heeft verdachte samen met [medeverdachte] [voornaam benadeelde partij 2] en [voornaam benadeelde partij 1] opgehaald.
De tweede dag dat er seksuele handelingen plaats vonden, was verdachte niet meer in beeld. [medeverdachte] had tegen [voornaam benadeelde partij 2] doen voorkomen dat hij met verdachte ruzie had en dat de meisjes een keuze moesten maken tussen verdachte of hem. Op zondag (29 mei 2010) spraken zij weer af bij het busstation. [medeverdachte] kwam aanrijden en [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2] stapten in. In de auto bespraken zij dat [voornaam benadeelde partij 1] met de ID-kaart van [persoon X] een hotelkamer moest boeken voor [voornaam benadeelde partij 2]. Dit lukte in het [hotel] te [plaats]. [voornaam benadeelde partij 1] zou naar een hotel in [plaats] gaan. Per telefoon ontving [voornaam benadeelde partij 2] instructies wanneer er klanten zouden komen. In totaal kwamen er drie klanten. De volgende ochtend ging het brandalarm in het hotel af.
[voornaam benadeelde partij 1] verklaart over 21 mei 2010 dat zij en [voornaam benadeelde partij 2] op het treinstation in [plaats] werden opgepikt door verdachte. Met hem liepen ze naar de BMW van [medeverdachte]. In de auto bespraken ze de regels met verdachte en [medeverdachte]. Ook [voornaam benadeelde partij 1] verklaart over het missen van de bus en het ophalen door haar vader.
De volgende zondag (29 mei 2010) stonden [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2] bij het busstation in [plaats] waar [medeverdachte] hen met zijn BMW ophaalde en vervolgens naar het [hotel] hotel in [plaats] reed. Bij het hotel stapte hij uit en liep het hotel in. Bij het terugkeren gaf hij [voornaam benadeelde partij 1] een ID-kaart met daarop de naam van [persoon X] en de sleutel van de hotelkamer. [voornaam benadeelde partij 2] moest de naam [werknaam] aannemen en [voornaam benadeelde partij 1] de naam [werknaam benadeelde partij 1]. Door middel van smsjes en telefoon gesprekken hielden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] contact met hen. Na afloop kwamen verdachte en [medeverdachte] de meisjes met de BMW ophalen.
Over de tweede dag verklaart [voornaam benadeelde partij 1] dat verdachte niet meer in beeld was. [medeverdachte] telefonisch een hotelkamer reserveerde voor zijn vrouw. Dit deed hij met de ID-kaart van [persoon X]. [voornaam benadeelde partij 1] gebruikte deze ID-kaart ook om in te checken voor [voornaam benadeelde partij 2] in het hotel in [plaats]. Vervolgens heeft verdachte [voornaam benadeelde partij 1] naar het [hotel] hotel in [plaats] gebracht. Toen bleek dat [voornaam benadeelde partij 1] te weinig geld voor de hotelkamer had, heeft verdachte het resterende bedrag gebracht zodat de kamer betaald kon worden. Verdachte smste haar als er een klant zou komen. Toen er al een klant was, kwam verdachte naar de hotelkamer om condooms aan [voornaam benadeelde partij 1] te geven. Die dag had [voornaam benadeelde partij 1] twee klanten.
Uit bevraging van de bestanden van de Rijksdienst van het Wegverkeer bleek dat er op 14 mei 2010 een BMW op naam van medeverdachte [medeverdachte] is overgeschreven.
Uit een registratie- en boekingsformulier van het [hotel] hotel in [plaats] blijkt dat [medeverdachte] op 23 mei 2010 een hotelkamer heeft geboekt en met zijn pinpas heeft betaald. De manager van het hotel verklaart dat er nadat de man een hotelkamer had geboekt en het hotel had verlaten een blanke vrouw en een getinte vrouw het hotel binnen kwamen lopen en de geboekte hotelkamer binnen gingen.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft ter terechtzitting van 17 februari 2011 (als getuige) verklaard dat hij de hotelkamer in opdracht van verdachte heeft geboekt.
Getuige [persoon X] heeft ter terechtzitting van 17 februari 2011 verklaard dat zij bij haar eerder bij de politie afgelegde verklaring bleef. In haar verklaring bij de politie geeft [persoon X] aan dat zij op verzoek van verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] op 29 mei 2010 een contactadvertentie heeft geplaatst met de namen [werknaam benadeelde partij 1] en [werknaam].
De rechtbank is van oordeel dat gelet op voornoemde verklaringen, het aantreffen van de ID-kaart van [persoon X] op de slaapkamer van [voornaam benadeelde partij 1] en het briefje van [hotel] met daarop prijzen en de gegevens van de hotels wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte [voornaam benadeelde partij 1] [benadeelde partij 1]n [voornaam benadeelde partij 2] [benadeelde partij 2]eeft vervoerd met het oogmerk van uitbuiting. Verdachte wist dat door het vervoeren van beide meisjes naar hotels om aldaar aan de hand van de door hem dan wel medeverdachte [medeverdachte] gegeven instructies seksuele handelingen met derden tegen betaling te verrichten dat [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2] door verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] werden uitgebuit. Het boeken van hotelkamers, het geven van instructies en het laten plaatsen van een contactadvertentie door [persoon X] getuigen daar van.
opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting en seksuele handelingen
Met betrekking tot het voordeel trekken van verdachte uit de seksuele handelingen verricht door [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2] verklaart [voornaam benadeelde partij 2] dat zij op 23 mei 2010 het geld wat zij en [voornaam benadeelde partij 1] hadden ontvangen van de klanten in haar tas had. Eenmaal in de auto bij verdachte en [medeverdachte] vroeg verdachte wat ze verdiend hadden. De € 200, - die [voornaam benadeelde partij 2] in haar tas had, gaf zij af aan verdachte. [voornaam benadeelde partij 2] verklaarde het hier niet mee eens te zijn omdat de afspraak was dat verdachte en [medeverdachte] 25% van het door haar en [voornaam benadeelde partij 1] verdiende bedrag zouden ontvangen. Op 29 mei 2010 had [voornaam benadeelde partij 2] € 450, - verdiend. Dit geld heeft zij op 30 mei 2010, nadat [medeverdachte] herhaaldelijk had gesmst, overgedragen aan [medeverdachte].
[voornaam benadeelde partij 1] heeft verklaard dat verdachte haar op 23 mei 2010 belde met de mededeling dat hij samen met [medeverdachte] op de parkeerplaats bij het hotel in [plaats] stond. Verdachte zei vervolgens dat [voornaam benadeelde partij 1] het geld dat verdiend was naar hen moest brengen. Het geld dat [voornaam benadeelde partij 2] en [voornaam benadeelde partij 1] verdiend hadden, heeft [voornaam benadeelde partij 1] overgedragen aan verdachte en [medeverdachte]. Op 29 mei 2010 belde verdachte rond 20:00 uur naar [voornaam benadeelde partij 1] en zei dat hij op de parkeerplaats bij het hotel in [plaats] stond en dat [voornaam benadeelde partij 1] het geld mee moest nemen. [voornaam benadeelde partij 1] is naar beneden gelopen en heeft het geld (€ 345, - ) aan verdachte gegeven.
Gelet op de verklaringen van [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2] is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen die deze minderjarige meisjes hebben verricht. Het verweer van de verdediging dat het door [voornaam benadeelde partij 1] ontvangen smsje dat zij geld moest afdragen aan verdachte geen ondersteuning vindt in overig bewijs wordt verworpen. Immers de verklaring van [voornaam benadeelde partij 2] weerlegt dit.
tezamen en in vereniging plegen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging heeft gehandeld met medeverdachte [medeverdachte]. Zij overweegt daartoe het navolgend.
Het is verdachte geweest die het initiatief heeft genomen om [voornaam benadeelde partij 2] [benadeelde partij 2] [voornaam benadeelde partij 1] [benadeelde partij 1]rtoe te brengen om zich beschikbaar te stellen om seksuele handelingen tegen betaling met derden te verrichten. Hij heeft samen met medeverdachte [medeverdachte] zowel [voornaam benadeelde partij 2] als [voornaam benadeelde partij 1] vervoerd naar de hotels. Vervolgens heeft hij samen met [medeverdachte] diverse instructies met betrekking tot de te verrichten seksuele handelingen aan de meisjes gegeven en samen met [medeverdachte] voordeel getrokken uit de seksuele handelingen die [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2] hadden verricht. De rechtbank acht de rol van verdachte in deze zelfs een cruciale rol in het handelen met betrekking tot [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2]. Beide meisjes hebben immers verklaard dat zij naar aanleiding van het ‘aanbod’ dat verdachte deed en door de door verdachte gecreëerde geldschuld zichzelf hebben geprostitueerd.
De rechtbank acht de nauwe en bewuste samenwerking gelet op de verklaringen van [voornaam benadeelde partij 1] en [voornaam benadeelde partij 2] bewezen en is van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] heeft gehandeld. Het feit dat verdachte niet alle uitvoeringshandelingen met betrekking tot het ten laste gelegde heeft verricht, doet daar niet aan af.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Hetgeen hierboven omschreven is onder het kopje opzettelijk voordeel trekken, impliceert dat verdachte het door [voornaam benadeelde partij 1] [benadeelde partij 1]n [voornaam benadeelde partij 2] [benadeelde partij 2]erdiende geld, afkomstig uit de door hen verrichte seksuele handelingen – mensenhandel– samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft witgewassen. Verdachte en zijn medeverdachte wisten dat het geld afkomstig was van een misdrijf.
De rechtbank acht het onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2].
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1. en 2. ten laste gelegde op verschillende strafbepalingen toeziet die ieder een ander belang beschermen en dat daarom geen sprake is van eendaadse samenloop zoals artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht beoogt.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, buiten echt, als bedoeld in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, van [benadeelde partij 1], terwijl deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008.
Door verdachte wordt ontkend dat er tussen hem en [benadeelde partij 1] seksuele handelingen hebben plaatsgevonden die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, in de vagina. Verdachte heeft verklaard dat er wel sprake was van een relatie tussen hem en [voornaam benadeelde partij 1], maar dat dit een kalverliefde was.
[voornaam benadeelde partij 1] [benadeelde partij 1]eeft verklaard dat zij een relatie heeft gehad met verdachte toen zij dertien of veertien jaar oud was. Ten tijde van deze relatie heeft zij ook seksuele gemeenschap met verdachte gehad. De seksuele handelingen bestonden uit het oraal bevredigen van verdachte, het vingeren van [voornaam benadeelde partij 1] door verdachte en het penetreren door verdachte.
De moeder van [voornaam benadeelde partij 1], mevrouw [moeder benadeelde partij 1] verklaart dat haar dochter, geboren op [geboortedatum] 1995, in de tijd dat zij bij [plaats] verbleef in 2008 een relatie had met verdachte. Verdachte kwam ook bij de [familie benadeelde partij 1] thuis. Mevrouw [moeder benadeelde partij 1] verklaart dat haar dochter vanaf haar twaalfde al seks met verdachte had en dat daar niets tegen te beginnen was. Dit wordt bevestigd door de vader van [voornaam benadeelde partij 1], de heer [vader benadeelde partij 1]. Hij meent dat het zeer waarschijnlijk is dat zijn dochter een seksuele relatie had met verdachte te meer nu er gebruikte condooms werden gevonden.
De rechtbank stelt vast dat het directe bewijs voor de precieze aard en omvang van de seksuele contacten berust op de verklaringen van [voornaam benadeelde partij 1]. Haar ouders hebben van haar vernomen dat de ten laste gelegde handelingen hebben plaatsgevonden. Dit bewijs wordt evenwel ondersteund door de eigen waarnemingen van de ouders van zaken die wijzen in de richting van de gestelde gedragingen, zoals bijvoorbeeld voornoemde condooms en het zich samen terugtrekken van verdachte en [voornaam benadeelde partij 1] op de kamer van [voornaam benadeelde partij 1]. Verdachte heeft erkend dat hij gedurende negen maanden een relatie met [voornaam benadeelde partij 1] had en dat hij ook bij haar thuis kwam.
De rechtbank concludeert dat er gelet op het voorgaande–ondanks de ontkennende verklaring van verdachte– voldoende wettig bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank heeft op grond van voornoemde bewijsmiddelen ook de overtuiging dat verdachte de seksuele handelingen zoals is ten laste gelegd heeft verricht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 15 december 2009 tot en met 31 mei 2010 te [plaats], en in de gemeente [plaats] en te [plaats], en in de gemeente [plaats], tezamen en in vereniging met een ander
[benadeelde partij 1], geboren op [geboortedatum] 1995 en
[benadeelde partij 2], geboren op [geboortedatum] 1993
heeft vervoerd met het oogmerk van uitbuiting en
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling en enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en zijn mededader wisten dat die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] zich daardoor beschikbaar stelden tot het verrichten van die handelingen en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting en seksuele handelingen met of voor derden tegen betaling
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader telkens
die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] onder andere
- aangezet om in de prostitutie te gaan werken en
- voorzien van een werktelefoon en/of werknamen en
- van en naar hotels vervoerd om daar prostitutiewerkzaamheden te verrichten en
- instructies gegeven hoe ze met klanten moesten omgaan en
- tegen betaling seksuele handelingen laten verrichten met klanten en
- gecontroleerd door met hen te bellen en
- telkens een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden laten afstaan,
terwijl die [benadeelde partij 1] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en terwijl die [benadeelde partij 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt.
2.
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 15 december 2009 tot en met 31 mei 2010 te [plaats], en in de gemeente [plaats] en/of te [plaats] en in de gemeente [plaats], tezamen en in vereniging met een ander, telkens geldbedragen heeft verworven, terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten, dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
3.
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 te [plaats] met [benadeelde partij 1], geboren op [geboortedatum] 1995, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1], hebbende verdachte, in ieder geval éénmaal zijn penis en vingers in de vagina van die [benadeelde partij 1] en zijn penis in de mond van die [benadeelde partij 1] gebracht/gestopt.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1:
Mensenhandel, door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, terwijl een persoon de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, strafbaar gesteld bij artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2:
Witwassen, strafbaar gesteld bij artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, strafbaar gesteld bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten
8 OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 ( twee en veertig) maanden met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. In deze strafeis is rekening gehouden met de ernst van de feiten, de strafverzwarende factoren van een slachtoffer die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en het tezamen en in vereniging opereren en daarnaast de proceshouding van verdachte.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de door hem betoogde vrijspraak, niets aangaande de op te leggen straf opgemerkt.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft met zijn bewezen verklaarde handelen welbewust en op manipulatieve wijze misbruik gemaakt van zijn (minderjarige) slachtoffers. Bij het begaan van de bewezen verklaarde feiten heeft hij geen enkel respect getoond voor de slachtoffers. Verdachte heeft enkel en alleen gehandeld uit eigen winstbejag. Hij heeft door minderjarige meisjes aan te zetten tot prostitutie geen, althans onvoldoende ontzag getoond voor hun zelfbeschikkingsrecht en heeft daarbij de lichamelijke integriteit ernstig geschaad. Bovendien neemt verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen en bagatelliseert hij bij herhaling zijn handelen zonder zich te realiseren wat de gevolgen zijn voor zijn slachtoffers. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
De ernst van de bewezen verklaarde feiten en de gevolgen voor de slachtoffers rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank, mede vanwege de generale preventie, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf in ogenschouw
dat het LOVS geen richtlijnen heeft gegeven voor straftoemeting bij mensenhandel. Wel zijn er richtlijnen die gelden voor zeer ernstige zedenmisdrijven. De rechtbank zoekt aansluiting bij deze richtlijnen. Ten nadele van de verdachte weegt de rechtbank mee dat het niet aan verdachte heeft gelegen dat de minderjarige meisjes ‘slechts’ gedurende twee dagen zichzelf hebben geprostitueerd. Het is gebleven bij een beperkt aan keren doordat de omgeving van de meisjes zeer oplettend is geweest, signalen heeft opgepikt en hierop adequaat heeft gereageerd. De samenleving dient beschermd te worden tegen het op deze wijze doelbewust ‘selecteren’ van kwetsbare slachtoffers voor prostitutiewerkzaamheden.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij blijkens het hem betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 14 december 2010 niet eerder ter zake van een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank ook acht geslagen op straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken.
9.1 [benadeelde partij 1]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde partij 1] (gemachtigde mr. A. Koopsen te Alkmaar) zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. en 3. ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op € 2.914, -, zijnde materiële schade à € 914, - (afgedragen geldbedragen, reiskosten en vervangen kleding) en immateriële schade à € 3.000, -. Voor het immateriële bedrag is verwezen naar vergelijkbare jurisprudentie en de verklaring van een psycholoog waarin duidelijk wordt dat [voornaam benadeelde partij 1] lijdt aan een posttraumatische stressstoornis. Het totale bedrag wordt als een voorschot gevorderd inclusief wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft met betrekking tot de vordering opgemerkt dat de vordering onderbouwd is met psychische schade als gevolg van gedwongen prostitutie, terwijl er van dwang geen sprake is. Voor wat betreft de materiële schade is het bedrag ten aanzien van de kleding niet onderbouwd en is het geld dat afgedragen zou zijn niet toewijsbaar gezien het feit dat benadeelde zelf ook schuldig is door deze bedragen afkomstig van prostitutie aan te nemen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] rechtstreekse schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1. bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte ernstige schade heeft toegebracht aan benadeelde. Haar psycholoog omschrijft deze schade als diep ingrijpend in de persoonlijkheid en acht therapie voor langere duur noodzakelijk. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat mensenhandel schade toebrengt aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. De door benadeelde opgelopen schade is zoals de psycholoog omschrijft groot en dit wordt niet verminderd door het reeds voor het bewezen verklaarde seksueel actief zijn van benadeelde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de immateriële schade integraal (als voorschot) kan worden toegewezen.
Ten aanzien van de materiële schade overweegt de rechtbank dat de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden die benadeelde aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte] heeft afgedragen inkomsten zijn die de benadeelde heeft verdiend. De rechtbank is van oordeel dat het afgedragen bedrag ( € 500, -) wat benadeelde op 29 mei 2010 heeft verdiend van het bedrag dient te worden afgetrokken.
De hoogte van de schade is vast komen te staan op een bedrag van € 3.414, -.
De vordering van de benadeelde partij dient voor het meerdere, als zijnde onvoldoende onderbouwd, te worden afgewezen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom ten behoeve van genoemd slachtoffer.
9.2 Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde partij 2] (gemachtigde mr. A. Koopsen te Alkmaar) zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op € 3.190, -, zijnde immateriële schade à € 2.000, - en materiële schade à € 1.190, - ( eigen bijdragen consult psycholoog, gepinde geld en afgedragen geldbedragen). Voor het immateriële bedrag is onder meer verwezen naar vergelijkbare jurisprudentie en het behandeltraject dat de benadeelde volgt bij orthopedagoog Brinkman. Het totale bedrag wordt als een voorschot gevorderd inclusief wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft met betrekking tot de vordering opgemerkt dat de immateriële schade onderbouwd is met de psychische schade die veroorzaakt zou zijn door gedwongen prostitutie en het oplopen van een seksueel overdraagbare aandoening (SOA). Van dwang is geen sprake geweest en het oplopen van een SOA is niet te wijten aan verdachte nu uitdrukkelijk is aangegeven dat de seksuele handelingen dienden plaats te vinden met voorbehoedsmiddelen (condooms). De afgedragen geldbedragen afkomstig van de prostitutie zijn niet toewijsbaar. Dit geldt ook voor het gevorderde pinbedrag. Verdachte heeft niets te maken gehad met dit pinnen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] rechtstreekse schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1. bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte ernstige schade heeft toegebracht aan benadeelde. Ten gevolge van het bewezen verklaarde heeft de benadeelde ernstige psychische en lichamelijke klachten gekregen. Zij heeft een SOA opgelopen en zich onder behandeling moeten stellen van een psycholoog. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat mensenhandel schade toebrengt aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers. Ook al zou de door de verdediging geponeerde stelling dat de door de benadeelde opgelopen SOA niet aan verdachte verweten kan worden juist zijn, dan nog ist de rechtbank van oordeel dat de gevorderde immateriële schade recht doet aan de psychische en lichamelijke schade die de benadeelde heeft opgelopen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de immateriële schade integraal (als voorschot) kan worden toegewezen.
Ten aanzien van de materiële schade overweegt de rechtbank dat de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden die benadeelde aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte] heeft afgedragen inkomsten zijn die de benadeelde heeft verdiend. De rechtbank is van oordeel dat het afgedragen bedrag ( € 450, -) wat benadeelde op 29 mei 2010 heeft verdiend van het bedrag dient te worden afgetrokken.
De hoogte van de schade is vast komen te staan op een bedrag van € 2.740, -.
De vordering van de benadeelde partij dient voor het meerdere, als zijnde onvoldoende onderbouwd, te worden afgewezen.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom ten behoeve van genoemd slachtoffer.
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36f, 57, 245 en 273a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Ten aanzien van de tenlastelegging
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zes en dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van
€ 3.414, -;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende te [plaats], van een bedrag van € 3.414, -, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 23 mei 2010, tot die van de voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 3.414, -, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 44 (vier en veertig) dagen hechtenis;
bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst de vordering voor wat betreft het overige af;
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van
€ 2.740, -;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], wonende te [plaats], van een bedrag van € 2.740, -, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voorzover zijn mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 23 mei 2010, tot die van de voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 2.740, -, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 37 (zeven en dertig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- wijst de vordering voor wat betreft het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Schroten, voorzitter, mrs. A. I. van der Kris en R.M. van Vuure, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2011.