ECLI:NL:RBZLY:2011:BP3903

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
19 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 10/923
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag beroepsziekte PTSS en burn-out

In deze zaak heeft eiser, werkzaam bij de politieregio IJsselland, op 20 juli 2009 een aanvraag ingediend om zijn PTSS-klachten en burn-out aan te merken als beroepsziekte. De aanvraag werd op 11 januari 2010 door de korpsbeheerder afgewezen. Eiser maakte bezwaar, maar dit werd op 26 april 2010 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld, dat op 15 december 2010 ter zitting werd behandeld. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. W.J. Dammingh, stelde dat zijn PTSS het gevolg was van de confrontatie met aangrijpende gebeurtenissen in zijn werk. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.M.A.C. Theunissen, betwistte dit niet, maar stelde dat de confrontaties inherent zijn aan de functie van eiser en dat er geen sprake was van abnormale of excessieve omstandigheden.

De rechtbank oordeelde dat de gebeurtenissen waarmee eiser geconfronteerd werd, ondanks hun inherente karakter aan zijn functie, als abnormaal en excessief moesten worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de PTSS van eiser in overwegende mate haar oorzaak vond in zijn werk en de omstandigheden waaronder dat werk werd verricht. Het bestreden besluit, dat de PTSS-klachten niet als beroepsziekte erkende, werd vernietigd. Eiser kreeg gelijk in zijn beroep tegen de afwijzing van zijn PTSS-klachten, maar niet voor de burn-out, die niet als beroepsziekte werd erkend. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten, begroot op € 874,--, en tot vergoeding van het griffierecht van € 145,-- aan eiser.

De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Zwolle-Lelystad, met mr. J.H.M. Hesseling als voorzitter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan hoger beroep open, in te stellen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 10/923
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
Eiser te woonplaats,
gemachtigde: mr. W.J. Dammingh, juridisch adviseur te Woerden,
en
de korpsbeheerder van de politieregio IJsselland,
verweerder.
Procesverloop
Eiser heeft op 20 juli 2009 een aanvraag gedaan om zijn PTSS-klachten en zijn burn-out aan te merken als beroepsziekte.
Bij besluit van 11 januari 2010 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Bij brief van 15 februari 2010 heeft eiser hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 26 april 2010 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Bij brief van 27 mei 2010 heeft eiser hiertegen beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 15 december 2010 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M.A.C. Theunissen.
Overwegingen
Eiser is sinds 1 april 1975 werkzaam bij (de rechtsvoorganger van) de politieregio IJsselland. Hij is sinds vele jaren werkzaam bij het team Kampen. Eiser vervult sinds 1 oktober 1995 de functie van medewerker Basispolitiezorg B (BPZ B) en hij heeft de rang van brigadier. Eiser is op 16 februari 2009 uitgevallen wegens ziekte. Niet in geschil is dat bij eiser sprake is van PTSS en van burn-out. Eiser is bezig om geleidelijk te reïntegreren in zijn eigen functie. Eiser werkt thans 32 uur per week.
Eiser heeft verweerder verzocht om zijn PTSS-klachten en zijn burn-out aan te merken als beroepsziekte.
Artikel 54, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) bepaalt dat in geval van een dienstongeval of beroepsziekte de noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging aan de ambtenaar worden vergoed.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder y, van het Barp wordt onder een beroepsziekte verstaan: een ziekte, welke in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en die niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten.
Blijkens jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep kan in geval van psychische klachten slechts dan worden aangenomen dat sprake is van een beroepsziekte, indien deze klachten in overwegende mate hun oorzaak vinden in de opgedragen werkzaamheden in geval van werkzaamheden of omstandigheden die een abnormaal of excessief karakter hadden.
Eiser stelt dat hij in zijn werk veelvuldig is geconfronteerd met aangrijpende gebeurtenissen. De PTSS is daarvan volgens hem het gevolg.
Verweerder weerspreekt dit niet, doch stelt zich op het standpunt dat de confrontatie met de gebeurtenissen inherent is aan de functie die eiser vervult. Gerelateerd aan die functie is er in het geval van eiser geen sprake van werkzaamheden of omstandigheden die een abnormaal of excessief karakter hebben.
De rechtbank is van oordeel dat de gebeurtenissen waarmee eiser in zijn werk is geconfronteerd en waarvan hij ter zitting voorbeelden heeft gegeven – ook al is de confrontatie met deze gebeurtenissen inherent aan het werk van eiser – als abnormaal en excessief zijn aan te merken, in die zin dat bij het optreden van PTSS in relatie tot die gebeurtenissen aangenomen moet worden dat die PTSS in overwegende mate haar oorzaak vindt in het werk van eiser en de omstandigheden waaronder dat werk is verricht.
Niet gebleken is dat eisers PTSS-klachten aan zijn schuld of onvoorzichtigheid te wijten zijn.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat het bestreden besluit, voor zover hierbij geweigerd is om eisers PTSS-klachten aan te merken als beroepsziekte, in strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), niet deugdelijk is gemotiveerd.
Het beroep, voor zover gericht tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de weigering om eisers PTSS-klachten aan te merken als beroepsziekte, is dan ook gegrond en het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd.
De rechtbank ziet aanleiding om, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, te bepalen dat het besluit van 11 januari 2010 wordt herroepen, voor zover eisers aanvraag om zijn PTSS-klachten aan te merken als beroepsziekte hierbij is afgewezen, en om te bepalen dat eisers PTSS-klachten worden aangemerkt als beroepsziekte. Voor zover nodig wijst de rechtbank verweerder daarbij op het bepaalde in artikel 8:80 van de Awb.
De rechtbank overweegt, voor wat betreft de weigering om eisers burn-out aan te merken als beroepsziekte, als volgt.
Blijkens de rapportage van de psycholoog drs. J. van der Burgh d.d. 2 november 2009 is bij eiser sprake van uitputtingsklachten ten gevolge van een combinatie van factoren. Naast de problemen in de werksituatie, waarin naast de belastende gebeurtenissen waarmee eiser geconfronteerd is, tevens de werkdruk een rol heeft gespeeld, hebben tevens problemen in eisers privé-situatie een rol gespeeld bij het ontstaan van deze klachten. Uit de rapportage van drs. Van der Burgh blijkt niet dat de werksituatie een overwegende rol heeft gespeeld in het ontstaan van deze klachten. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat sprake is van een beroepsziekte, in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder y, van het Barp.
Verweerder heeft de weigering om eisers burn-out aan te merken als beroepsziekte dan ook terecht gehandhaafd.
Het beroep, voor zover hiertegen gericht, is dan ook ongegrond.
De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn, op basis van toekenning van 1 punt voor het beroep en 1 punt voor de behandeling ter zitting, begroot op € 874,--, als kosten van verleende rechtsbijstand.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het handhaven van de weigering om eisers PTSS-klachten aan te merken als
beroepsziekte, gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
- herroept het besluit van 11 januari 2010, voor zover hierbij geweigerd is om eisers PTSS-klachten aan te merken als
beroepsziekte;
- bepaalt dat eisers PTSS-klachten worden aangemerkt als beroepsziekte;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het handhaven van de weigering om eisers burn-out aan te merken als
beroepsziekte, ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten, welke begroot worden op € 874,--, te betalen aan eiser;
-gelast dat verweerder aan eiseres het door hem betaalde griffierecht, ten bedrage van € 145,-- , vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, voorzitter, mr. A. Oosterveld en mr.P.H. Banda, rechters, en door de voorzitter en mr. A. van der Weij als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.