ECLI:NL:RBZLY:2011:BP7932

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
432391 HA 10-352
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst afgewezen wegens te snel verlies van vertrouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 1 maart 2011 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van de stichting Woningstichting De Veste tegen een werknemer, hierna te noemen [verwerende partij]. De Veste verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat zij stelde dat de arbeidsverhouding ernstig verstoord was. De werknemer had in het verleden een e-mail van zijn leidinggevende verwijderd, wat door De Veste werd aangemerkt als een ernstige inbreuk op het vertrouwen. De werknemer had echter verklaard dat hij zijn werkzaamheden wilde hervatten en dat herstel van de arbeidsverhouding mogelijk was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat De Veste te snel het vertrouwen in de werknemer had opgezegd. De rechter oordeelde dat de werknemer, ondanks het e-mailincident, recht had op een kans om zich te rehabiliteren. De kantonrechter benadrukte dat een verstoorde arbeidsverhouding niet automatisch leidt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, vooral niet als er nog mogelijkheden zijn voor herstel. De rechter wees erop dat De Veste onvoldoende had aangetoond dat de eerdere voorvallen, die zij aanhaalde ter onderbouwing van haar verzoek, daadwerkelijk tot een verstoorde relatie hadden geleid.

De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en partijen opgedragen om in gesprek te gaan over de re-integratie van de werknemer bij De Veste. Tevens werd De Veste veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging bij ontbindingsverzoeken en het bieden van kansen voor herstel in de arbeidsrelatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
Zaaknr. : 532391 HA VERZ 10-352
Datum : 1 maart 2011
Beschikking in de zaak van:
de stichting WONINGSTICHTING DE VESTE,
gevestigd te Ommen,
verzoekende partij,
verder te noemen De Veste,
gemachtigde mr. M.F.H.M. van Haastert,
tegen
[verwerende partij],
wonende te [woonplaats]
verwerende partij,
verder te noemen [verwerende partij],
gemachtigde mr. H. Wielink.
Verloop van de procedure
De volgende stukken bevinden zich in het dossier:
-verzoekschrift met producties
-verweerschrift met producties
-brief namens [De Veste] met producties van 20 januari 2011
-brief namens [De Veste]met productie van 21 januari 2011
-brief namens [verwerende partij] met productie van 11 februari 2011
-brief namens [De Veste] met productie van 14 februari 2011.
De mondelinge behandeling heeft op 14 februari 2011 plaatsgevonden. Beide partijen zijn verschenen en hebben hun standpunten nader toegelicht.
Daarna is de uitspraak op vandaag vastgesteld.
Geschil
De Veste verzoekt, kort samengevat, de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verwe-rende partij].
[verwerende partij] bestrijdt dit verzoek en heeft subsidiair aanspraak gemaakt op een ver-goeding van € 35.000, op doorbetaling van zijn (jaar)salaris, en op betaling van € 35.000 smartengeld.
Beoordeling
1.
De kantonrechter gaat van de volgende vaststaande feiten uit.
[verwerende partij], geboren [1974], is op 1 januari 1994 in loondienst van De Veste getreden.
Het salaris van [verwerende partij] bedraagt thans € 3.625,-- bruto per maand exclusief vakan-tietoeslag. Zijn functie is medewerker bedrijfsbureau.
Bij brief van 8 april 2009 heeft De Veste [verwerende partij] gedurende drie dagen geschorst omdat [verwerende partij] in strijd met de autorisatieregeling een e-mail van de computer van zijn leidinggevende, de heer [H], heeft verwijderd. De Veste heeft in verband hiermee aan [ver-werende partij] onder meer het volgende geschreven: ‘U hebt…ernstig inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat de organisatie in u mag hebben en wij rekenen u die inbreuk zwaar aan.’ en ‘Wij verwachten van u dat u gaat omzien naar een andere werkkring. Binnen de Veste is geen plaats voor mensen die op genoemde wijze het vertrouwen beschamen. U wordt uitgesloten van deelname aan het plenair overleg en overige bedrijfsactiviteiten die niet gerelateerd zijn aan uw functie totdat u een andere werkkring hebt gevonden. U bent en blijft uitgesloten van de rege-ling flexibele beloning’.
Na afloop van de schorsing diende [verwerende partij] onder leiding van de heer [U] zijn werk-zaamheden op een andere afdeling te hervatten.
Op 14 april 2009 heeft [verwerende partij] zich ziek gemeld en hij acht zich onafgebroken, thans gedeeltelijk, te weten voor 50%, arbeidsongeschikt.
2.
Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is, kort gezegd, gebaseerd op de stelling dat de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig is verstoord. De Veste heeft desgevraagd ver-klaard geen andere beëindiging van het conflict te willen dan door middel van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Een andere oplossing acht zij niet reëel. [verwerende partij] daar-entegen heeft verklaard dat hij, ondanks dit standpunt van De Veste, zijn werkzaamheden bij haar wil hervatten en hij acht een herstel van de verhouding haalbaar mits ook De Veste inzet op de continuering van het dienstverband. Ter zitting bleken partijen niet tot overeenstemming te kunnen komen.
3.
De kantonrechter overweegt thans het volgende.
Een verstoorde arbeidsverhouding, waarvan hier evident sprake is, kan een voldoende gewichti-ge reden vormen de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Daarmee is niet gezegd dat een versto-ring van de onderlinge verhouding tot een ontbinding móet leiden. Ontbinding kan plaatsvinden indien de verstoring op (een) begrijpelijke en aanvaardbare grond(en) berust of indien de versto-ring de uitkomst is van een niet of nauwelijks meer te ontrafelen proces waaraan beide partijen in de loop van de tijd hun ‘bijdrage’ hebben geleverd. Indien één der partijen het vertrouwen te snel heeft opgezegd en de andere partij een herstel van de arbeidsverhouding nog wel mogelijk acht, dan kan er grond bestaan het verzoek tot ontbinding af te wijzen en partijen naar de ge-sprekstafel te verwijzen, al dan niet onder leiding van een mediator.
De kantonrechter is van oordeel dat deze situatie zich voordoet en overweegt in verband daar-mee het volgende.
4.
Vaststaat dat [verwerende partij] aan [H], wiens tijdelijk arbeidscontract niet zou worden ver-lengd, een link naar een vacaturesite heeft gemaild en vervolgens die e-mail van de computer van [H] heeft verwijderd. Het toezenden en verwijderen van deze, op zichzelf onschuldige, e-mail rechtvaardigt niet dat De Veste op 8 april 2009 haar vertouwen in [verwerende partij] defi-nitief heeft opgezegd, ook al mocht de computer uitsluitend zakelijk worden gebruikt en was de verwijdering van de e-mail in strijd met de autorisatieregeling. [H] zélf had de inlogcode van zijn computer aan [verwerende partij] verstrekt, en De Veste had daaruit kunnen en behoren te begrijpen dat [H] er kennelijk geen bezwaar tegen had indien [verwerende partij] in een voor-komend geval zich de toegang tot zijn computer verschafte. Een schriftelijke verklaring van die strekking is door [H] op 19 januari 2010 afgelegd en door [verwerende partij] overgelegd. Van belang is in dit verband uiteraard ook dat [H] de leidinggevende van [verwerende partij] was.
5.
De Veste heeft de verstoorde arbeidsverhouding mede gebaseerd op een aantal andere, eerdere voorvallen. Volgens De Veste was [verwerende partij] niet tevreden met zijn functie (die bood hem onvoldoende uitdaging) en zijn salaris (dat was te laag). [verwerende partij] is, aldus De Veste, medio 2008 op grond van de uitkomsten van een psychologische test te verstaan gegeven dat een promotie er niet in zat, waarna [verwerende partij] een negatieve houding aannam (zoals diens verzet tegen de geldende regels omtrent reizen en roken in eigen tijd). Ook heeft [verwe-rende partij] zonder positief resultaat bij andere werkgevers gesolliciteerd. [verwerende partij] nam geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen aandeel in de foutieve vaststelling van de zoge-heten bedrijfswaarde eind 2008, hoewel de procedure om te komen tot die vaststelling de ver-antwoordelijkheid van [verwerende partij] was. En eveneens eind 2008 hebben [verwerende partij] en een vrouwelijke collega elkaar in het bijzijn van collega’s fysiek benaderd, wat als ongepast is ervaren, aldus De Veste.
6.
[verwerende partij] heeft een en ander gemotiveerd bestreden. [verwerende partij] waardeert de uitkomst van de psychologische test juist positief, en hij bestrijdt dat die uitkomst zijn werkhou-ding negatief heeft beïnvloed. De foutieve vaststelling van de bedrijfswaarde is volgens [verwe-rende partij] het gevolg van onjuiste gegevens afkomstig van derden, welke stelling De Veste ter zitting als juist heeft erkend. [verwerende partij] stelt dat hij (ook) een vriendschappelijke verhouding met bedoelde vrouwelijke collega had en dat van ongewenst en ongepast gedrag geen sprake is geweest.
7.
De kantonrechter stelt vast dat de beweerde kritiek op de houding en het functioneren van [ver-werende partij] tot begin april 2009 niet heeft geleid tot een aantoonbare correctie van de kant van De Veste. De Veste heeft gesteld dat de eerder genoemde voorvallen niet hebben geleid tot ‘waarschuwingsgesprekken of iets dergelijks’. Op 10 oktober 2008, dus betrekkelijk kort voor het ‘e-mailincident’ heeft de directeur van De Veste nog aan [verwerende partij] geschreven: ‘Zaken lopen momenteel goed (anders dan vorig jaar). Wat mij betreft mag je ingaande 010109 naar 92% van je schaal. Ik hoop (niet te verwarren met uitgestelde teleurstelling) dat hieruit voldoende waardering blijkt.’ [verwerende partij] had op dat moment een salaris van 84% van de voor hem geldende schaal.
De kantonrechter is van oordeel dat De Veste de juistheid van haar kritiek op het gedrag en het functioneren van [verwerende partij] voorafgaand aan het e-mailincident niet aannemelijk heeft gemaakt, terwijl vaststaat dat zij die beweerde kritiek niet tijdig en helder met [verwerende par-tij] heeft gecommuniceerd.
8.
De Veste is gerechtigd bij de beoordeling van het handelen en nalaten van haar medewerkers een strenge maatstaf te hanteren zoals zij, naar eigen zeggen, voorstaat maar die beoordeling moet wel tot een rechtvaardige, dat wil zeggen een redelijke en billijke uitkomst leiden. De Ves-te hanteert blijkens haar ‘Handvest ter ondersteuning en behoud van integriteit, waarden en normen binnen de Veste’ een ‘positieve mensvisie’, dat wil zeggen: ‘De mens is primair geneigd tot het goede en wordt soms verleid tot minder goede dingen’. Uitgaande van deze visie zou er in beginsel ruimte moeten zijn om een medewerker de kans te bieden zijn ‘minder goede din-gen’ te corrigeren en hem een herkansing te bieden. Te meer, indien het ‘minder goede’ slechts het onderhavige e-mailincident betreft.
9.
Na de ziekmelding van [verwerende partij] op 14 april 2009 heeft geen gesprek gericht op een mogelijk herstel van de arbeidsverhouding met (de directeur van) De Veste plaatsgevonden, hoewel [verwerende partij] daarom wel heeft gevraagd. Van de kant van De Veste is, voortbor-durend op haar onverbiddelijke wens afscheid van [verwerende partij] te nemen, ingezet op de re-integratie bij een andere werkgever, al legt artikel 7:658a lid 1 BW het primaat bij de re-integratie in het bedrijf van de eigen werkgever. Slechts indien de werknemer de eigen arbeid niet meer kan verrichten en geen ander passend werk bij de eigen werkgever voorhanden is, kan (beter gezegd: moet) gestreefd worden naar re-integratie bij een andere werkgever. Aanvanke-lijk (in juni 2009) heeft [verwerende partij] met de re-integratie tweede spoor ingestemd, maar later, in november 2009, is hij daarop teruggekomen en heeft hij zijn wens zijn eigen werk te hervatten, kenbaar gemaakt. Rechtens relevant is de instemming van [verwerende partij] met het tweede spoor hier niet. Immers, dat spoor houdt uitsluitend verband met het door De Veste ge-wenste vertrek van [verwerende partij], terwijl de re-integratie in het eigen werk bij De Veste mogelijk ([verwerende partij] mocht volgens het advies van de bedrijfsarts van 18 mei 2010 weer 5 x 4 uren per week werken) én verplicht is. De aanvankelijke instemming van [verweren-de partij] met het voorstel elders te re-integreren ontslaat De Veste niet van haar primaire wette-lijke plicht ex artikel 7:658a lid 1 BW. Het UWV heeft dan ook op begrijpelijke gronden geoor-deeld dat De Veste niet aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan en aan haar een loonsanctie van 52 weken opgelegd. Dat de functie van [verwerende partij] inmiddels door een derde wordt vervuld is bij dit alles evenmin van belang. De Veste heeft de ‘vacature’ ontstaan door de arbeidsongeschiktheid van [verwerende partij] en haar wens afscheid van hem te nemen reeds in mei 2009 opgevuld. Zij heeft daarmee veel te voortvarend gehandeld.
10.
De slotsom is dat het verzoek tot ontbinding moet worden afgewezen. Partijen zullen met elkaar in gesprek dienen te gaan. Insteek van het gesprek moet zijn dat [verwerende partij] re-integreert bij De Veste.
11.
[verwerende partij] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek De Veste te veroor-delen tot betaling van het salaris gedurende de periode van de loonsanctie, omdat de onderhavi-ge procedure zich daarvoor niet leent. Verwijzing naar de dagvaardingsprocedure op de voet van artikel 69 Rv. kan achterwege blijven omdat niets erop wijst dat De Veste niet bereid is het salaris te voldoen zolang zij daartoe rechtens is gehouden.
12.
In de uitkomst van de procedure ligt besloten dat De Veste in de proceskosten wordt veroor-deeld.
De beslissing
De kantonrechter:
1.
wijst het verzoek af;
2.
veroordeelt De Veste in de proceskosten, tot op heden aan de kant van [verwerende partij] begroot op € 400,00 wegens salaris gemachtigde.
Gegeven door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het bijzijn van de griffier uitgesproken in de openbare terechtzitting van 1 maart 2011.