ECLI:NL:RBZLY:2010:BP0802

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
5 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
519337 ER 10-90
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot kosteloze vereffening en opheffing van de vereffening van een nalatenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 5 oktober 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot kosteloze vereffening en opheffing van de vereffening van een nalatenschap. Verzoekster, mw. mr. P.S.I. Lichtendonk, vertegenwoordigt een deel van de erfgenamen van de nalatenschap. De zaak betreft de wettelijke vereffening van de nalatenschap, waarbij de kantonrechter zich baseert op de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 4:202 en artikel 4:209. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster zowel om opheffing van de vereffening als om kosteloze vereffening heeft verzocht. Dit verzoek is in overeenstemming met de praktijk, waarbij vaak blijkt dat na het voldoen aan de lichte vereffeningsverplichtingen de boedel negatief is, waardoor er weinig tot niets meer te vereffenen valt.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het redelijk is om beide verzoeken in één beschikking te behandelen, ondanks dat de wettekst dit strikt genomen niet toestaat. De rechter heeft de vereffeningskosten vastgesteld op € 3.476,88 en bepaald dat het griffierecht van € 111,00 ten laste van de Staat komt. De opheffing van de vereffening is bevolen zonder dat publicatie noodzakelijk is. De beslissing is genomen zonder mondelinge behandeling, omdat de kantonrechter zich voldoende geïnformeerd achtte op basis van het ingediende verzoekschrift.

De uitspraak biedt duidelijkheid over de toepassing van de wettelijke vereffeningsverplichtingen en de mogelijkheden voor erfgenamen om de kosten van de vereffening te minimaliseren. De kantonrechter heeft benadrukt dat de vereffenaar moet voldoen aan de verplichtingen zoals het opmaken van een boedelbeschrijving en het oproepen van schuldeisers, maar dat de zware vereffeningsverplichtingen niet van toepassing zijn. De beslissing kan binnen drie maanden na de dagtekening in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknummer. : 519337 ER 10-90
datum : 5 oktober 2010
BESCHIKKING OP EEN VERZOEK INZAKE
KOSTELOZE DANWEL OPHEFFING VAN VEREFFENING VOLGENS DE WET
ingediend door:
mw. mr. P.S.I. Lichtendonk, verbonden aan Lexis Notarissen te Zuidwolde,
woonplaats kiezend te [woonplaats],
verzoekster,
die handelt namens (een deel van) de erfgenamen van de nalatenschap van:
[M], geboren te [geboorteplaats] op [1931] en overleden op [2008], laatst gewoond hebbende te [woonplaats].
De procedure
Op 20 augustus 2010 is ter griffie ingekomen een verzoekschrift, waarin wordt verzocht om kosteloze danwel opheffing van de wettelijke vereffening van de nalatenschap als bedoeld in art. 4:209 BW.
Nu de kantonrechter zich voldoende geïnformeerd acht, is afgezien van een mondelinge behandeling.
De beoordeling
1.
Ingevolge de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap door een aantal erfgenamen zijn volgens artikel 4:202 lid 1 sub a BW de voorschriften inzake de wettelijke vereffening van toepassing.
2.
Op grond van artikel 4:209 lid 1 BW kan onder omstandigheden hetzij de kosteloze vereffening van de nalatenschap, hetzij de opheffing van de vereffening worden bevolen.
3.1
De kantonrechter zal het verzoek aldus opvatten dat wordt verzocht om opheffing van de vereffening én om het griffierecht van dat verzoek ten laste van de Staat te brengen. Laatstbedoeld verzoek moet redelijkerwijze als een verzoek om kosteloze vereffening worden opgevat omdat het gevolg van een bevolen kosteloze vereffening onder meer is dat het verschuldigde griffierecht ten laste van de Staat komt.
3.2
Strikt genomen laat de wettekst dit niet toe. Artikel 4:209 lid 1 BW bepaalt immers dat ‘hetzij’ de kosteloze vereffening, ‘hetzij’ de opheffing van de vereffening kan worden bevolen. In het onderhavige geval verzoekt verzoekster beide.
3.3
In het algemeen gesproken acht de kantonrechter het ondanks de wettekst juist beide verzoeken door middel van één beschikking in te willigen.
Vaak is het namelijk zo dat nadat aan de zogeheten lichte vereffeningsverplichtingen is voldaan, de boedel negatief blijkt te zijn, waardoor er feitelijk weinig tot niets meer te vereffenen valt en de opheffing van de vereffening voor de hand ligt. Aan de nakoming van de lichte vereffeningsverplichtingen zijn geen griffierecht of publicatiekosten verbonden zodat er in de praktijk geen aanleiding bestaat al in een eerdere fase om de kosteloze vereffening te vragen. Voor het vervolgens in te dienen verzoek tot opheffing van de vereffening is echter griffierecht verschuldigd maar daartoe ontbreken veelal de middelen zodat naast de opheffing van de vereffening de kosteloze vereffening wordt verzocht.
Een redelijke en op de praktijk toegesneden wetstoepassing leidt ertoe dat zowel de kosteloze vereffening als de opheffing van de vereffening in één beschikking wordt bevolen. Het gevolg daarvan is dat aan de indiening van het verzoek tot opheffing geen griffierecht is verbonden en de vereffening een einde neemt.
4.
De (lichte) wettelijke vereffeningsverplichtingen zijn:
a. het opmaken en ter inzage leggen van een boedelbeschrijving;
b. het per brief oproepen van de hem/haar bekende schuldeisers van de nalatenschap;
c. het melden van eventuele onbekendheid met een adres aan de kantonrechter, en
d. het (voor zover mogelijk) voldoen van de vorderingen.
5.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om de vereffening te verzwaren als bedoeld in artikel 4:221 BW.
6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vereffenaar voldaan aan de hiervoor onder 4.a tot en met c. genoemde verplichtingen, zodat de opheffing van de vereffening kan worden bevolen.
7.
De vereffenaar dient thans over te gaan tot het (voor zover mogelijk) voldoen van de vorderingen (zoals hiervoor onder 4.d genoemd). De kantonrechter volstaat, wat deze verplichting betreft, met de algemene mededeling dat eerst de preferente schulden zullen moeten worden voldaan en nadien pondspondsgewijs de concurrente schulden.
De kantonrechter heeft geen wettelijke bevoegdheid om een specifiek verdelingsvoorstel goed te keuren.
8.
De kantonrechter begroot de vereffeningskosten op € 3.476,88, zijnde de door de notaris gespecificeerde notariskosten inclusief BTW. Vereffeningskosten worden geacht een preferente nalatenschapschuld te zijn.
9.
De kantonrechter zal tevens bepalen dat de opheffing niet behoeft te worden gepubliceerd. De griffier zal zorgdragen voor inschrijving van deze beslissing in het boedelregister.
De beslissing
De kantonrechter:
- verstaat dat op de erfgenamen/vereffenaars niet de (zware vereffenings-) verplichtingen als omschreven in artikel 4:214 lid 1 en 5 en artikel 4:218 BW rusten;
- stelt de vereffeningskosten vast op € 3.476,88;
- bepaalt dat het aan dit verzoek verbonden griffierecht ad € 111,00 ten laste van de Staat komt;
- beveelt de opheffing van de vereffening en bepaalt dat de opheffing niet hoeft te worden gepubliceerd.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 5 oktober 2010, in tegenwoordigheid van de griffier. (lw)
Tegen deze beslissing kan, behoudens berusting, hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dagtekening van deze eindbeschikking door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden (civiele griffie: postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden).