ECLI:NL:RBZLY:2010:BP0212

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
519525 CV 10-6374
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidszaak over afrekening beëindigde arbeidsovereenkomst en vakantiedagen

In deze arbeidszaak vorderde eiser, een vrachtwagenchauffeur, betaling van achterstallig loon en vakantiedagen van gedaagde, zijn werkgever. Eiser was van 18 mei 2009 tot en met 31 december 2009 in dienst bij gedaagde en had zich op 14 december 2009 ziek gemeld. Gedaagde had echter de ziekte-uren als vakantiedagen aangemerkt en deze ingehouden op de eindafrekening. Eiser vorderde een bedrag van € 1.399,51 bruto en € 508,66 netto, plus wettelijke verhoging en rente, alsook incassokosten. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat eiser zich ten onrechte ziek had gemeld.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd dat eiser niet ziek was. Gedaagde had nagelaten de bedrijfsarts in te schakelen, wat als een tekortkoming werd gezien. De kantonrechter stelde vast dat ziektedagen niet zonder toestemming van de werknemer als vakantiedagen konden worden aangemerkt. Aangezien gedaagde deze toestemming niet had gevraagd, waren de ziekte-uren ten onrechte als vakantiedagen geboekt.

De vordering tot betaling van het loon over de ten onrechte afgeboekte vakantie-uren werd toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat het uurloon van eiser, vermeerderd met vakantietoeslag, moest worden gebruikt voor de berekening van de niet-genoten vakantiedagen. Gedaagde had het gevorderde bedrag van € 1.399,51 bruto niet bestreden, waardoor dit bedrag werd toegewezen, vermeerderd met een wettelijke verhoging, in totaal € 1.700,00 bruto.

Met betrekking tot de telefoonkosten oordeelde de kantonrechter dat eiser niet had bewezen dat het bellen met collega's gratis was. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stellingen over de telefoonkosten, waardoor deze kosten niet werden toegewezen. De kantonrechter kende wel incassokosten toe van € 300,00, omdat deze voldoende waren aangetoond. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding. Gedaagde werd als verliezende partij veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
Zaaknr. : 519525 CV EXPL 10-6374
Datum : 28 december 2010
Vonnis in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
verder te noemen [eiser],
gemachtigde mr S. Loef,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
verder te noemen [gedaagde],
vertegenwoordigd door [M], directeur.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding
- het antwoord van de gedaagde partij
- de nadere toelichtingen van partijen.
Het geschil
[eiser] vordert van [gedaagde] betaling van € 1.399,51 bruto en € 508,66 netto salaris, vermeer-derd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, betaling van € 357,00 incassokosten, en de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
[gedaagde] bestrijdt de vordering.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staat het volgende vast.
[eiser] was vanaf 18 mei 2009 tot en met 31 december 2009 in loondienst van [gedaagde]. Zijn functie was vrachtwagenchauffeur. Op het dienstverband was de CAO beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen van toepassing. Het uurloon van [eiser] bedroeg € 12,46 bruto exclusief 8% vakantietoeslag.
Op 14 december 2009 heeft [eiser] zich ziek gemeld. [gedaagde] heeft op de eindafrekening in totaal 104 uren op de nog openstaande, niet genoten vakantiedagen ingehouden, in totaal € 1.399,51 bruto. Voorts is in verband met telefoonkosten een bedrag van € 508,66 op het loon tot en met oktober 2009 ingehouden.
2.
[gedaagde] stelt dat [eiser] zich op 14 december 2009 ten onrechte ziek heeft gemeld en tot het einde van het dienstverband ook ten onrechte, immers zogenaamd wegens ziekte, geen arbeid heeft verricht. Volgens [gedaagde] was [eiser] namelijk niet ziek. [gedaagde] heeft [eiser] kort na diens ziekmelding thuis bezocht en toen vastgesteld dat hij niet ziek was. Daarom zijn de 104 ziekte-uren als vakantie-uren geboekt en bij de eindafrekening verre-kend.
[eiser] heeft gesteld dat hij wel ziek was. Hij had griep, aldus de brief van de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] van 23 februari 2010.
3.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Partijen twisten over de vraag of [eiser] zich op goede gronden ziek heeft gemeld en daarom mocht thuisblijven. Niet in geschil is dat [eiser] recht had op doorbetaling van zijn loon in-dien hij ziek was. Nu heeft [gedaagde] wel het loon doorbetaald, maar vervolgens de ziekte-uren als vakantie-uren aangemerkt. Artikel 7:629a lid 1 BW inzake de noodzakelijke des-kundigenverklaring bij een vordering tot loondoorbetaling is hier niet van toepassing omdat het niet om betaling van loon als bedoeld in dit artikel gaat, maar om de vergoeding van niet-genoten vakantiedagen, ook al wordt dat uitgedrukt in een bedrag aan loon.
Indien [gedaagde] na het bezoek aan [eiser] redenen had aan diens ziekte te twijfelen, dan had [gedaagde] de arbodienst kunnen en behoren in te schakelen. Kennelijk heeft [gedaagde] dat nagelaten. Dat was niet zo verstandig, want [gedaagde] is geen arts. De stelling dat [ei-ser] arbeidsgeschikt was, wordt dan ook bij gebreke van een dienovereenkomstige verklaring van een arbo-arts, als onvoldoende onderbouwd gepasseerd.
4.
Uit artikel 7:636 BW volgt dat ziektedagen slechts met toestemming van de werknemer als vakantiedagen kunnen worden aangemerkt. Die toestemming is niet gevraagd, laat staan verleend, zodat [gedaagde] de ziekte-uren ten onrechte als vakantie-uren heeft aangemerkt.
De vordering tot betaling van het loon over de ten onrechte afgeboekte vakantie-uren zal worden toegewezen.
5.
Bij de berekening van de niet genoten vakantie-uren moet het uurloon vermeerderd met va-kantietoeslag worden genomen. De gebruikelijke, jaarlijkse vakantietoeslag wordt immers niet over de niet-genoten vakantiedagen berekend, maar over het bruto periodesalaris. Het andersluidende standpunt van [gedaagde] is dus niet juist.
Het loonbedrag over de vakantie-uren heeft [gedaagde] voor het overige niet bestreden zodat het gevorderde bedrag ad € 1.399,51 bruto zal worden toegewezen, vermeerderd met een -- enigszins gematigde-- wettelijke verhoging. In totaal zal € 1.700,00 bruto worden toegewe-zen.
6.
Met betrekking tot de post telefoonkosten ad € 508,66 overweegt de kantonrechter het vol-gende.
Volgens [eiser] mocht hij vrij bellen naar collega’s omdat [gedaagde] de daarmee gepaard gaande kosten had ‘afgekocht’ bij de provider. Andere (privé) telefoongesprekken mochten tot een bedrag van € 25,00 per maand, zonder verrekening van de kant van [gedaagde], wor-den gevoerd, aldus [eiser]. In september 2009 heeft [gedaagde] een nieuwsbrief onder het personeel verspreid en daarin vermeld dat onderling bellen tot 250 minuten gratis is en daar-na € 0,15 per minuut kost. In verband daarmee heeft [eiser] zijn belgedrag aangepast.
[gedaagde] heeft een en ander bestreden. Eind maart 2009 is een nieuwe simkaart aan het personeel verstrekt en een brief onder het personeel verspreid en in de kantine opgehangen. In die brief staat dat alle belkosten boven een bedrag van € 25,00 met het loon worden verre-kend. Dat was ook al jaren gebruikelijk. In de periode medio juli tot en met augustus 2009 is met [eiser] gesproken over diens belkosten en de overschrijdingen van het bedrag van € 25,00. Eerder hebben ook verrekeningen in verband met belkosten plaatsgevonden. [ge-daagde] heeft naar de loonafrekening van [eiser] over september 2008 verwezen. Kennelijk, zo stelt de kantonrechter vast, is aan het dienstverband tussen partijen een eerder dienstver-band voorafgegaan.
7.
De kantonrechter is van oordeel dat op [eiser] de plicht rust te bewijzen dat mobiel bellen met collega’s gratis was. [eiser] heeft blijkens de verrekende telefoonkosten veelvuldig van zijn telefoon gebruik gemaakt. Het gaat immers om een bedrag van maar liefst € 508,66 in vier maanden. Het ligt op de weg van [eiser] te bewijzen dat dit gratis was omdat het een feit van algemene bekendheid is dat aan het gebruik van een mobiele telefoon kosten zijn ver-bonden en het niet aannemelijk is dat [gedaagde] alle telefoongesprekken van [eiser], ook de niet-noodzakelijke, niet-werkgerelateerde gesprekken voor haar rekening heeft willen ne-men.
[eiser] heeft bij repliek slechts een in algemene bewoordingen gesteld bewijsaanbod gedaan en niet specifiek vermeld hoe hij zijn stellingen op dit onderdeel denkt te kunnen bewijzen. De kantonrechter zal hem daarom niet tot bewijslevering toelaten.
8.
Uitgaande van een toe te wijzen hoofdsom van € 1.700,00 bruto is aan incassokosten een bedrag van € 300,00 toewijsbaar. [eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat deze kos-ten zijn gemaakt en [gedaagde] heeft deze kosten niet bestreden.
De kantonrechter ziet echter geen grond voor toewijzing van omzetbelasting over het bedrag van de incassokosten omdat [eiser] kennelijk een rechtsbijstandverzekering heeft en niet aannemelijk is gemaakt dat SRK Rechtsbijstand aan [eiser] de verleende incassodiensten, een in beginsel met omzetbelasting belaste dienst, zal factureren of heeft gefactureerd.
9.
De wettelijke rente zal met ingang van de dag van de dagvaarding worden toegewezen, con-form de eis. Een eerdere dag is niet gesteld.
10.
Als overwegend verliezende partij dient [gedaagde] in de proceskosten te worden veroor-deeld.
Beslissing
De kantonrechter:
1.
veroordeelt [gedaagde] tegen bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen € 1.700,00 bruto loon vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2010 tot de dag van de volledige voldoening en € 300,00 incassokosten;
2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
? € 300,00 voor salaris gemachtigde (twee punten à € 150,00)
? € 87,93 voor explootkosten
? € 208,00 voor vastrecht;
3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in bijzijn van de griffier uitgesproken in de openbare terechtzitting van 28 december 2010.