ECLI:NL:RBZLY:2010:BP5678

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
175228 / KG ZA 10-399
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting samenwerking en psychotherapeutische behandeling bij Vermoeidheidcentrum Nederland B.V.

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Vermoeidheidcentrum Nederland B.V. (hierna: VCN) dat de gedaagde partij, een andere besloten vennootschap, zou worden verplicht om de samenwerking voort te zetten en de psychotherapeutische behandelingen op de locatie van VCN in Lelystad uit te voeren. De samenwerking tussen partijen was in maart 2010 gestart, waarbij gedaagde psychologische zorg verleende aan patiënten van VCN. VCN stelde dat de psychotherapeutische behandelingen essentieel waren voor het unieke multidisciplinaire behandelingsconcept dat zij aanbiedt aan patiënten met chronische vermoeidheid, en dat het voor deze patiënten onaanvaardbaar zou zijn om naar een andere locatie te moeten voor hun behandelingen.

Gedaagde voerde verweer en stelde dat zij door onvoorziene omstandigheden niet langer gehouden kon worden aan de afspraken, omdat de samenwerking praktische bezwaren met zich meebracht. De voorzieningenrechter oordeelde dat de door gedaagde aangevoerde omstandigheden niet als onvoorziene omstandigheden konden worden aangemerkt, aangezien gedaagde op de hoogte had moeten zijn van de regelgeving en de praktische implicaties van de samenwerking voordat deze werd aangegaan. De rechter benadrukte dat de continuïteit van zorg voor de patiënten voorop staat en dat de samenwerking niet zonder redelijke opzegtermijn kon worden beëindigd.

De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde gehouden was de samenwerking voort te zetten tot de overeengekomen opzegtermijn van één jaar was verstreken. Tevens werd gedaagde veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor iedere dag dat zij in strijd handelde met de veroordeling. De proceskosten werden aan de zijde van VCN begroot en gedaagde werd veroordeeld in deze kosten. Het vonnis werd uitgesproken door mr. G.A.M. Peper op 27 augustus 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 175228 / KG ZA 10-399
Vonnis in kort geding van 27 augustus 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap
VERMOEIDHEIDCENTRUM NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Lelystad,
eiseres,
advocaat mr. B.J. van Dijen te Lelystad,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te Lelystad,
gedaagde,
in persoon verschenen,
gemachtigde mr. N.W. Sprenger-Andela.
Partijen zullen hierna Vermoeidheidcentrum en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 augustus 2010
- de brief van 25 augustus 2010 met producties van Vermoeidheidcentrum
- het faxbericht van 26 augustus met producties van de gemachtigde van [gedaagde]
- het faxbericht van 27 augustus met producties van Vermoeidheidcentrum
- de mondelinge behandeling op 27 augustus 2010
- de pleitnota van Vermoeidheidcentrum
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Op 27 augustus 2010 is mondeling uitspraak gedaan met de mededeling dat een schriftelijke uitwerking van het vonnis zo spoedig mogelijk zal volgen.
2. De feiten
2.1. Vermoeidheidcentrum verzorgt de behandeling van patiënten met chronische vermoeidheid. Deze patiënten kunnen bij Vermoeidheidcentrum een multidisciplinaire behandeling ondergaan, hetgeen betekent dat zij verschillende gecombineerde behandelingen door verschillende behandelaars (fysiotherapie, psychotherapie, ergotherapie en dergelijke) in hetzelfde centrum kunnen ondergaan.
2.2. [gedaagde] verleent psychologische/psychiatrische zorg en heeft daartoe diverse psychotherapeuten in dienst.
2.3. Vermoeidheidcentrum en [gedaagde] zijn sinds november 2009 met elkaar in gesprek over een mogelijke samenwerking.
2.4. In februari 2010 heeft Vermoeidheidcentrum een concept samenwerkingsovereenkomst opgesteld. Op 15 maart 2010 heeft Vermoeidheidcentrum dit (naar aanleiding van besprekingen inmiddels gewijzigde) concept per e-mail verstuurd aan [gedaagde]. In dit concept, waarin Vermoeidheidcentrum wordt aangeduid als VCN en [gedaagde] als [gedaagde], staat onder meer vermeld:
"Overwegingen
1. VCN heeft een nieuw concept voor de behandeling van chronische vermoeidheid, meestal meer specifiek ME/CVS. Na een intake volgt een multidisciplinaire behandeling met onder meer psychotherapie. Daartoe is een eigen ACT protocol geschreven [...]
2. VCN heeft door de grote groei behoefte aan psychotherapeuten (waarmee verder ook psychologen bedoeld kan worden) die het ACT protocol toepassen op haar patiënten die bij VCN multidisciplinaire behandelingen krijgen.
3. [gedaagde] biedt in verschillende vestigingen, waaronder in Lelystad, psychiatrische zorg.
4. Er is over een periode van een aantal maanden gesproken over een samenwerking, waarbij separaat een NDA (geheimhoudingsverklaring, rechtbank) is overeengekomen.
Partijen komen het navolgende overeen:
1. VCN en [gedaagde] werken samen om psychotherapie te kunnen verlenen aan de patiënten van VCN, als onderdeel van de multidisciplaire behandeling.
[...]
3. VCN faciliteert de psychotherapeutische dienstverlening van [gedaagde] op de locatie Botter 11-38 in Lelystad.
1. VCN heeft een nette standaard spreekkamer beschikbaar met onder meer spreektafel en - stoelen, telefoon, afsluitbare kast en internettoegang. In uitzonderingsgevallen kan er een behandelkamer worden gebruikt met minimaal dezelfde faciliteiten.
2. Afspraken zijn vooraf gemaakt door het secretariaat van VCN en zijn beschikbaar in het systeem van VCN.
4. [gedaagde] zorgt voor professionele invulling van de psychotherapie.
1. Hanteert daarbij zoveel mogelijk het ACT protocol (Ando Rox 2008) van VCN. Dit protocol geeft ruimte om binnen de kaders een eigen invulling van professionele inzichten te geven, waarbij rekening dient te worden gehouden met het overall concept en de in de beroepsgroep gebruikelijke standaarden en werkwijzen. In uitzonderingsgevallen kan, als de zorgvraag daar uitdrukkelijk aanleiding toe geeft, andere technieken worden ingezet.
[...]
5. [gedaagde] is binnen grenzen van redelijkheid en billijkheid verantwoordelijk voor tijdige vervanging van bijvoorbeeld zieke en vertrekkende behandelaars die zij levert.
[...]
6. De financiële afspraken zijn als volgt:
1. VCN rekent geen huur of redelijke verblijfskosten aan [gedaagde].
2. [gedaagde] declareert volledig zelf aan zorgverzekeraars tot een maximum van hetgeen door verzekeraars wordt geaccepteerd.
[...]
10. Duur van de overeenkomst is onbepaald.
1. Na 6 maanden kunnen beide partijen de samenwerking opzeggen met inachtneming van in dit artikel bepaalde standaard opzegtermijn.
2. Opzegtermijn voor beide partijen bedraagt 1 jaar voor nieuwe patiënten en 6 maanden en 1 jaar voor uitloop van patiënten.
[...]"
2.5. In maart 2010 is de samenwerking tussen partijen gestart, in die zin dat door (de psychotherapeuten van) [gedaagde], in het kader van de multidisciplinaire behandeling van patiënten die zich hebben aangemeld bij Vermoeidheidcentrum, psychiatrische zorg wordt verleend aan deze patiënten op de locatie Botter in Lelystad van Vermoeidheidcentrum.
2.6. Per e-mailbericht van 13 juni 2010 heeft [gedaagde] een (in opdracht van haar opgesteld) concept samenwerkingsovereenkomst aan Vermoeidheidcentrum gestuurd. In dit concept, waarin Vermoeidheidcentrum wordt aangeduid als opdrachtgever en [gedaagde] als opdrachtnemer, staat onder meer:
"Artikel1. Aard van de overeenkomst
1.1. De kernprestatie(s) welke opdrachtgever levert in het kader van de samenwerking is (zijn) als volgt:
- Opdrachtgever (faciliteert, toevoeging Rechtbank) de psychotherapeutische dienstverlening van Opdrachtnemer op de locatie Botter 11-38 in Lelystad.
* Opdrachtgever heeft voor iedere behandelaar een spreekkamer beschikbaar met onder meer spreektafel en -stoel, telefoon, afsluitbare kast en internettoegang.
Opdrachtgever stelt computer en printer beschikbaar voor de behandelaren van opdrachtnemer.
[...]
1.2 De kernprestatie(s) welke de opdrachtnemer levert in het kader van de samenwerking is (zijn) als volgt:
Opdrachtnemer verzorgt de professionele invulling van de psychotherapie als onderdeel van een mulitdisciplinaire behandeling aan de patiënten van (niet ingevuld, opmerking Rechtbank) .
[...]
Opdrachtnemer hanteert daarbij zoveel mogelijk het protocol (Ando Rokx 2008/2010) van . Dit protocol geeft ruimte om binnen de kaders een eigen invulling van professionele inzichten te geven, waarbij rekening dient te worden gehouden met het overall concept en de in de beroepsgroep gebruikelijke standaarden en werkwijzen. In uitzonderingsgevallen kunnen, als de zorgvraag daar uitdrukkelijk aanleiding toe geeft, andere technieken worden ingezet.
[...]
Opdrachtnemer is binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid verantwoordelijk voor tijdige vervanging van bijvoorbeeld zieke en vertrekkende behandelaars die zij levert.
[...]
Artikel 3. Looptijd
3.1. Deze overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd. Opzegtermijn bedraagt 1 jaar voor beide partijen.
In geval van beëindiging van de overeenkomst zorgt Opdrachtnemer voor een zorgvuldige overdracht van informatie, van de op dat moment behandelde patiënten van (niet ingevuld, opmerking Rechtbank) aan haar opvolger.
[ ...]"
2.7. In een brief, gedateerd 12 augustus 2010, heeft de gemachtigde van [gedaagde] aan Vermoeidheidcentrum onder meer geschreven:
"[...] Cliënte heeft mij in het kort toegelicht wat er tussen partijen speelt en wat hen verdeeld houdt. Cliënte heeft mij tevens in het bezit gesteld van een concept-samenwerkingsovereenkomst, hetwelk als een eerste aanzet gezien dient te worden om uiteindelijk te komen tot schriftelijke vastlegging van de mondeling gemaakte afspraken tussen partijen.
Cliënte heeft sinds enkele maanden psychologische zorg verleend aan patiënten op locatie van uw cliënte, zulks ter uitvoering van het concept zoals uw cliënte dat voor ogen heeft. De praktijk heeft inmiddels uitgewezen dat er enkele bezwaren zijn gerezen voor het geven van psychologische zorg aan patiënten op de locatie van uw cliënte. Deze bezwaren konden niet worden voorzien, maar hoeven evenmin een samenwerking in de weg staan. [...]
De bezwaren van cliënte tegen zorg op de locatie van uw cliënte zijn ingegeven en worden ingekaderd door het voor cliënte geldende tuchtrecht. [...]
Overigens, sluit cliënte op voorhand niet uit dat er wellicht mogelijkheden zijn om de bezwaren weg te nemen waardoor zorg op locatie van uw cliënte mogelijk blijft. [...]"
2.8. Per faxbericht van 19 augustus 2010 heeft de gemachtigde van [gedaagde] aan Vermoeidheidcentrum meegedeeld:
"[...] Cliënte heeft aan mij aangegeven dat de behandelingen van bestaande patiënten per 1 september a.s. zullen worden voortgezet in haar eigen praktijk. [...]"
2.9. [gedaagde] heeft, ondanks een sommatie van Vermoeidheidcentrum om dit na te laten, de betreffende patiënten schriftelijk meegedeeld dat hun psychotherapeutische behandeling vanaf 1 september 2010 niet langer op de locatie Botter van Vermoeidheidcentrum maar op de locatie van [gedaagde] (elders in Lelystad) zal plaatsvinden.
3. Het geschil
3.1. Vermoeidheidcentrum vordert - na wijziging van eis - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, [gedaagde] veroordeelt tot:
I.
Voortzetting van de samenwerking met het Vermoeidheidcentrum met inachtneming van de door partijen gemaakte, en reeds nageleefde, afspraken, waaronder de afspraak dat behandeling van de patiënten dient plaats te vinden op de locatie van het Vermoeidheidcentrum, te weten locatie Botter.
II.
Primair:
Het in acht nemen van de tussen partijen overeengekomen opzegtermijn van één jaar voor bestaande patiënten en voor nieuwe patiënten een opzegtermijn van 6 maanden met een uitloop van één jaar met behandeling op locatie van het Vermoeidheidcentrum.
Subsidiair:
Het in acht nemen van een opzegtermijn van één jaar met behandeling op locatie van het Vermoeidheidcentrum.
Meer subsidiair:
Het in acht nemen van een door de voorzieningenrechter te bepalen redelijke opzegtermijn die recht doet aan de belangen van de patiënten van het Vermoeidheidcentrum met behandeling op locatie van het Vermoeidheidcentrum.
Op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 25.000,00 indien [gedaagde] de samenwerkingsovereenkomst eerder beëindigt, en voor iedere dag een dagdeel daaronder verstaand een bedrag van EUR 2.500,00; althans op straffe van verbeurte van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom.
III. betaling van de kosten van de procedure, met de bepaling dat [gedaagde] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is vanaf 8 dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis, tot de dag der algehele voldoening.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Van het spoedeisend belang van Vermoeidheidcentrum bij het gevorderde is in voldoende mate gebleken.
4.2. Vermoeidheidcentrum stelt als grondslag voor haar vorderingen dat de samenwerking van partijen geschiedt overeenkomstig de mondeling tussen hen gemaakte afspraken. Deze afspraken houden volgens Vermoeidheidcentrum onder meer in dat de psychotherapeutische behandelingen door (personeel van) [gedaagde] plaatsvinden op locatie Botter van het Vermoeidheidcentrum. Deze afspraak dient te worden nagekomen, omdat anders de gedachte achter het rond de (ernstig zieke) patiënten georganiseerde multidisciplaire behandelingsconcept geheel verdwijnt. Het multidisciplinaire behandelingsconcept voor mensen met vaak ernstig invaliderende vermoeidheidsklachten is uniek in Nederland en trekt patiënten vanuit heel Nederland, die gelet op hun problematiek baat hebben bij een behandelcentrum waar overleg kan plaatsvinden tussen de verschillende disciplines en waar op één dag ook verschillende disciplines kunnen worden doorlopen. Er wordt samengewerkt met het ziekenhuis in Lelystad, in die zin dat de intake van de patiënt in het ziekenhuis plaatsvindt en de feitelijke behandeling vervolgens integraal in het behandelcentrum aan de Botter. Nieuw in deze zorg is dat de zorg om de aandoening heen wordt toegepast in plaats van dat de patiënt achter de zorg aanloopt. Er zijn inmiddels meer dan 80 patiënten die (ook) een psychotherapeutische behandeling ondergaan.
Behandeling van de patiënten op de eigen locatie van [gedaagde] elders in Lelystad, zoals [gedaagde] wenst, is in strijd met het concept dat de patiënten alle behandelingen op één locatie kunnen ondergaan. Patiënten komen uit heel Nederland, vaak per openbaar vervoer, naar het Vermoeidheidcentrum in Lelystad. Het is voor deze patiënten een te zware belasting om naar een andere locatie te moeten voor de psychotherapeutische behandeling. Ook qua communicatie en de afstemming van de verschillende afspraken, zijn de wensen van [gedaagde] niet haalbaar, dit alles aldus Vermoeidheidcentrum.
Vermoeidheidcentrum heeft zich voorts (primair) op het standpunt gesteld dat tussen partijen de opzegtermijn zoals opgenomen in de door Vermoeidheidcentrum opgestelde concept samenwerkingsovereenkomst (rechtsoverweging 2.4) is overeengekomen. Gelet op de tekst van de door [gedaagde] opgestelde concept samenwerkingsovereenkomst, zijn partijen het er volgens Vermoeidheidcentrum in ieder geval over eens dat een opzegtermijn van een jaar geldt.
4.3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat vast dat partijen (mondeling) een vorm van samenwerking zijn overeengekomen. Sinds maart 2010 wordt immers daadwerkelijk tussen partijen samengewerkt. Voorts staat als onweersproken vast dat de overeengekomen samenwerking in elk geval inhoudt dat de psychotherapeutische behandeling door (psychotherapeuten van) [gedaagde] op de locatie van het Vermoeidheidcentrum worden uitgevoerd in het kader van de door Vermoeidheidcentrum aangeboden multidisciplinaire behandeling en dat Vermoeidheidcentrum de faciliteiten biedt voor de psychotherapeutische behandeling.
4.4. Voor de overige onderdelen van de samenwerkingsovereenkomst kan de precieze inhoud in dit kort geding niet worden vastgesteld nu er meerdere concepten van de overeenkomst zijn overgelegd en partijen tegenstrijdig hebben verklaard over wat is besproken en afgesproken. Een kort-gedingprocedure leent zich niet voor nadere bewijsvoering. Dat partijen het niet op alle onderdelen eens zijn over de inhoud van de gemaakte afspraken en dat zij nog doende waren om de gemaakte afspraken in een schriftelijke overeenkomst vast te leggen, betekent echter niet dat het [gedaagde] vrij staat om eenzijdig de overeengekomen en daadwerkelijk gestarte samenwerking te wijzigen en/of zonder redelijke opzegtermijn te beëindigen.
4.5. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij op grond van onvoorziene omstandigheden niet langer gehouden kan worden om de psychotherapeutische behandelingen uit te voeren op de locatie Botter van het Vermoeidheidcentrum.
4.5.1. [gedaagde] heeft daartoe aangevoerd dat zij vanaf mei 2010 in de samenwerking tegen praktische bezwaren begon aan te lopen, in die zin dat:
- de psychologen van [gedaagde] niet de vrijheid hadden de behandelfrequentie van de patiënten te bepalen omdat met de multidisciplinaire aanpak van het Vermoeidheidcentrum samenhing dat de patiënten bijvoorbeeld maar tweemaandelijks bij het Vermoeidheidcentrum kwamen, terwijl de psychologen een frequentere behandeling effectiever vonden;
- de secretaresses van het Vermoeidheidcentrum de patiënten voor hun behandeling van de ene naar de andere psycholoog verplaatsen. Dit leidt tot onwenselijke gevolgen c.q. stagnering in de voortgang van de behandeling van de patiënt, wat niet in het belang van de patiënt is. Daarnaast vormt dit een tuchtrechtelijk risico voor [gedaagde] indien een patiënt zich zou beklagen dat hij om "niet-behandelinhoudelijke redenen" verandert van behandelaar zonder dat hij daarvoor toestemming heeft gegeven;
- de psychologen beperkt zijn in de invloed die ze op diagnostiek kunnen uitoefenen;
- één van haar psychologen zich vanwege de onwerkbare situatie en de onvrede daarover heeft ziek gemeld.
4.5.2. [gedaagde] heeft ten slotte aangevoerd dat zij, door de behandeling uit te voeren bij Vermoeidheidcentrum, mogelijk in strijd handelt met dwingende wetgeving. Het is voor [gedaagde] onaanvaardbaar dat haar psychologen aangeven onvoldoende diagnostiek te kunnen uitoefenen tijdens de behandeling, terwijl de behandeling kwalitatief hoger kan zijn in haar eigen praktijk. In de eigen praktijk kan gebruik worden gemaakt van psychologische testassistenten en kan een beroep worden gedaan op systeemtherapeuten en psychotherapeuten als de behandeling dit vereist. Dit is niet mogelijk op de locatie van het Vermoeidheidcentrum, aldus [gedaagde].
4.6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat van onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW alleen sprake kan zijn voor zover het betreft omstandigheden die op het ogenblik van tot stand komen van de overeenkomst nog in de toekomst lagen. Voor toepassing van artikel 6:258 BW is bovendien alleen plaats wanneer de onvoorziene omstandigheden van dien aard zijn dat de wederpartij van degene die herziening van de overeenkomst verlangt, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Aan dit vereiste zal niet spoedig zijn voldaan; redelijkheid en billijkheid verlangen immers in de eerste plaats trouw aan het gegeven woord en laten afwijking daarvan slechts bij hoge uitzondering toe. De rechter dient daarom terughoudendheid te betrachten ten aanzien van de aanvaarding van een beroep op onvoorziene omstandigheden.
4.7. In het kader hiervan overweegt de voorzieningenrechter dat de inhoud van de dwingendrechtelijke regels en het tuchtrecht waarnaar [gedaagde] dient te handelen, geen onvoorziene omstandigheid is. [gedaagde] was, althans behoorde, vóór het aangaan van de samenwerking op de hoogte (te zijn) van deze regelgeving. Het had dan ook op de weg van [gedaagde] gelegen om zich vóór het (mondeling) maken van afspraken en vóór het daadwerkelijk starten van de samenwerking ervan te vergewissen of het uitvoeren van de psychotherapeutische behandelingen op de locatie bij Vermoeidheidcentrum volgens de voor haar geldende regelgeving mogelijk zou zijn. Dat [gedaagde] dit kennelijk heeft nagelaten, kan zij niet na het aanvangen van de samenwerking voor risico van Vermoeidheidcentrum laten komen.
Overigens acht de voorzieningenrechter onvoldoende concreet gesteld en onvoldoende onderbouwd dat het niet mogelijk zou zijn om de behandelingen bij het Vermoeidheidcentrum te laten uitvoeren met inachtneming van de daarvoor geldende regels. De stelling van [gedaagde], dat de Inspecteur van de Volksgezondheid, nadat [gedaagde] de onderhavige casus anoniem aan de Inspecteur had voorgelegd, heeft bevestigd dat de zorgverlener bepaalt of verantwoorde zorg verleend kan worden en dat de zorgverlener niet verplicht is om zorg te leveren indien er geen verantwoorde zorg kan worden geleverd, kan [gedaagde] niet baten. Ten eerste niet, omdat noch voor de rechtbank noch voor Vermoeidheidcentrum inzichtelijk is welke informatie (anoniem) aan de Inspecteur is verstrekt en ten tweede niet, omdat uit deze enkele mededeling van de Inspecteur niet kan worden afgeleid dat die verantwoorde zorg op de locatie van het Vermoeidheidcentrum niet mogelijk is.
4.8. De voorzieningenrechter acht tevens van belang dat Vermoeidheidcentrum het bestaan van de door [gedaagde] opgeworpen bezwaren gemotiveerd heeft betwist.
- Volgens Vermoeidheidcentrum heeft [gedaagde] tot 19 juli jongstleden nimmer gemeld dat de behandelfrequentie te laag zou zijn en heeft hierbij gewezen op een e-mailbericht van [gedaagde] aan Vermoeidheidcentrum (overgelegd als productie 7) waarin [gedaagde] zelf een behandelfrequentie van twee tot zes weken voorstelt. Bovendien is Vermoeidheidcentrum graag bereid tot verhoging van de behandelfrequentie, maar dit stuit op planningsproblemen als [gedaagde] zelf zijn psychotherapeuten minder frequent wil inzetten, aldus Vermoeidheidcentrum.
- Vermoeidheidcentrum heeft gesteld dat een patiënt nimmer zonder diens toestemming is overgeplaatst naar een andere psychotherapeut. Vermoeidheidcentrum heeft erop gewezen (onder verwijzing naar een e-mailbericht van 14 mei 2010 van [gedaagde] aan Vermoeidheidcentrum, overgelegd als productie 15) dat [gedaagde] zelf overdracht van patiënten van de ene naar de andere psychotherapeut voorstelt in verband met vakantiedagen van de psychotherapeuten. Vermoeidheidcentrum heeft tevens, naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht, gesteld dat de eigen verantwoordelijkheid van de psychotherapeuten van [gedaagde] meebrengt dat zij geen patiënten van een collega behandelen zonder de toestemming van die patiënt daarvoor te hebben verkregen. Het is dan ook aan [gedaagde] om zijn psychotherapeuten (beter) te instrueren.
- Vermoeidheidcentrum heeft bij gebrek aan wetenschap betwist dat een van de psychotherapeuten zich om de door [gedaagde] gestelde reden heeft ziek gemeld.
- Volgens Vermoeidheidcentrum heeft [gedaagde] nooit gevraagd om de inzet van testassistenten. Als dit voor de diagnose of behandeling gewenst is, kan dit worden geregeld en ook aan andere verbeterpunten kan worden gewerkt, aldus Vermoeidheidcentrum.
[gedaagde] heeft in reactie hierop haar stellingen niet (voldoende) nader onderbouwd.
4.9. Overigens heeft [gedaagde] onvoldoende gesteld waarom de bezwaren - wat daar verder ook van zij - niet op de locatie van Vermoeidheidcentrum kunnen worden ondervangen. Dit had wel op haar weg gelegen nu zij bij brief van haar gemachtigde van 12 augustus 2010 zelf nog aangeeft dat er "wellicht mogelijkheden zijn om de bezwaren weg te nemen waardoor zorg op locatie van uw cliënte mogelijk blijft.". Gelet op de reeds aangevangen feitelijke samenwerking had hierover onderhandeld dienen te worden tussen partijen en is dit niet zonder meer reden om de overeenkomst op een dergelijke korte termijn te kunnen beëindigen.
4.10. Gelet op voorgaande overwegingen acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk dat een bodemrechter, later oordelend in een eventuele bodemzaak, het beroep op onvoorziene omstandigheden zal honoreren. Dit betekent dat voorshands moet worden geoordeeld dat [gedaagde] gehouden is de samenwerking te continueren totdat een redelijke opzegtermijn zal zijn geëindigd. Gelet op de omstandigheden dat de samenwerking betrekking heeft op patiënten met chronische vermoeidheidsklachten, dat er sprake is van een (nieuw) multidisciplinair behandelingsconcept, dat dit behandelingsconcept meebrengt dat plaats en tijdstippen van de verschillende behandelingen op elkaar moeten worden afgestemd en dat onnodige belasting van de patiënten gelet op hun specifieke klachten, moet worden voorkomen, acht de voorzieningenrechter een opzegtermijn van een jaar redelijk. Hierbij neemt de voorzieningenrechter mede in aanmerking dat ook in de concept samenwerkingsovereenkomst die door, dan wel in opdracht van, [gedaagde] zelf is opgesteld, een opzegtermijn van één jaar wordt gehanteerd. [gedaagde] heeft weliswaar ter zitting nog gesteld dat zij de conceptovereenkomst, nadat deze door haar jurist was opgesteld, zonder te lezen heeft doorgestuurd naar Vermoeidheidcentrum en dat zij het niet eens is met de daarin vermelde opzegtermijn, maar daaraan gaat de voorzieningenrechter voorbij. De bepaling waarin de opzegtermijn is opgenomen, is immers door (of namens) [gedaagde] gewijzigd ten opzichte van het concept van Vermoeidheidcentrum in een stadium waarin de samenwerking tussen partijen al was gestart, zodat ervan mag worden uitgegaan dat [gedaagde] zich kan verenigen met een opzegtermijn van een jaar. De gestelde omstandigheid dat [gedaagde] haar eigen concept ongelezen heeft doorgestuurd naar Vermoeidheidcentrum komt voor rekening en risico van [gedaagde].
4.11. Uit de eigen stelling van Vermoeidheidcentrum volgt dat zij de brief van 19 augustus 2010 van de gemachtigde van [gedaagde] heeft opgevat als een opzegging van de samenwerking tegen 1 september 2010. Gelet hierop en omdat niet is gebleken dat op een eerdere datum is opgezegd, zal de voorzieningenrechter als uitgangspunt nemen dat de samenwerking op 19 augustus 2010 is opgezegd.
4.12. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van Vermoeidheidcentrum als in het dictum te melden voor toewijzing in aanmerking komen.
4.13. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt tot EUR 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in strijd handelt met de veroordeling tot een maximum van EUR 20.000,00.
4.14. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vermoeidheidcentrum worden begroot op:
- dagvaarding EUR 73,89
- vast recht 263,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.152,89
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] tot voortzetting van de samenwerking met Vermoeidheidcentrum met inachtneming van de door partijen gemaakte, en reeds nageleefde, afspraken, waaronder de afspraak dat behandeling van de patiënten dient plaats te vinden op de locatie Botter van het Vermoeidheidcentrum, tot de in acht te nemen opzegtermijn van één jaar op 19 augustus 2011 is geëindigd,
5.2. veroordeelt [gedaagde] om aan Vermoeidheidcentrum een dwangsom te betalen van EUR 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de onder 5.1. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van EUR 20.000,00 is bereikt,
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Vermoeidheidcentrum tot op heden begroot op EUR 1.152,89, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar mondeling uitgesproken op 27 augustus 2010.