ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9934
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens onherstelbare vertrouwensbreuk en afwijzing vergoeding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 14 september 2010 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen Comstad B.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als Verweerster. De procedure volgde op een verzoek van Comstad tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met Verweerster, die sinds 1 oktober 2009 in dienst was als shopmedewerker bij Comstad, de rechtsopvolger van Winter’s Tankservicestation B.V. Comstad stelde dat er sprake was van een onherstelbare vertrouwensbreuk, die voortkwam uit een zakelijk conflict tussen partijen. Verweerster had zich aanvankelijk ziek gemeld, maar later bleek dat het conflict niet gerelateerd was aan ziekte. Comstad verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat Verweerster niet bereid was om mee te werken aan een oplossing, zoals een beëindigingsovereenkomst of mediation.
Tijdens de mondelinge behandeling op 31 augustus 2010 zijn beide partijen gehoord. Comstad werd vertegenwoordigd door haar directeur en leidinggevende, bijgestaan door mr. J. Brons. Verweerster was niet zelf aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. C.M.J. Ruijters. De kantonrechter oordeelde dat de onderlinge verhoudingen tussen partijen zo ernstig verstoord waren dat een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk was. Verweerster had haar verzet tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst opgegeven, wat de kantonrechter leidde tot de conclusie dat het verzoek tot ontbinding kon worden toegewezen.
Met betrekking tot de vergoeding die Verweerster vorderde, oordeelde de kantonrechter dat er geen grond was om een vergoeding toe te kennen. Verweerster had sinds 30 januari 2010 geen arbeid meer verricht, terwijl zij niet ziek was, en had al voldoende compensatie ontvangen. De kantonrechter concludeerde dat het definitief opzeggen van het vertrouwen in de werkgever en het afbreken van de mediationprematuur was, en dat er geen reden was om aan Verweerster een vergoeding toe te kennen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten droegen.