ECLI:NL:RBZLY:2010:BP1833

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
17 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
175428 / KG ZA 10-406
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing blokkade en toegang tot pand in faillissement van Xenobiosis International B.V.

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 17 september 2010, vorderde de curator van Xenobiosis International B.V. (hierna: Xenobiosis) dat de gedaagde, Mac3park Oostervaart B.V., de blokkade van de toegangsdeuren tot de productie- en laboratoriaruimten zou opheffen en de curator onbelemmerde toegang zou verlenen. De curator stelde dat er een afkoelingsperiode van één maand was gelast na de voorlopige surseance van betaling die aan Xenobiosis was verleend. De rechtbank oordeelde dat de curator voldoende aannemelijk had gemaakt dat de huurovereenkomst tussen Xenobiosis en Mac3park Oostervaart nog voortduurde, ondanks de betwisting door Mac3park Oostervaart. De voorzieningenrechter wees de vordering tot opheffing van de blokkade en toegang tot het pand toe, maar wees andere vorderingen van de curator af wegens onvoldoende onderbouwing.

De procedure begon met de dagvaarding en verschillende producties van beide partijen. De curator had de beëindigingsovereenkomst tussen Xenobiosis en Mac3park Oostervaart vernietigd, wat leidde tot het geschil over de toegang tot het pand. De rechtbank oordeelde dat de curator recht had op toegang tot de panden waar Xenobiosis haar onderneming voerde, en dat Mac3park Oostervaart een dwangsom zou verbeuren bij niet-naleving van de uitspraak. De kosten van de procedure werden ook aan Mac3park Oostervaart opgelegd. Dit vonnis benadrukt de rechten van de curator in faillissement en de noodzaak voor gedaagden om de wettelijke verplichtingen te respecteren in het kader van een faillissement.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 175428 / KG ZA 10-406
Vonnis in kort geding van 17 september 2010
in de zaak van
MR. BAS JOHANNES VAN DIJEN
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap
XENOBIOSIS INTERNATIONAL B.V.
wonende te Amstelveen, kantoorhoudende te Lelystad,
eiser,
advocaat mr. B.J. van Dijen te Lelystad,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAC3PARK OOSTERVAART B.V.,
gevestigd te Lelystad,
gedaagde,
advocaat mr. F. Klemann te Zwolle.
Eiser zal hierna als de curator worden aangeduid. Gedaagde zal hierna Mac3park Oostervaart genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 26 producties
- de brief van 7 september 2010 met productie 27 van de zijde van de curator
- de brief van 8 september 2010 met producties 28 van de zijde van de curator
- de brief van 10 september 2010 (gedateerd 10 augustus 2010) met productie 1 t/m 4 van de zijde van Mac3park Oostervaart
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de curator
- de pleitnota van Mac3park Oostervaart.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 27 juli 2010 is voorlopige surseance van betaling verleend aan de besloten vennootschap Xenobiosis International B.V. (hierna: Xenobiosis) en is een afkoelingsperiode van één maand gelast. Bij vonnis van deze rechtbank van 29 juli 2010 is het faillissement uitgesproken van Xenobiosis. Tot rechter-commissaris is mr. drs. H. Vegter benoemd, mr. B.J. van Dijen is aangesteld als curator.
2.2. Met ingang van de datum van het faillissement heeft de Belastingdienst in verband met haar vordering van minimaal EUR 100.000,- een fiscaal bodemrecht gevestigd.
2.3. Xenobiosis heeft als doelstelling: “het verrichten van onderzoek op het gebied van medicijnen en life-science producten en het ontwikkelen en produceren daarvan, consultancy op deze gebieden, alsmede het op de markt brengen van dergelijke producten”.
2.4. Bestuurder en aandeelhouder van Xenobiosis is [bestuurder 1 Xenobiosis] (hierna: [bestuurder 1 Xenobiosis]). Vanaf 27 oktober 2009 tot en met 8 juni 2010 is [bestuurder 2 Xenobiosis] (hierna: [bestuurder 2 Xenobiosis]) tezamen met [bestuurder 1 Xenobiosis] bestuurder van Xenobiosis geweest. Daarnaast vormt [bestuurder 2 Xenobiosis] tezamen met drie andere personen de Raad van Commissaris van Xenobiosis.
2.5. [bestuurder 2 Xenobiosis] is feitelijk directeur van Mac3park Oostervaart.
2.6. Op 13 maart 2007 is er op basis van een geldlening stil verpand aan Mac3park Oostervaart alle inventaris voor zover aangeschaft uit genoemde geldlening. Deze stille verpanding is door de aflossing van de lening komen te vervallen.
2.7. Op 10 augustus 2007 heeft Xenobiosis al haar debiteuren en huidige en toekomstige voorraden aan de Rabobank verpand. Voorts heeft Xenobiosis op dezelfde datum octrooien en een houtgestookte thermo cv kachel aan de Rabobank verpand. Beide verpandingen zijn op 17 augustus 2007 geregistreerd.
2.8. Op 21 maart 2008 heeft Xenobiosis een huurovereenkomst gesloten met Mac3park Oostervaart, welke huurovereenkomst medio augustus 2009 is aangevuld.
2.9. Op 16 juni 2008 heeft Xenobiosis, op basis van een notariële akte, aan Mac3park Oostervaart verpand alle huidige en toekomstige (handels)merken, auteursrechten octrooirechten en alle andere rechten van intellectuele eigendom.
2.10. Eveneens op 16 juni 2008 heeft Xenobiosis, op basis van een notariële akte, de inventaris (met uitzondering van de voorraden en intellectuele eigendommen), zoals genoemd in de bijlage bij de akte, aan Mac3park Oostervaart verkocht. Xenobiosis zou vervolgens de inventaris van Mac3park Oostervaart huren.
2.11. Op 11 november 2008 heeft Xenobiosis aan de overige aandeelhouders in eerste rang al de inventaris alsmede de toekomstige inventaris verpand. Aan de aandeelhouders in tweede rang heeft Xenobiosis verpand de vorderingen, voorraden, debiteuren en de houtgestookte thermo cv kachel. Aan de aandeelhouders in derde rang heeft Xenobiosis verpand de intellectuele eigendomsrechten.
2.12. Op 6 april 2010 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de beide directeuren ([bestuurder 1 Xenobiosis] en [bestuurder 2 Xenobiosis]) van Xenobiosis en Mac3park Oostervaart. Mac3park Oostervaart werd tijdens die bespreking vertegenwoordigd door [bestuurder 2 Xenobiosis] en [vertegenwoordiger Mac3park Oostervaart]. Tijdens deze bespreking hebben partijen afspraken gemaakt, inhoudende dat de huurovereenkomst per 14 juli 2010 zou eindigen en dat er een nieuw huurcontract zou komen voor de kantoorruimten. [bestuurder 1 Xenobiosis] heeft het verslag van deze bespreking (hierna aangeduid als de beëindigingsovereenkomst) op 8 juli 2010 ondertekend.
2.13. Eveneens op 8 juli 2010 zijn Xenobiosis en Mac3park Oostervaart een overeenkomst vuistpandrecht op inventaris en octrooien aangegaan.
2.14. Op 12 juli en 27 juli 2010 zijn bankgaranties, als gesteld bij de Rabobank en ABN AMRO Bank door Mac3park Oostervaart uitgewonnen ten bedrage van in totaal EUR 150.000,- onder de mededeling dat er een huurachterstand van EUR 223.462,72 bestaat.
2.15. Bij brief van 28 juli 2010 heeft de curator - op dat moment nog in zijn hoedanigheid als bewindvoerder van Xenobiosis - de beëindigingsovereenkomst waarbij de huurovereenkomst per 14 juli 2010 zou komen te eindigen, buitengerechtelijk vernietigd. Voorts heeft de curator Mac3park Oostervaart verzocht dan wel gesommeerd de oorspronkelijke huurovereenkomst na te komen en hem omgaand toegang te verschaffen tot het pand aan [adres] te [woonplaats].
2.16. Op 26 augustus 2010 is de afkoelingsperiode verlengd tot 26 september 2010.
3. Het geschil
3.1. De curator vordert Mac3park Oostervaart te veroordelen tot:
I. het (doen) opheffen van de (onrechtmatige) blokkade van de toegangsdeuren tot (o.a.) de productie en laboratoriaruimte(n) in het pand aan [adres] te [woonplaats] althans de onroerende za(aken) waar de gefailleerde vennootschap haar onderneming voert en de curator voorts onbelemmerde toegang tot het pand voornoemd als geheel te verlenen teneinde bedoelde productie en laboratoriaruimte(n) te kunnen betreden en voorts Mac3park Oostervaart te veroordelen tot het zich onthouden van gedragingen, uitingen of anderszins welke de curator belemmeren zijn wettelijk aan hem opgedragen taak naar behoren en voortvarend uit te kunnen oefenen;
II. het zich (in de ruimste zin van het begrip zich) onthouden van gedragingen, uitingen of anderszins welke als (evident) in strijd moeten worden aangemerkt met de in het faillissement van Xenobiosis afgekondigde afkoelingsperiode;
III. tot afgifte aan de curator van tot de bedrijfsmiddelen van Xenobiosis behorende dan wel te rekenen zaken, waaronder maar daartoe niet noodzakelijkerwijze beperkt, de bedrijfstelefoons en digitale toegangscodes en eventuele andere zaken welke op vrijdag 30 juli, althans door medewerkers van Mac3park Oostervaart zijn weggenomen;
IV. het verlenen van haar medewerking teneinde (in redelijkheid) de voorraad van Xenobiosis, waaronder maar daartoe niet noodzakelijkerwijze beperkt, een nader te concretiseren hoeveelheid Ginkoblad als aanwezig in de bedrijfsruimte aan [adres] te [woonplaats], althans, de voorraad zoals deze (kennelijk) elders in de macht van Mac3park Oostervaart aanwezig is, ten behoeve van de boedel en de afwikkeling van het faillissement te kunnen (doen) bewaren om de juridische status daarvan door de curator te kunnen (doen) vaststellen dan wel deze te gelde te kunnen maken voor de gerechtigden alsook deze op eerste verzoek af te geven aan de curator;
V. (ontbreekt, voorzieningenrechter)
VI. dat, indien wordt nagelaten aan een of enige veroordeling ter zake de onder I tot en met IV gevorderde te voldoen, Mac3park Oostervaart een dwangsom zal verbeuren van EUR 25.000,- alsook EUR 10.000,- per dag of dagdeel na betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans op straffe van een dwangsom ter hoogte van een bedrag zoals de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren.
VII. Met veroordeling van Mac3park Oostervaart in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, met bepaling dat Mac3park Oostervaart de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is vanaf 8 dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, tot de dag der algehele voldoening.
3.2. Mac3park Oostervaart voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
De vordering onder I.
4.1. De vordering onder I bestaat uit 2 delen. Onder het eerste deel vordert de curator – kort gezegd – onbelemmerde toegang tot de productie- en laboratoriaruimten in het pand aan [adres] te [woonplaats] dan wel de plaats waar Xenobiosis haar onderneming voert. In het tweede deel vordert de curator – kort gezegd – dat Mac3park Oostervaart zich dient te onthouden van gedragingen, uitingen of anderszins welke de curator belemmeren zijn taak als curator uit te oefenen. De voorzieningenrechter zal deze vorderingen één voor één bespreken.
Onbelemmerde toegang
4.2. De curator stelt zich op het standpunt dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst nog steeds voortduurt en dat Mac3park Oostervaart op die grond de curator toegang dient te verschaffen tot het pand aan [adres] te [woonplaats]. Hiertoe heeft de curator het navolgende aangevoerd.
Er is geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand gekomen omdat Xenobiosis onbevoegd vertegenwoordigd is geweest. [bestuurder 2 Xenobiosis] was op het moment van het sluiten van de overeenkomst feitelijke bestuurder van zowel Xenobiosis als Mac3park Oostervaart. Van belang is dat het bestuurderschap vanuit Xenobiosis er een was waarbij zowel [bestuurder 1 Xenobiosis] als [bestuurder 2 Xenobiosis] alleen gezamenlijk bevoegd waren. Gevolg hiervan is een tegenstrijdig belang in de zin van 2:256 BW, hetgeen externe werking heeft. Men had derhalve op dit heikel punt van het beëindigen van de huur zo vlak voor faillissement op grond van 2:256 BW de commissarissen moeten laten besturen.
Daar komt bij dat uit artikel 13 lid onder a van de statuten volgt dat een besluit van het bestuur aan de goedkeuring van de Raad van Commissarissen is onderworpen waar het gaat om huur en opzeggen van huur. Derhalve kan ook betoogd worden dat de beëindigingsovereenkomst nietig is ex artikel 2:14 BW (in strijd met de statuten) dan wel vernietigbaar is ex artikel 2:15 BW.
Voorts is de beëindigingsovereenkomst bij brief van 28 juli 2010 rechtmatig vernietigd, aangezien sprake is van een paulianeuze rechtshandeling. De overeenkomst is binnen één jaar voor faillissement onverplicht aangegaan, tussen partijen als bedoeld in artikel 43 lid 1 onder 4 Fw, waarbij feitelijk sprake is van een zekerheidsstelling voor een niet opeisbare schuld. Immers, er was geen huurachterstand en men wilde voorkomen dat die in de toekomst zouden gaan ontstaan. Als gevolg hiervan wordt de voor artikel 42 Fw vereiste wetenschap vermoed aanwezig te zijn. Nu het gevolg van de rechtshandeling benadeling van de schuldeisers met zich mee brengt, te weten het niet te gelde kunnen maken van diverse activa, is de pauliana een feit.
Ten slotte is de beëindigingsovereenkomst vernietigbaar is op grond van een wilsgebrek aan de zijde van Xenobiosis. Er is sprake van misbruik van omstandigheden (3:44 BW), aangezien Mac3park Oostervaart had moeten weten dat door de bijzondere toestand waarin [bestuurder 1 Xenobiosis] en Xenobiosis verkeerden, deze had behoren te worden weerhouden van de zogenaamde overeenstemming.
4.3. Mac3park Oostervaart stelt zich op het standpunt dat partijen een liberatoire overeenkomst zijn aangegaan en verzet zich tegen de vernietiging van de beëindigingsovereenkomst door de curator. Zij voert aan dat zij Xenobiosis heeft aangeboden de kantoorruimte in een nieuwe overeenkomst te verhuren, maar dat van dat aanbod nooit gebruik is gemaakt. Voorts stelt Mac3park Oostervaart dat zij zich bereid heeft verklaard om ook de productieruimte opnieuw aan Xenobiosis te verhuren indien zij binnen afzienbare tijd nieuwe financiers zou vinden, maar dat is evenmin gebeurd. Hierdoor is de volle en onbezwaarde eigendom per 14 juli 2010 weer bij Mac3park Oostervaart teruggekeerd en is het huurderschap van Xenobiosis per die datum beëindigd. De curator kan er derhalve niet in.
4.4. Kern van het geschil ten aanzien van de vordering onder I. is de vraag of de huurovereenkomst tussen Xenobiosis en Mac3park Oostervaart thans nog voortduurt. Indien de huurovereenkomst nog voortduurt, heeft de curator onbelemmerde toegang tot het pand aan [adres] te [woonplaats]. Indien de huurovereenkomst middels de beëindigingsovereenkomst op 14 juli 2010 is geëindigd, dan hoeft Mac3park Oostervaart – behoudens artikel 93a Fw – de curator niet tot het pand toe te laten.
Mac3park Oostervaart heeft aangevoerd dat voor een debat over het onderhavige geschil geen plaats is in een kort geding als het onderhavige en dat alleen al om die reden de vordering van de curator dient te worden afgewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat Mac3park Oostervaart er hierbij aan voorbij dat het kort geding een bijzondere rechtsgang is strekkende tot het verkrijgen van een voorlopige voorziening in spoedeisende zaken. De vraag die thans aan de voorzieningenrechter voor ligt is of voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat de vernietiging van de beëindigingsovereenkomst door de curator rechtmatig is.
De curator heeft gemotiveerd gesteld dat hij de tussen partijen overeengekomen beëindigingsovereenkomst op grond van artikel 42 Fw heeft vernietigd, zodat de huurovereenkomst thans nog voortduurt. Mac3park Oostervaart heeft slechts aangevoerd dat zij zich verzet tegen deze vernietiging en heeft aangevoerd dat het een liberatoire overeenkomst betreft. Mac3park Oostervaart heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit de voorzieningenrechter zou kunnen afleiden dat de curator de beëindigingsovereenkomst niet kon vernietigen op grond van artikel 42 Fw. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat Mac3park Oostervaart op dit punt niet dan wel onvoldoende de stellingen van de curator heeft weersproken. Hierdoor acht de voorzieningenrechter het thans voorshands voldoende aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat de vernietiging van de beëindigingsovereenkomst door de curator rechtmatig is. De voorzieningenrechter zal het eerste deel van de vordering onder I. dan ook toewijzen.
Zich onthouden van gedragingen, etc.
4.5. Ten aanzien van het tweede deel van de vordering onder I, te weten dat Mac3park Oostervaart zich dient te onthouden van gedragingen, uitingen of anderszins welke de curator belemmeren zijn taak als curator uit te oefenen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze vordering onvoldoende concreet is. Het is onduidelijk op welke gedragingen, uitingen of anderszins de curator precies doelt, zodat de voorzieningenrechter dit deel van de vordering zal afwijzen.
De vordering onder II.
4.6. Ten aanzien van de vordering onder II. is de voorzieningenrechter eveneens van oordeel dat deze vordering onvoldoende concreet is. Ook hier is onduidelijk welke gedragingen, uitingen of anderszins worden bedoeld en op welke wijze en door wie zij moeten worden aangemerkt in strijd met de afgekondigde afkoelingsperiode. Daar komt bij dat de afkoelingsperiode nog slechts tot 26 september 2010 loopt en niet nogmaals verlengd kan worden. Op die datum komt het belang van de curator bij deze vordering derhalve te vervallen. De voorzieningenrechter zal deze vordering dan ook afwijzen.
De vordering onder III.
4.7. De curator heeft ter onderbouwing van deze vordering aangevoerd dat Mac3park Oostervaart na datum faillissement en gedurende de afkoelingsperiode telefoons en mogelijk andere zaken heeft meegenomen. De curator stelt dat deze zaken dienen te worden geretourneerd. Indien Mac3park Oostervaart van mening is dat deze zaken haar eigendom zijn, dan kan zij een verzoek ex artikel 63a FW doen.
4.8. Mac3park Oostervaart heeft aangevoerd de vordering dusdanig vaag is, dat het reeds om die reden afgewezen moet worden. Ten aanzien van de telefoons heeft Mac3park Oostervaart aangevoerd dat deze haar eigendom zijn, welke zij had mee verhuurd aan Xenobiosis. Na het eindigen van de huurovereenkomst heeft zij de telefoons weer teruggenomen.
4.9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de curator ten aanzien van de telefoons niet dan wel onvoldoende heeft weersproken dat deze eigendom zijn van Mac3park Oostervaart. Weliswaar bestaat er in de faillissementswet een regeling op welke wijze een eigenaar van een zaak zijn zaak geretourneerd kan krijgen, echter nu Mac3park Oostervaart de telefoons inmiddels weer in bezit heeft, acht de voorzieningenrechter het overbodig om te bepalen dat deze weg dient te worden gevolgd. De voorzieningenrechter zal dan ook dit deel van de vordering afwijzen. Ten aanzien van de digitale toegangscodes is de voorzieningenrechter van oordeel dat voor zover deze noodzakelijk zijn om uitvoering te geven aan het eerste deel van de vordering onder I., Mac3park Oostervaart deze toegangscodes aan de curator dient te retourneren. De voorzieningenrechter zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen. Voor het overige acht de voorzieningenrechter het gevorderde te onbepaald.
De vordering onder IV.
4.10. Ten aanzien van de voorraden verschillen partijen van mening over de vraag wie de eigenaar is van de voorraden.
4.11. De curator stelt zich op het standpunt dat de voorraden eigendom zijn van Xenobiosis en derhalve in de boedel vallen. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat hij facturen heeft aangetroffen waaruit volgt dat de voorraden zijn betaald door Xenobiosis, dat de zogenaamde “handling” is geregeld door Xenobiosis en dat de met de handling gepaard gaande kosten eveneens door Xenobiosis zijn voldaan. Het is de curator voorts bekend dat een groot deel van de voorraden zich bevindt bij Mac3park Oostervaart en dat een klein deel zich bevindt aan [adres] te [woonplaats].
4.12. Mac3park Oostervaart heeft aangevoerd dat Xenobiosis op enig moment voor EUR 600.000,- ginkoblad had aangekocht in China, maar dat zij daarvoor geen geld had. Mac3park Oostervaart heeft toen via de KKM Groep (waarvan [bestuurder 2 Xenobiosis] bestuurder is) en mede-aandeelhouder Sevilla een additionele financiering van EUR 1.000.000,- toegezegd onder de strikte voorwaarden – onder andere – dat het aan te kopen ginkoblad eigendom van Mac3park Oostervaart werd en dat Xenobiosis van haar zou kunnen kopen. Xenobiosis heeft toen op eigen naam, maar als vertegenwoordiger van Mac3park Oostervaart in China voor EUR 300.000,- ginkoblad gekocht. De betaling is van Mac3park Oostervaart via Xenobiosis naar de Chinese verkopers gegaan. De aflevering heeft rechtstreeks aan Mac3park Oostervaart plaatsgevonden, zodat Mac3park Oostervaart daarmee de eigendom heeft verkregen. Ten aanzien van de voorraden in het pand aan [adres] te [woonplaats], heeft Mac3park Oostervaart ter zitting verklaard dat deze eigendom van Xenobiosis zijn.
4.13. Tussen partijen staat vast dat de voorraden aanwezig in het pand aan [adres] te [woonplaats] eigendom zijn van Xenobiosis. Dit betekent dat de curator ten aanzien van deze voorraden kan handelen zoals hij noodzakelijk acht. Nu de vordering onder I. is toegewezen, zal de curator zonder enige problemen toegang hebben tot deze voorraden. Hiermee is derhalve het belang van de curator bij dit deel van de vordering komen te vervallen.
Ten aanzien van de voorraden die zich elders bevinden verschillen partijen van mening over de vraag wie daarvan de eigenaar is. Op basis van het in deze procedure naar voren gebrachte en overgelegde stukken kan de voorzieningenrechter geen antwoord geven op deze vraag. Dit betekent dat nadere bewijsvoering noodzakelijk is. Nu een kort geding als het onderhavige zich hiertoe niet leent, zal de voorzieningenrechter deze vordering afwijzen.
4.14. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.15. De rechtbank zal de vordering tot toewijzing bij voorbaat van een (forfaitair) bedrag wegens nakosten (en/of nasalaris) afwijzen. Het gaat thans immers om kosten die eerst ná het wijzen van dit vonnis kunnen ontstaan en waarvan nu niet bekend kan zijn of - zo al zodanige kosten tot enig (forfaitair) bedrag zullen ontstaan – die al dan niet zullen worden betwist, terwijl de wetgever in het geval van betwisting in artikel 237 lid 4 Rv de daarvoor toepasselijke rechtsgang heeft aangewezen.
4.16. Mac3park Oostervaart zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op:
- dagvaarding EUR 73,89
- vast recht 263,00
- salaris advocaat 904,00
Totaal EUR 1.240,89
4.17. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten voor het geval deze niet binnen zeven dagen na het wijzen van dit vonnis zijn voldaan, zal worden afgewezen. Het is immers aan de eisende partij en niet aan de rechter, om de wederpartij (in dit geval met betrekking tot het voldoen van de proceskosten) in verzuim te brengen, terwijl de termijnstelling desgewenst gelijk met de betekening van de uitspraak kan plaatsvinden. Deze betekening is uit kracht van artikel 430 lid 3 Rv voorwaarde voor de tenuitvoerlegging van (enig onderdeel van) de uitspraak, zodat tevens het belang bij de vordering tot een door de voorzieningenrechter in het dictum te geven termijnstelling ontbreekt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt Mac3park Oostervaart tot het (doen) opheffen van de blokkade van de toegangsdeuren tot (o.a.) de productie- en laboratoriaruimte(n) in het pand aan [adres] te [woonplaats], althans de onroerende za(a)ken waar Xenobiosis haar onderneming voert,
5.2. veroordeelt Mac3park Oostervaart om de curator onbelemmerde toegang tot de onder 5.1. genoemde panden als geheel te verlenen teneinde bedoelde productie en laboratoriaruimte(n) te kunnen betreden,
5.3. veroordeelt Mac3park Oostervaart om aan de curator een dwangsom te betalen van EUR 10.000,- voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1. en 5.2. uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van EUR 500.000,- is bereikt,
5.4. veroordeelt Mac3park Oostervaart in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op EUR 1.240,89,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. The-Kouwenhoven en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2010.