RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 10/1201
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel,
verweerder.
Bij besluit van 7 april 2010 heeft verweerder eisers aanvraag om subsidie voor individueel agrarisch beheer gedeeltelijk goedgekeurd. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 11 juni 2010 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 25 januari 2011 behandeld. Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mevr. mr. C.J.M. Daniëls.
Op 15 november 2010 heeft eiser bij verweerder een aanvraag (genummerd 7148510) ingediend teneinde in aanmerking te komen voor een subsidie in het kader van het Subsidiestelsel natuur en landschapsbeheer (SNL). Bij zijn aanvraag heeft eiser de topografische kaart en de tabel Overzicht beheereenheden agrarisch gevoegd. Op de kaart heeft eiser zijn perceel botanisch hooiland in Schoonhetensbroek geheel omlijnd en ingetekend als beheereenheid 1 van 2,42 ha en beheereenheid 2 van 0,10 ha. In de tabel meldt eiser dezelfde beheereenheden.
Bij zijn primaire besluit heeft verweerder subsidie toegekend voor beheereenheid 1. De subsidie voor beheereenheid 2 heeft verweerder geweigerd, omdat deze niet voldoet aan het vereiste behorend bij het agrarisch beheerpakket van een minimale oppervlakte van 0,5 ha.
In zijn bezwaarschrift vordert eiser van verweerder subsidie voor het gehele perceel. Eiser is van oordeel dat verweerder zijn perceel om onduidelijke redenen heeft gesplitst en dat hij nimmer heeft bedoeld om voor twee afzonderlijke percelen subsidie te vragen. Eiser geeft aan zijn aanvraag digitaal te hebben willen indienen. Hij kon daarbij niet het gehele perceel intekenen, maar enkel 2 aparte percelen. Op de papieren versie heeft hij het perceel weliswaar ook aangevraagd als twee afzonderlijke beheereenheden, maar dat was omdat de vorige aanvraag ook gesplitst was in twee percelen. Hij wijst daarbij op de eerdere toekenning van subsidie in het kader van de Subsidieregeling Agrarisch natuurbeheer (SAN) van 31 maart 2004 (nummer 4945867).
In zijn beslissing op bezwaar stelt verweerder dat eiser bij zijn SAN-aanvraag uitsluitend subsidie gevraagd heeft voor beheereenheid 1. Voorts stelt verweerder uit te moeten gaan van de juistheid van eisers oorspronkelijke SNL-aanvraag, omdat de SNL geen mogelijkheid biedt om de aanvraag met terugwerkende kracht te wijzigen nadat reeds subsidie is verleend, behoudens indien in de bezwaarfase blijkt van een kennelijke fout. Van een kennelijke fout acht verweerder echter geen sprake.
In beroep betwist eiser dat geen sprake is van een kennelijke fout, nu hij het gewenste perceel bij zijn aanvraag geheel heeft omlijnd en uitsluitend om redenen van perceelsaanduiding een afzonderlijke nummering te hebben aangebracht. Verder stelt eiser daartoe dat verweerder bij zijn SAN-aanvraag heeft vastgesteld dat het één perceel betrof, zoals het ook bij het Overzicht Geregistreerde Subsidieverlening (OGS) op 10 augustus 2009 wordt gezien. Bij het verweerschrift brengt verweerder in aanvulling op het bestreden besluit daar tegen in, dat het OGS ziet op eisers aanvraag in het kader van de Bedrijfstoeslagregeling van 2009 (BTR09). Daarin heeft eiser, anders dan in zijn beroepschrift gesteld, aangegeven dat het perceel uit twee delen bestaat.
In dit geding dient te worden getoetst of verweerder bij het bestreden besluit terecht heeft besloten om eiser geen SNL-subsidie toe te kennen voor een deel van zijn perceel botanisch hooiland van 0,1 ha. Daarbij staat de vraag centraal, of verweerder bij de beoordeling van eisers SNL-aanvraag er van had moeten uitgaan dat eiser niet voor van twee afzonderlijke beheereenheden van 2,4 ha onderscheidenlijk 0,1 ha subsidie heeft willen aanvragen, maar voor één perceel botanisch hooiland van 2,5 ha. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en oordeelt ten aanzien daarvan als volgt.
De rechtbank concludeert, dat eiser zijn schriftelijke aanvraag om in aanmerking te worden gebracht voor een SNL-subsidie zo heeft ingediend, dat feitelijk subsidie werd gevraagd voor twee afzonderlijke beheereenheden, namelijk beheereenheid 1 van 2,4 ha en beheereenheid 2 van 0,1 ha. De rechtbank leidt dit af uit de door eiser bij zijn aanvraag zelf ingevulde tabel, waarin deze splitsing is aangegeven, alsook de bijgevoegde kaart, waarin hij zijn perceel heeft omlijnd en daarbinnen beide beheereenheden heeft vermeldt met de betreffende nummers. Eisers stelling dat dit het gevolg is geweest van het feit dat hij zijn aanvraag op de door hem bedoelde wijze niet digitaal kon indienen, maakt dit niet anders. Nu de gegevens in de door eiser ingediende aanvraag als onvolledig noch als innerlijk tegenstrijdig zijn aan te merken, is de rechtbank van oordeel dat verweerder bij de beoordeling van die aanvraag er niet van uit hoefde te gaan dat eiser de bedoeling had om voor één perceel subsidie aan te vragen. De rechtbank laat daartoe mede wegen, dat het correct en conform de bedoeling indienen van een aanvraag om een (financiële) voorziening naar vaste rechtspraak behoort tot de verantwoordelijkheid van de indiener. Daarbij geldt voorts, dat – ondanks dat de verwarring bij eiser in deze de rechtbank niet onbegrijpelijk voorkomt – verweerder niet de instantie geweest is die de naar de stelling van eiser onjuiste cartografische weergave van zijn perceel in het verleden in de registers heeft ingetekend.
Verweerder is bij de primaire beoordeling van eisers aanspraken op SNL-subsidie naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht uitgegaan van de gegevens als vermeld in eisers aanvraag van 15 november 2010.
Verweerder voert het beleid, als neergelegd in het werkdocument AGR 49533/2002 van de Europese Commissie, dat eenmaal vastgestelde subsidietoekenningen, in bezwaar kunnen worden gewijzigd, indien deze toekenning berust op een aanvraag waarin een kennelijke fout is geslopen. Onder kennelijke fouten verstaat verweerder in dit verband fouten in de aanvraag die bij eerste onderzoek direct in het oog springen, zoals niet ingevulde vakjes, dan wel bij controle gebleken tegenstrijdigheden, zoals rekenfouten, een gebrekkige samenhang van gegevens of verwisseling van cijfers of nummers. De rechtbank acht dit beleid niet onaanvaardbaar of anderszins in strijd met een redelijke beleidsbepaling.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat van een zodanige fout in de aanvraag van eiser geen sprake is.
Verweerder heeft dan ook in redelijkheid tot zijn beslissing kunnen komen om in bezwaar vast te houden aan de aanvraag die eiser oorspronkelijk heeft ingediend en die als zodanig ten grondslag heeft gelegen aan de aan eiser toegekende subsidie voor beheereenheid 1.
Nu gesteld noch gebleken is, dat verweerder de SNL-subsidie voor beheereenheid 1 onjuist heeft vastgesteld, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in stand moet worden gelaten. Het beroep is daarom ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, en door hem en R.K. Witteveen als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag