ECLI:NL:RBZLY:2011:BP5034

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
526130 CV 10-7455
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor schade door bouwhekken op onverlichte weg

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 25 januari 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eisende partij en een gedaagde partij, waarbij de eisende partij vorderde dat de gedaagde partij aansprakelijk werd gesteld voor schade aan zijn auto. De eisende partij, die op 17 november 2008 met zijn auto de bouwplaats van de gedaagde partij opreed, stelde dat bouwhekken, die door de gedaagde partij waren geplaatst, door toedoen van een derde op de weg waren beland en schade aan zijn voertuig hadden veroorzaakt. De eisende partij vorderde een schadevergoeding van € 2.079,67, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De gedaagde partij heeft de vordering bestreden en aangevoerd dat de schade niet aan haar kan worden toegerekend. De kantonrechter heeft de stelling van de eisende partij beoordeeld aan de hand van de zogenaamde Kelderluik-criteria, die de omstandigheden van het geval in ogenschouw nemen, zoals de waarschijnlijkheid van ongevallen en de ernst van de gevolgen. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij onvoldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd die erop wezen dat de gedaagde partij onrechtmatig had gehandeld door de bouwhekken niet voldoende te beveiligen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eisende partij afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eisende partijen om voldoende bewijs te leveren van onrechtmatig handelen en de verantwoordelijkheid van gedaagde partijen om risico's te beheersen, maar ook de grenzen van aansprakelijkheid in situaties waarin externe factoren een rol spelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr.: 526130 CV 10-7455
datum : 25 januari 2011
Vonnis in de zaak van:
[eisende partij],
wonende te [woonplaats],
eisende partij, verder te noemen: ‘[eisende partij]’,
gemachtigde mr. J.A. Wesdijk, verbonden aan GGN Maas-Delta te Rotterdam,
rolgemachtigde GGN Tijhuis & Partners te Meppel,
tegen
de besloten vennootschap [gedaagde partij]
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde partij, verder te noemen: ‘[gedaagde partij]’,
procederende bij haar controller, [O].
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding d.d. 18 oktober 2010
- het antwoord van [gedaagde partij] (d.i. de brief van 1 november 2010)
- de repliek van [eisende partij] d.d. 30 november 2010 en
- de dupliek van [gedaagde partij] (d.i. de brief van 15 december 2010).
Het geschil
De vordering van [eisende partij] strekt ertoe dat [gedaagde partij] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.079,67, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2010 over € 1.485,00, met veroordeling van [gedaagde partij] in de kosten van deze procedure.
[gedaagde partij] heeft de vordering bestreden en de afwijzing daarvan bepleit.
De beoordeling
1.
In geschil is het antwoord op de vraag of [gedaagde partij] gehouden is om aan [eisende partij] een schadevergoeding te betalen, zoals [eisende partij] stelt en [gedaagde partij] bestrijdt.
2.
[eisende partij] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij op maandag 17 november 2008 met de aan hem toebehorende auto (Ford Escort met kenteken [kentekennummer]) om omstreeks 06.30 uur de bouwplaats ‘[A]’ opreed om naar zijn werk te gaan en plotseling de aan [gedaagde partij] toebehorende hekken tegen zijn auto aanvielen. Als gevolg daarvan is zijn auto ‘total loss’ verklaard omdat de herstelkosten meer bedroegen dan de dagwaarde ad € 1.400,00. [eisende partij] heeft wat betreft de toedracht van de aanrijding verwezen naar het door hem ingevulde aanrijdingsformulier d.d. 17 november 2008, de brief van de Regiopolitie Flevoland d.d. 24 november 2009 met als onderwerp ‘bevestiging van aanrijding op 17 november 2008’ en een door zijn collega, [E] te [plaats], ingevuld en ondertekend verklaringsformulier d.d. 29 november 2008.
3.
[gedaagde partij] heeft de door [eisende partij] gegeven toedracht bestreden en aangevoerd dat uit de brief van de Regiopolitie d.d. 24 november 2009 juist blijkt dat er eerder - in het weekend van 15 en 16 november 2008 - een aanrijding heeft plaatsgevonden, getuige de resten van achterlichten e.d., waardoor de hekken kennelijk zijn losgeraakt en dat [eisende partij] over die losgeraakte hekken is heengereden. [gedaagde partij] heeft voorts aangevoerd dat haar medewerkers op vrijdag 14 november 2008 de bouwplaats hebben afgesloten om daar pas op maandag 17 november 2008 om 07.00 uur terug te keren. Omdat er in de tussentijd geen personele bezetting op de bouwplaats aanwezig was om een aanrijding te voorkomen, kan haar niet worden verweten dat zij de losgeraakte bouwhekken niet heeft verwijderd.
4.
De kantonrechter begrijpt de stellingname van [eisende partij] aldus dat hij stelt dat [gedaagde partij] jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld omdat deze hekken haar eigendom zijn, die hekken niet zodanig vaststonden dat zij niet konden omvallen en dat de omstandigheid dat zij wel zijn omgevallen en schade konden toebrengen aan zijn auto voor haar rekening en risico dient te komen.
5.
Op zichzelf is juist dat [gedaagde partij] als eigenaar en gebruiker van de hekdelen een eigen en zelfstandige verantwoordelijkheid heeft om zoveel mogelijk te voorkomen dat het inherent aan (haar gebruik van) de hekdelen verbonden gevaar zich zou verwezenlijken. Of het in het leven roepen of laten voortbestaan van dergelijk gevaar onrechtmatig is, hangt echter af van de omstandigheden van het geval. Daarbij dienen in ieder geval betrokken te worden: de mate van waarschijnlijkheid dat anderen niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid in acht nemen, de grootte van de kans dat dit tot ongevallen leidt, de ernst van de gevolgen van zodanige ongevallen en de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen (de zogenaamde Kelderluik-criteria, zie HR 5 november 1965, NJ 1966, 136).
6.
In voormeld kader is van belang dat [eisende partij] niet heeft bestreden dat de aangereden hekdelen door (medewerkers van) [gedaagde partij] op de namiddag van de voorafgaande vrijdag 14 november 2008 zijn gebruikt om de toegang van haar bouwplaats af te sluiten. Gesteld noch gebleken is dat de hekken daarbij niet deugdelijk zijn geplaatst. [eisende partij] heeft evenmin betwist [gedaagde partij] stelling dat de hekken op enig moment in het weekend van 15 en 16 november 2008 zijn losgeraakt doordat deze door een andere auto zijn geramd, getuige de ter plaatse aangetroffen resten van achterlichten van een auto en het ontbreken van de hekken voor de afsluiting van de toegang van haar bouwplaats. Op die stelling van [gedaagde partij] is [eisende partij] immers niet ingegaan en hij heeft in dat verband alleen gesteld dat de hekdelen losstonden tegen andere vaste hekken en dat die losse hekdelen omvielen, naar de kantonrechter begrijpt op het moment dat hij met zijn auto genaderd was. [eisende partij] heeft daarbij evenmin bestreden de in [gedaagde partij]s betoog besloten stelling dat zij ([gedaagde partij]) de aanwezigheid van de losse hekdelen op de locatie van de aanrijding, te weten op de (bouw)weg, die parallel liep aan de vaste omheining van de bouwplaats, op enige afstand (enkele meters) van de toegang tot haar bouwplaats, als zodanig niet heeft beïnvloed of beoogd. Tegenover het verweer van [gedaagde partij] dat zij niet kon voorzien dat die hekdelen los zouden raken en op enige afstand (enkele meters) op die (bouw)weg terecht zouden komen, heeft [eisende partij] niets naders gesteld over de mate van waarschijnlijkheid van de aanrijding als de onderhavige.
7.
[eisende partij] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat [gedaagde partij] door de wijze van afzetting van de toegang tot haar bouwplaats dan wel het onbeheerd achterlaten en/of het tussentijds ongecontroleerd laten van haar bouwplaats en van met name de door haar geplaatste toegangshekken een redelijkerwijs niet verantwoord risico heeft genomen.
8.
Gelet op het voorgaande heeft [eisende partij] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om aan te nemen dat er bij de wijze waarop [gedaagde partij] haar bouwplaats had afgezet een zodanige kans op ernstige ongevallen werd gecreëerd dan wel bleef voortbestaan dat het niet treffen van andere maatregelen haar als onrechtmatig moet worden verweten.
9.
Andere feiten en omstandigheden aan de hand waarvan voormelde criteria kunnen worden getoetst, zijn gesteld noch gebleken. Een en ander betekent dat [gedaagde partij] geen onrechtmatige gevaarzetting kan worden verweten. De vordering van [eisende partij], gelijk de daaraan verbonden nevenvorderingen, dient dan ook te worden afgewezen.
10.
Nu door [eisende partij] geen feiten zijn gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden leiden, zal aan het aanbod van [eisende partij] tot bewijs door getuigen voorbij worden gegaan.
11.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen als nader in het dictum te melden.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering van [eisende partij] af;
- veroordeelt [eisende partij] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde partij] begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 25 januari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.