ECLI:NL:RBZLY:2011:BP3543

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/650311-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en verduistering met betrekking tot mobiele telefoon

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 januari 2011, stond de verdachte terecht voor mishandeling en verduistering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie was ontvankelijk in zijn vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk mishandelen van een persoon op 17 oktober 2010 in Zwolle, waarbij hij de aangever met gebalde vuisten in het gezicht zou hebben geslagen. Daarnaast werd de verdachte verweten op 14 oktober 2010 een mobiele telefoon en oplader van het slachtoffer te hebben weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.

De rechtbank oordeelde dat de mishandeling wettig en overtuigend bewezen was, gebaseerd op de verklaringen van de aangever en getuigen. De verdachte had de telefoon van het slachtoffer meegenomen, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de intentie tot diefstal. Wel werd vastgesteld dat de verdachte de telefoon had verduisterd door deze mee te nemen zonder deze aan de eigenaar terug te geven.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 60 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de justitiële documentatie van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07/650311-10 en 07/650033-10 (TUL) (P)
Uitspraak: 27 januari 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
(adres),
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R.H. den Haan.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2010 in de gemeente Zwolle opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (slachtoffer)), meermalen, althans éénmaal, (met kracht) (met gebalde vuisten) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of die (slachtoffer) heeft geschopt en/of getrapt en/of (hard/krachtig) de strot van die (slachtoffer) heeft dicht gedrukt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 14 oktober 2010 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of oplader, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; (Volgt tenlastelegging)
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 oktober 2010 in de gemeente Zwolle opzettelijk een mobiele telefoon en/of oplader, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als houder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat het geweld beperkt is gebleven tot slaan en/of stompen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie betoogd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde bepleit dat op basis van het dossier niet vaststaat dat het gepleegde geweld zo ernstig is geweest als in de aangifte en in de tenlastelegging wordt omschreven.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste legde heeft de raadsvrouw bepleit dat dit feit (zowel primair als subsidiair) niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard nu verdachte niet de intentie heeft gehad om zich de telefoon toe te eigenen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Het onder 1 ten laste gelegde
(slachtoffer) heeft aangifte gedaan van mishandeling gepleegd op 17 oktober 2010 te Zwolle. Hij heeft onder meer verklaard dat toen hij buiten kwam verdachte hem op de grond drukte. (slachtoffer) kreeg een klap op zijn achterhoofd. (slachtoffer) heeft bij het doen van de aangifte nog pijn in zijn hoofd.
De politieagenten hebben in het aanhoudingsproces-verbaal geverbaliseerd dat zij zagen dat verdachte een manspersoon sloeg voor de avondwinkel (naam). Verdachte sloeg de manspersoon met zijn rechterhand tegen het achterhoofd.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte (slachtoffer) heeft geslagen op of tegen zijn hoofd.
Uit de aangifte van (slachtoffer) blijkt dat hij heeft verklaard dat verdachte meer geweld tegen hem zou hebben gepleegd in de winkel, in een ruimte achter een gordijn. Daar zou verdachte hem enige vuistslagen in het gezicht hebben gegeven. Deze verklaring wordt in zoverre ondersteund door de verklaringen van (vriendin slachtoffer), de vriendin van (slachtoffer) en ex-partner van verdachte, dat zij, op grond van aangevers toestand nadat hij vanachter het gordijn te voorschijn kwam, denkt dat hij geslagen is. Zij heeft het echter niet gezien. Voorts heeft verbalisant (naam verbalisant), welke verbalisant overigens niet aanwezig was bij de aanhouding van verdachte, opgemerkt dat hij een “zwelling van het rechter oog” ziet bij aangever. Deze opmerking is dusdanig weinig specifiek dat de rechtbank, ook wanneer zij deze opmerking leest in samenhang met de verklaring van aangever, niet zonder meer kan aannemen dat het letsel tengevolge van handelingen van verdachte betreft. De rechtbank laat daarbij voorts meewegen dat de andere getuigen ((naam getuige 1), eigenaresse van de winkel en (naam)) hebben verklaard dat zij niet hebben gezien dat verdachte (slachtoffer) in de winkel heeft geslagen. (naam getuige 1) heeft ook niet gehoord dat is geslagen of geschreeuwd in de winkel door verdachte of (slachtoffer), toen dezen zich samen achter het gordijn bevonden en zij heeft voorts verklaard dat verdachte met een vrouw (de rechtbank begrijpt dat zij hier (vriendin slachtoffer) bedoelt) een woordenwisseling had en dat (naam getuige 1) degene is geweest die verdachte steeds verder naar voren heeft geduwd om hem de winkel uit te krijgen, omdat zij niet wilde dat verdachte en (vriendin slachtoffer) in de winkel ruzie zouden krijgen. In tegenstelling tot hetgeen aangever heeft verklaard, blijkt uit de verklaring van (naam getuige 1) geenszins dat verdachte, op het moment dat zij hem uit de winkel duwde, geweld richting aangever uitoefende. Wanneer sprake is geweest van geweld als beschreven in de aangifte en in de verklaringen van (vriendin slachtoffer), is het naar het oordeel van de rechtbank onaannemelijk dat dit niet is gehoord of gezien door (naam getuige 1) of (naam). Derhalve is de rechtbank van oordeel dat slechts de klap die buiten de winkel is gegeven en is gezien door verbalisanten wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het onder 2 ten laste gelegde
(slachtoffer 2) heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn telefoon en oplader, gepleegd op 14 oktober 2010 te Zwolle. Hij heeft verklaard dat hij zijn telefoon binnen op een tafel had laten liggen en dat hij weer naar binnen was gegaan om zijn telefoon op te halen. Hij zag dat zijn telefoon weg was. Tevens was de lader gestolen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de telefoon heeft meegenomen. (slachtoffer 2) was er toen niet. Verdachte heeft de volgende dag de telefoon teruggegeven aan (slachtoffer 2). Verdachte was die avond toen hij de telefoon had meegenomen niet meer naar de (naam opvangcentrum) teruggekomen, omdat hij een verjaardag had. Verdachte heeft de telefoon meegenomen zodat (slachtoffer 2) de telefoon niet kwijt zou raken.
Blijkens de verklaringen verbleven verdachte en (slachtoffer 2) op 14 oktober 2010 enige tijd in de (naam opvangcentrum), een opvangcentrum te Zwolle. Niet ter discussie staat dat verdacht op enig moment de telefoon en lader van de tafel heeft gepakt.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de verklaringen van verdachte, niet zonder meer kan worden vastgesteld dat verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening de telefoon van de tafel heeft gepakt. Wanneer op het moment van het wegnemen van een goed de intentie van het toe-eigenen niet bestaat, kan geen sprake zijn van diefstal. Echter, verdachte heeft de telefoon niet alleen van de tafel gepakt, hij heeft deze ook meegenomen toen hij op een gegeven moment de (naam opvangcentrum) verliet. Voor dat moment kan nog gesproken worden van houderschap, immers kan niet worden uitgesloten dat verdachte de telefoon inderdaad wilde bewaren voor (slachtoffer 2), zoals hij heeft verklaard. Maar op het moment dat verdachte ervoor kiest niet verder te zoeken naar (slachtoffer 2) en in plaats daarvan de telefoon mee te nemen naar elders en deze niet aan bijvoorbeeld de receptie af te geven, eigent hij zich de telefoon, die hij tot dat moment rechtmatig, namelijk als houder, onder zich heeft, toe. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de telefoon en lader heeft verduisterd.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 17 oktober 2010 in de gemeente Zwolle opzettelijk mishandelend een persoon te weten (slachtoffer), op/tegen het hoofd heeft gestompt of geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 14 oktober 2010 in de gemeente Zwolle opzettelijk een mobiele telefoon en oplader geheel toebehorende aan (slachtoffer 2), welke goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als houder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
1.
mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 Wetboek van Strafrecht.
2.
verduistering,
strafbaar gesteld bij artikel 321 Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 77 dagen, met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat voor het onder 2 ten laste gelegde vrijspraak dient te volgen en dat voor het onder 1 ten laste gelegde in de strafmaat dient mee te wegen dat verdachte minder geweld heeft gepleegd dan is ten laste gelegd. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat de aan verdachte op te leggen straf niet de duur van de voorlopige hechtenis te boven dient te gaan.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Tactus Verslavingszorg heeft inzake het aan deze instantie opgelegde reclasseringstoezicht vanwege de voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 07/650033-10 een voortgangsverslag d.d. 12 januari 2011 opgemaakt. Hierin heeft Tactus geconcludeerd dat behandeling van de psychiatrische problematiek van verdachte noodzakelijk is. Voorts dient aandacht te worden besteed aan zijn alcoholproblematiek. Tactus Reclassering ziet geringe kans van slagen van een behandeling in een ambulant kader. Een klinische behandeling heeft mogelijk een grotere kans van slagen, maar dit is niet onderzocht of met verdachte besproken. De verwachting is echter dat verdachte ook hieraan niet mee zal willen werken.
Blijkens een schrijven van Tactus Verslavingszorg d.d. 10 november 2010 is het niet mogelijk gebleken een reclasseringsadvies op te maken in de zaak onder parketnummer 07/650311-10. De rechtbank zal hiermee rekening houden.
Blijkens de justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 13 december 2010 is hij meerdere malen veroordeeld voor onder meer gewelds- en vermogensdelicten. Hiermee zal de rechtbank bij de oplegging van de straf rekening houden.
Mede gelet op het schrijven van Tactus Verslavingszorg en de aanzienlijke justitiële documentatie betreffende verdachte, zal de rechtbank overgaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar daar geen voorwaardelijk deel aan verbinden met reclasseringstoezicht, nu niet te verwachten is dat verdachte zich aan de aanwijzingen zal houden
Verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan mishandeling, bestaande uit het geven van één slag of stomp en verduistering. Dit brengt een lagere straf met zich mee dan dat is geëist door de officier van justitie.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
De officier van justitie heeft de volledige tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in het arrondissement Zwolle-Lelystad bij vonnis d.d. 6 mei 2010 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer zou moeten worden gelegd nu verdachte niet opzettelijk in strijd met het doel van de voorwaardelijke straf heeft gehandeld.
Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de tenuitvoerlegging te gelasten van de door meervoudige kamer in het arrondissement Zwolle-Lelystad bij vonnis d.d. 6 mei 2010 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het plegen van nieuwe strafbare feiten niet de voorwaarden verbonden aan die voorwaardelijke straf heeft nageleefd en derhalve tenuitvoerlegging van de straf is geboden.
BESLISSING
Het onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank wijst de vordering toe.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07/650033-10 bij vonnis d.d. 6 mei 2010 van de meervoudige kamer van de rechtbank Zwolle-Lelystad voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Aldus gewezen door mr. H.H.J. Harmeijer, voorzitter, mrs. F. Koster en F. van der Maden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.P.K. van Rosmalen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2011.