ECLI:NL:RBZLY:2010:BP0203

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
10 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
5184529 ER 10-83
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering machtiging om nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden na eerdere zuivere aanvaarding

In deze zaak hebben verzoekers, de kinderen van erflaatster mevrouw [K], een verzoek ingediend bij de kantonrechter om hen te machtigen de nalatenschap van hun moeder alsnog beneficiair te aanvaarden. Dit verzoek volgde op een eerdere zuivere aanvaarding van de nalatenschap. De erflaatster had in haar testament de verzoekers als enige erfgenamen aangewezen. Echter, na de zuivere aanvaarding ontdekten de verzoekers dat erflaatster een stichting had opgericht in Liechtenstein, waarvan zij de begunstigden waren. De verzoekers stelden dat de legaten en fiscale lasten die zij moesten voldoen, hen zouden benadelen zonder de beneficiaire aanvaarding. Ze vroegen de kantonrechter om hen de machtiging te verlenen om de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden op basis van artikel 4:194 BW.

De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen. De rechter oordeelde dat de begunstiging door de stichting geen uiterste wilsbeschikking was en dat de erflaatster geen rechtens afdwingbare aanspraak had op de stichting. De beslissing van het stichtingsbestuur om de begunstiging te wijzigen, was rechtmatig en de erfgenamen konden hier geen aanspraak op maken. Bovendien was er geen sprake van een quasi-legaat, omdat de begunstiging niet als een schenking of gift van erflaatster kon worden beschouwd. De kantonrechter benadrukte dat de keuze voor een zuivere aanvaarding onherroepelijk was en dat eventuele fiscale claims voor rekening van de erflaatster en haar erfgenamen kwamen. De verzoekers werden dus niet in het gelijk gesteld en het verzoek werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknummer. : 518529 ER 10-83
datum : 14 december 2010
Beschikking op een verzoek tot machtiging aan kantonrechter
om een nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden
ingediend door:
1. [verzoekende partij], wonende te [woonplaats],
2. [verzoekende partij], wonende te [woonplaats],
beiden woonplaats kiezend ten kantore van Loyens & Loeff N.V. te Amsterdam,
verzoekers,
met betrekking tot de nalatenschap van:
[K], geboren te Groningen op [1909] en overleden op [2008], laatst gewoond hebbende te [woonplaats]
De procedure
Op 26 augustus 2010 is ter griffie ingekomen een verzoekschrift met bijlagen, waarin wordt verzocht om verzoekers op grond van artikel 4:194 lid 1 dan wel lid 2 BW te machtigen alsnog de nalatenschap van genoemde mevrouw [K] beneficiair te aanvaarden. Op verzoek van de kantonrechter hebben verzoekers een nadere schriftelijke toelichting op het verzoek gegeven, welke door de griffie is ontvangen op 10 november 2010.
Verzoekers hebben afgezien van het recht om te worden gehoord zodat de kantonrechter van een mondelinge behandeling heeft afgezien.
De beoordeling
1.
Blijkens het verzoekschrift hebben verzoekers de nalatenschap van mevrouw [K], hierna te noemen erflaatster, zuiver aanvaard. Verzoekers zijn haar kinderen en krachtens haar uiterste wil van 17 februari 2003 de enige erfgenamen van erflaatster.
2.
Op 27 mei 2010 is verzoekers gebleken dat erflaatster in 1994 de stichting [S], een stichting naar Liechtensteins recht, heeft opgericht. De doelstelling van deze stichting is blijkens artikel 3 van de statuten ‘die Bestreitung der Kosten der Erziehung und Bildung, der Ausstattung und Unterstützung oder des allgemeinen Lebensunterhaltes von Angehörigen einer oder mehrerer bestimmter Familien sowie die Verfolgung änhlicher Zwecke’.
Artikel 8 bepaalt: ‘Der Kreis der Begünstigten ergibt sich aus Reglement(en) und subsidiär aus Gesetz’ en ‘Die Begünstigung ist nur mit Zustimmung des Stiftungsrates veräusserlich, übertragbar oder belastbar’.
Uit artikel 1 van het reglement blijkt dat de eerstbegunstigde erflaatster is en wel ‘zu Ihren Lebzeiten’.
3.
In artikel 1 van het (herziene) reglement van de stichting (gedateerd 21 november 2007) is erflaatster gedurende haar leven als enige ‘Erstbegünstigte’ aangewezen. Artikel 2 juncto artikel 3 zegt dat vanaf het tijdstip waarop het bestuur van de stichting in kennis wordt gesteld van het overlijden van deze Erstbegünstigte het gehele vermogen van de stichting toekomt aan [X] en [verzoekende partij]. [X] is eveneens een kind van erflaatster, maar geen erfgenaam.
4.
Het verzoek houdt verband met deze begunstiging. De erfgenamen (verzoekers) duiden de begunstiging in hun verzoek van 25 augustus 2010 aan als een ‘uiterste wilsbeschikking…met betrekking tot vermogen in Zwitserland’.
De legaten en (fiscale) lasten die zij moeten voldoen kunnen volgens verzoekers tot een geringer bedrag uit hun erfdelen worden bestreden dan zonder deze begunstiging/uiterste wilsbeschikking het geval zou zijn geweest. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat de erfgenamen fiscale claims dienen te betalen ter zake van vermogen waarvan erflaatster in haar aangiften voor de inkomstenbelasting geen melding heeft gemaakt.
Verzoekers wensen daarom de machtiging van de kantonrechter ex artikel 4:194 lid 1 dan wel lid 2 BW om de nalatenschap alsnog beneficiair te aanvaarden.
5.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan deze machtiging niet worden verleend omdat niet wordt voldaan aan de criteria van artikel 4:194 BW. Het verzoek stuit reeds af op de omstandigheid dat bedoelde begunstiging geen uiterste wil is. Naar mag worden aangenomen heeft erflaatster destijds de stichting opgericht en heeft zij aan die stichting sFr 100.000 betaald. Kennelijk betreft het fiscaal niet verantwoord vermogen. Vervolgens heeft het bestuur van de stichting --waartoe erflaatster blijkens de ondertekening van het herziene reglement niet heeft behoord-- besloten erflaatster en --na haar overlijden-- haar beide kinderen [X] en [verzoekende partij] als begunstigde(n) aan te wijzen. Het aan de stichting ter beschikking gestelde kapitaal behoorde dus niet meer tot het vermogen van erflaatster. Het stichtingsbestuur heeft besloten het vermogen van de stichting aan te wenden voor de bestrijding van --kort gezegd-- de kosten van het levensonderhoud van erflaatster tot --uiteraard-- het moment van haar overlijden. Vanaf dat moment zijn [X] en [verzoekende partij] ‘Erstbegünstigten’, maar dat is niet krachtens een uiterste wilsbeschikking geschied, dus niet krachtens vererving, maar krachtens het stichtingsreglement.
6.
Uit de overgelegde stukken volgt ook niet dat erflaatster, en na haar overlijden [X] en [verzoekende partij], een rechtens afdwingbare aanspraak jegens de stichting hebben verkregen. Uit niets blijkt dat het stichtingsbestuur niet de bevoegdheid had om om haar moverende redenen de begunstiging ten gunste van een willekeurige derde te wijzigen. Een aanwijzing in die richting vormt het hiervoor geciteerde artikel 8 waaruit blijkt dat de begunstiging slechts met toestemming van het bestuur ‘veräusserlich, übertragbar oder belastbar’ is. Om deze reden is van vererving van een vordering jegens de stichting geen sprake.
7.
Evenmin is van een quasi-legaat als bedoeld in artikel 4:126 BW sprake, omdat de begunstiging geen schenking of andere gift van erflaatster betreft die pas na haar overlijden wordt uitgevoerd. Erflaatster heeft niets geschonken. Het bestuur van de stichting bepaalt wie de begunstigde is.
8.
Dat de erfgenamen na zuivere aanvaarding mogelijk worden geconfronteerd met fiscale claims omdat erflaatster geen melding van vermogen in haar aangiften heeft gemaakt, moet voor rekening van erflaatster en dus haar erfgenamen blijven. Op grond van artikel 4:190 lid 4 BW is een eenmaal gedane keuze onherroepelijk en kan de (zuivere) aanvaarding niet op grond van dwaling worden vernietigd.
9.
Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 14 december 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan, behoudens berusting, hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dagtekening van deze eindbeschikking door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden (civiele griffie: postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden).