ECLI:NL:RBZLY:2010:BO8161

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.661036-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en poging doodslag door minderjarige in Almere

Op 21 december 2010 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige jongen, nu 17 jaar, die werd beschuldigd van vier zedenzaken. De slachtoffers waren jonge vrouwen uit Almere, waaronder een meisje dat nog geen twaalf jaar oud was. De verdachte, toen 16 jaar, heeft in juni 2010 de slachtoffers vanaf zijn scooter agressief benaderd, hen verkracht en mishandeld. In één geval is er zelfs sprake van poging tot doodslag, omdat de verdachte het slachtoffer met een baksteen heeft geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de slachtoffers zowel lichamelijk als psychisch ernstig hebben geleden onder de gebeurtenissen. Ondanks dat de verdachte gedurende het proces zijn schuld ontkende, heeft de rechtbank op basis van de aangiften en technisch bewijs, zoals DNA-materiaal, tot een bewezenverklaring besloten. De verdachte is door deskundigen als verminderd toerekeningsvatbaar aangemerkt, met een deviante persoonlijkheidsontwikkeling en het syndroom van Asperger. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 15 maanden opgelegd, alsook een PIJ-maatregel, omdat behandeling noodzakelijk werd geacht om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen aan de slachtoffers toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.661036-10 (P)
Uitspraak : 21 december 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het Openbaar Ministerie
tegen
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [plaats],
wonende te [adres],
gedetineerd in Justitiële Jeugdinrichting “Rentray” te Lelystad.
1. ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg op 7 december 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. G.I. Roos, advocaat te Almere, en de verdachte naar voren is gebracht.
2. TENLASTELEGGING
De verdachte is na een wijziging tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1.
A.
hij op of omstreeks 20 juni 2010 in de gemeente Almere door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [Slachtoffer A] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer A], hebbende verdachte meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht), zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [Slachtoffer A] geduwd/gedrukt en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht),
(terwijl die [Slachtoffer A] op een fiets reed,)
- naar die [Slachtoffer A] is gerend en/of
- op/tegen een been, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [Slachtoffer A] heeft
getrapt/geschopt en/of
- op/tegen de fiets van die [Slachtoffer A] heeft getrapt/geschopt,
(waardoor die [Slachtoffer A] ten val kwam) en/of
(terwijl die [Slachtoffer A] zich op de grond bevond,)
- op/tegen de linkerarm, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [Slachtoffer A] heeft getrapt/geschopt en/of
- achter die [Slachtoffer A] is gaan zitten en/of
- die [Slachtoffer A] bij een/de be(e)n(en) en/of een/de kuit(en) en/of een/de
arm(en), in ieder geval bij het lichaam, heeft vastgepakt en/of
- een telefoon uit een/de hand(en) van die [Slachtoffer A] heeft getrapt en/of geslagen
en/of
- die [Slachtoffer A] bij de haren heeft vastgepakt en/of (vervolgens) die [Slachtoffer A] aan
de haren heeft (mee) getrokken en/of gesleurd en/of
- op/tegen de lip, in ieder geval op/tegen/in het gezicht, van die [Slachtoffer A]
heeft getrapt/geschopt en/of
(aldus) voor die [Slachtoffer A] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1.A. niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2010 in de gemeente Almere ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [Slachtoffer A] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer A], immers is/heeft hij, verdachte, toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht), (terwijl die [Slachtoffer A] op een fiets reed,)
- naar die [Slachtoffer A] gerend en/of
- op/tegen een been, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [Slachtoffer A] getrapt/geschopt en/of
- op/tegen de fiets van die [Slachtoffer A] getrapt/geschopt,
(waardoor die [Slachtoffer A] ten val kwam) en/of
(terwijl die [Slachtoffer A] zich op de grond bevond,)
- op/tegen de linkerarm, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [Slachtoffer A] getrapt/geschopt en/of
- achter die [Slachtoffer A] gaan zitten en/of
- die [Slachtoffer A] bij een/de be(e)n(en) en/of een/de kuit(en) en/of een/de arm(en), in ieder geval bij het lichaam, vastgepakt en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s)/hand(en) op/tegen de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [Slachtoffer A] geduwd/gedrukt en/of
- een telefoon uit een/de hand(en) van die [Slachtoffer A] getrapt en/of geslagen en/of
- die [Slachtoffer A] bij de haren vastgepakt en/of (vervolgens) die [Slachtoffer A] aan de haren (mee) getrokken en/of gesleurd en/of
- op/tegen de lip, in ieder geval op/tegen/in het gezicht, van die [Slachtoffer A] getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1.A. niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2010 in de gemeente Almere, door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [Slachtoffer A] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden
van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, in
ieder geval éénmaal, vastpakken/betasten/duwen/prikken van/in/op, in ieder
geval aanraken van, de vagina van die [Slachtoffer A] en bestaande dat geweld of die
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) uit het meermalen, in ieder geval éénmaal, (plotseling en/of onverhoeds) (met kracht)
- trappen/schoppen op/tegen een been, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [Slachtoffer A] en/of
- trappen/schoppen op/tegen de fiets van die [Slachtoffer A], (waarop die [Slachtoffer A] reed,)
(waardoor die [Slachtoffer A] ten val kwam) en/of
(terwijl die [Slachtoffer A] zich op de grond bevond,)
- trappen/schoppen op/tegen de linkerarm, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [Slachtoffer A] en/of
- zitten achter die [Slachtoffer A] en/of
- vastpakken van die [Slachtoffer A] bij een/de be(e)n(en) en/of een/de kuit(en) en/of een/de arm(en), in ieder geval bij het lichaam, en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s)/hand(en) duwen/drukken op/tegen de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [Slachtoffer A] en/of
- trappen en/of slaan van een telefoon uit een/de hand(en) van die [Slachtoffer A] en/of
- vastpakken van die [Slachtoffer A] bij de haren en/of (vervolgens) die [Slachtoffer A] aan de haren (mee) trekken en/of sleuren en/of
- trappen/schoppen op/tegen de lip, in ieder geval op/tegen/in het gezicht, van die [Slachtoffer A];
en/of
B.
hij op of omstreeks 20 juni 2010 in de gemeente Almere ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [Slachtoffer A],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen,
in ieder geval éénmaal, (met kracht),
(terwijl die [Slachtoffer A] op een fiets reed,)
- op/tegen een been, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [Slachtoffer A] heeft getrapt/geschopt, (waardoor die [Slachtoffer A] ten val kwam) en/of
(terwijl die [Slachtoffer A] zich op de grond bevond,)
- op/tegen de linkerarm, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [Slachtoffer A] heeft getrapt/geschopt en/of
- die [Slachtoffer A] bij een/de be(e)n(en) en/of een/de kuit(en) en/of een/de arm(en), in ieder geval bij het lichaam, heeft vastgepakt en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s)/hand(en) op/tegen/in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [Slachtoffer A] heeft geduwd/gedrukt en/of
- die [Slachtoffer A] bij de haren heeft vastgepakt en/of (vervolgens) die [Slachtoffer A] aan de haren heeft (mee) getrokken en/of gesleurd en/of
- op/tegen de lip, in ieder geval op/tegen/in het gezicht, van die [Slachtoffer A] heeft getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1.B. niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2010 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [Slachtoffer A]), meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht),
(terwijl die [Slachtoffer A] op een fiets reed,)
- op/tegen een been, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, heeft getrapt/geschopt,
(waardoor die [Slachtoffer A] ten val kwam) en/of
(terwijl die [Slachtoffer A] zich op de grond bevond,)
- op/tegen de linkerarm en/of op/tegen de lip, in ieder geval op/tegen/in het gezicht en/of het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of
- bij een/de be(e)n(en) en/of een/de kuit(en) en/of een/de arm(en), in ieder geval bij het lichaam, heeft vastgepakt en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s)/hand(en) op/tegen/in de vagina en/of tussen de schaamlippen heeft geduwd/gedrukt en/of
- bij de haren heeft vastgepakt en/of (vervolgens) aan de haren heeft (mee) getrokken en/of gesleurd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
A.
hij op of omstreeks 08 juni 2010 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [Slachtoffer B] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer B], immers heeft hij, verdachte, toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht),
- (met een (bak)steen, in ieder geval met een hard voorwerp,) op/tegen het hoofd van die [Slachtoffer B] geslagen, (waardoor die [Slachtoffer B] ten val kwam) en/of (terwijl die [Slachtoffer B] zich op de grond bevond,)
- op/tegen/in het lichaam van die [Slachtoffer B], getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of
- (bij/in) de vagina van die [Slachtoffer B] vastgepakt/betast/geknepen, in ieder geval aangeraakt, en/of
- (bij/in/aan) een/de borst(en) van die [Slachtoffer B] vastgepakt/betast/geknepen/getrokken, in ieder geval aangeraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2.A. niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 juni 2010 in de gemeente Almere, door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [Slachtoffer B] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden
van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, in
ieder geval éénmaal, vastpakken/betasten/knijpen/trekken van/in/aan, in ieder
geval aanraken van, een/de borst(en) en/of de vagina van die [Slachtoffer B] en
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het meermalen, in ieder geval
éénmaal, (plotseling en/of onverhoeds) (met kracht)
- (met een (bak)steen, in ieder geval met een hard voorwerp,) slaan op/tegen
het hoofd van die [Slachtoffer B], (waardoor die [Slachtoffer B] ten val kwam) en/of
(terwijl die [Slachtoffer B] zich op de grond bevond,)
- trappen en/of schoppen en/of slaan en/of stompen op/tegen/in het lichaam van
die [Slachtoffer B] en/of
- vastpakken/betasten/knijpen bij/van/in, in ieder geval aanraken van, de
vagina van die [Slachtoffer B] en/of
- vastpakken/betasten/knijpen/trekken bij/van/in/aan, in ieder geval aanraken
van, een/de borst(en) van die [Slachtoffer B],
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een hoofdwond en/of diverse
schaafwonden en/of brandwonden) heeft bekomen;
en/of
B.
hij op of omstreeks 08 juni 2010 in de gemeente Almere ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [Slachtoffer B] van het leven
te beroven, met dat opzet meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht),
- (met een (bak)steen, in ieder geval met een hard voorwerp,) op/tegen het
hoofd van die [Slachtoffer B] heeft geslagen, (waardoor die [Slachtoffer B] ten val kwam) en/of
(terwijl die [Slachtoffer B] zich op de grond bevond,)
- op/tegen/in het lichaam van die [Slachtoffer B] heeft getrapt en/of geschopt en/of
geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2.B. niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 juni 2010 in de gemeente Almere aan een persoon genaamd [Slachtoffer B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een hoofdwond en/of diverse schaafwonden en/of brandwonden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht),
- (met een (bak)steen, in ieder geval met een hard voorwerp,) op/tegen het hoofd te slaan, (waardoor die [Slachtoffer B] ten val kwam) en/of
(terwijl die [Slachtoffer B] zich op de grond bevond,)
- op/tegen/in het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of te stompen;
althans, indien het vorenstaande onder 2.B. niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 juni 2010 in de gemeente Almere ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [Slachtoffer B],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht),
- (met een (bak)steen, in ieder geval met een hard voorwerp,) op/tegen het hoofd van die [Slachtoffer B] heeft geslagen, (waardoor die [Slachtoffer B] ten val kwam) en/of (terwijl die [Slachtoffer B] zich op de grond bevond,)
- op/tegen/in het lichaam van die [Slachtoffer B] heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2.B. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 juni 2010 in de gemeente Almere opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [Slachtoffer B]) meermalen, in ieder geval
éénmaal, (met kracht),
- (met een (bak)steen, in ieder geval met een hard voorwerp,) op/tegen het
hoofd heeft geslagen, (waardoor die [Slachtoffer B] ten val kwam) en/of
(terwijl die [Slachtoffer B] zich op de grond bevond,)
- op/tegen/in het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of
gestompt,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een hoofdwond en/of diverse
schaafwonden en/of brandwonden) althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
3.
A.
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente Almere ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [Slachtoffer C] te dwingen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer C], immers heeft hij, verdachte,
toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal, (plotseling en/of onverhoeds)
(met kracht)
(terwijl die [Slachtoffer C] op een fiets reed,)
- getrapt op/tegen de fiets van die [Slachtoffer C], (waardoor die [Slachtoffer C] ten val
kwam) en/of
(terwijl die [Slachtoffer C] zich op de grond bevond,)
- in het gezicht van die [Slachtoffer C] getrapt en/of geschopt en/of
- die [Slachtoffer C] vastgepakt bij haar t-shirt, in ieder geval bij een kledingstuk,
en/of (vervolgens) dat t-shirt, in ieder geval dat kledingstuk (naar
beneden) getrokken, en/of die [Slachtoffer C] (mee) getrokken en/of gesleurd aan dat
t-shirt, in ieder geval aan dat kledingstuk, en/of
- (bij/in) een (blote) borst van die [Slachtoffer C] vastgepakt/betast/geknepen, in
ieder geval aangeraakt en/of
- op/tegen het linkeroog en/of elders in het gezicht en/of op/tegen het hoofd,
van die [Slachtoffer C] geslagen en/of gestompt en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in een/de o(o)g(en) van die [Slachtoffer C]
geprikt/geduwd/gestopt en/of
- aan de broek die die [Slachtoffer C] aanhad getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3.A. niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente Almere, door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [Slachtoffer C] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden
van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, in
ieder geval éénmaal, vastpakken/betasten/knijpen van/in, in ieder geval
aanraken van, een (blote) borst van die [Slachtoffer C] en bestaande dat geweld of die
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) uit het meermalen, in ieder geval éénmaal, (plotseling en/of onverhoeds) (met kracht)
(terwijl die [Slachtoffer C] op een fiets reed,)
- trappen op/tegen de fiets van die [Slachtoffer C], (waardoor die [Slachtoffer C] ten val kwam) en/of (terwijl die [Slachtoffer C] zich op de grond bevond,)
- trappen en/of schoppen in het gezicht van die [Slachtoffer C] en/of
- vastpakken van die [Slachtoffer C] bij haar t-shirt, in ieder geval bij een kledingstuk, en/of (vervolgens) (naar beneden) trekken van dat t-shirt, in ieder geval van dat kledingstuk, en/of (mee) trekken en/of sleuren van die [Slachtoffer C] aan dat t-shirt, in ieder geval aan dat kledingstuk, en/of
- vastpakken/betasten/knijpen, in ieder geval aanraken, bij/van/in een (blote) borst van die [Slachtoffer C] en/of
- slaan en/of stompen op/tegen het linkeroog en/of elders in het gezicht en/of op/tegen het hoofd, van die [Slachtoffer C] en/of
- prikken/duwen/stoppen van zijn, verdachtes, vinger(s) in een/de o(o)g(en) van die [Slachtoffer C] en/of
- trekken aan de broek die [Slachtoffer C] aanhad, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus) heeft bekomen;
en/of
B.
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente Almere aan een persoon genaamd
[Slachtoffer C], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus),
heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, in ieder geval éénmaal,
(met kracht),
(terwijl die [Slachtoffer C] op een fiets reed,)
- te trappen op/tegen de fiets van die [Slachtoffer C], (waardoor die [Slachtoffer C] ten val kwam) en/of
(terwijl die [Slachtoffer C] zich op de grond bevond,)
- te trappen en/of te schoppen in het gezicht en/of
- vast te pakken bij haar t-shirt, in ieder geval bij een kledingstuk, en/of (vervolgens) dat t-shirt, in ieder geval dat kledingstuk, (naar beneden) te trekken en/of (mee) te trekken en/of te sleuren aan dat t-shirt, in ieder geval aan dat kledingstuk, en/of
- vast te pakken/te betasten/te knijpen, in ieder geval aan te raken, bij/van/in een (blote) borst en/of
- te slaan en/of te stompen op/tegen het linkeroog en/of elders in het gezicht en/of op/tegen het hoofd, en/of
- te prikken/te duwen/te stoppen (met) zijn, verdachtes, vinger(s) in een/de o(o)g(en);
althans, indien het vorenstaande onder 3.B. niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente Almere ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [Slachtoffer C],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
(terwijl die [Slachtoffer C] op een fiets reed,)
- op/tegen de fiets van die [Slachtoffer C] heeft getrapt, (waardoor die [Slachtoffer C] ten val kwam) en/of
(terwijl die [Slachtoffer C] zich op de grond bevond,)
- in het gezicht van die [Slachtoffer C] heeft getrapt en/of geschopt en/of
- die [Slachtoffer C] heeft vastgepakt bij haar t-shirt, in ieder geval bij een kledingstuk, en/of (vervolgens) dat t-shirt, in ieder geval dat kledingstuk, (naar beneden) heeft getrokken en/of die [Slachtoffer C] heeft (mee) getrokken en/of gesleurd aan dat t-shirt, in ieder geval aan dat kledingstuk, en/of
- (bij/in) een (blote) borst van die [Slachtoffer C] heeft vastgepakt/betast/geknepen, in ieder geval heeft aangeraakt en/of
- op/tegen het linkeroog en/of elders in het gezicht en/of op het hoofd, van die [Slachtoffer C] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in een/de o(o)g(en) van die [Slachtoffer C] heeft geprikt/geduwd/gestopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3.B. niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [Slachtoffer C]) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht),
(terwijl die [Slachtoffer C] op een fiets reed,)
- op/tegen de fiets van die [Slachtoffer C] heeft getrapt, (waardoor die [Slachtoffer C] ten val kwam) en/of
(terwijl die [Slachtoffer C] zich op de grond bevond,)
- in het gezicht heeft getrapt en/of geschopt en/of
- heeft vastgepakt bij haar t-shirt, in ieder geval bij een kledingstuk, en/of (vervolgens) dat t-shirt, in ieder geval dat kledingstuk, (naar beneden) heeft getrokken en/of heeft (mee) getrokken en/of gesleurd aan dat t-shirt, in ieder geval aan dat kledingstuk, en/of
- (bij/in) een (blote) borst heeft vastgepakt/betast/geknepen, in ieder geval heeft aangeraakt en/of
- op/tegen het linkeroog en/of elders in het gezicht en/of op het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in een/de o(o)g(en) heeft geprikt/geduwd/gestopt,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus) althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
A.
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente Almere, met [Slachtoffer D]
(geboren op [geboortedatum] 1999), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had
bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[Slachtoffer D], hebbende verdachte meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht),
zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [Slachtoffer D] geprikt/geduwd/
gestopt;
althans, indien het vorenstaande onder 4.A. niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [Slachtoffer D] (geboren op [geboortedatum] 1999), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer D], immers heeft hij, verdachte, toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht), (terwijl die [Slachtoffer D] op een fiets reed,)
- die [Slachtoffer D] op/tegen/in het gezicht geslagen/gestompt, (waardoor die [Slachtoffer D] ten val kwam) en/of
(terwijl die [Slachtoffer D] zich op de grond bevond,)
- die [Slachtoffer D] de woorden toegevoegd: "Doe je broek naar beneden.", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- op/tegen/in het gezicht geslagen/gestompt en/of
- getracht zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [Slachtoffer D] te prikken/duwen/stoppen, in ieder geval met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) de vagina van die [Slachtoffer D] aangeraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 4.A. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente Almere, door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [Slachtoffer D], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden
van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, in
ieder geval éénmaal, (met kracht) prikken/duwen/betasten, in ieder geval
aanraken, met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) op/tegen/in/van de
vagina van die [Slachtoffer D] en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) uit het meermalen, in ieder geval éénmaal, (plotseling
en/of onverhoeds) (met kracht)
(terwijl die [Slachtoffer D] op een fiets reed,)
- slaan/stompen op/tegen/in het gezicht van die [Slachtoffer D], (waardoor die [Slachtoffer D]
ten val kwam) en/of
(terwijl die [Slachtoffer D] zich op de grond bevond,)
- die [Slachtoffer D] de woorden toevoegen: "Doe je broek naar beneden.", althans
woorden van gelijke aard of strekking en/of
- slaan en/of stompen op/tegen/in het gezicht van die [Slachtoffer D];
en/of
B.
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [Slachtoffer D]) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
(terwijl die [Slachtoffer D] op een fiets reed,)
- op/tegen/in het gezicht heeft geslagen/gestompt, (waardoor die [Slachtoffer D] ten val kwam) en/of
(terwijl die [Slachtoffer D] zich op de grond bevond,)
- op/tegen/in het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) op/tegen/in/van de vagina heeft geprikt/geduwd/betast, in ieder geval heeft aangeraakt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
De rechtbank heeft in de tenlastelegging een aantal kennelijke taal- en/of schrijffouten verbeterd en stelt vast dat verdachte hierdoor niet in zijn verdediging is geschaad.
3. VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
4.1. Vaststaande feiten
Op 3 juni 2010 kwam bij de regionale meldkamer van de politie Flevoland een melding binnen van een aanranding van een jonge vrouw op het Vier Bruggenpad te Almere. De vrouw was aangerand en mishandeld door een man die op een bromfiets reed. Kort daarna kwam er op die dag nog een melding van een aanranding binnen die had plaatsgevonden op het Watersnippad te Almere. Door de politie werd een onderzoek ingesteld. Op 8 juni 2010 werd er wederom een aanranding gemeld. Een vrouw was geslagen en aangerand door een bestuurder van een zwarte scooter. Op 20 juni 2010 ontving de centrale meldkamer een melding van een mishandeling van een jonge vrouw in de Hildo Kropstraat te Almere. Toen de politie ter plaatse kwam, bleek dat het een zedendelict betrof. Verdachte werd kort na het incident twee maal door verschillende verbalisanten staande gehouden en uiteindelijk aangehouden.
4.2. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht het onder:
1. A. primair en 1.B. primair,
2. A. primair en 2. B. primair,
3. A. primair en 3. B. subsidiair,
4. A. primair en 4. B,
ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.3. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van al hetgeen hem onder 1., 2., 3. en 4. ten laste is gelegd. Hij heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat sprake is van vormverzuimen bij de staande- en aanhouding van verdachte en dat er ook overigens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te kunnen komen tot een veroordeling, zoals staat vervat in zijn pleitnota welke aan dit vonnis is gehecht.
4.4. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek op voornoemde zitting naar voren is gebracht.
Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of terecht verweer is gevoerd dat ziet op de rechtmatigheid van staande houding en aanhouding van verdachte.
De rechtbank stelt dienaangaande vast dat dit verweer, blijkens het proces-verbaal, niet is gevoerd ten tijde van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris in strafzaken ten tijde van de toetsing van de rechtmatigheid van aanhouding en inverzekeringstelling en de behandeling van de vordering tot bewaring. Voorts gaat de rechtbank er vanuit dat het proces-verbaal dat ziet op de staande houding en aanhouding van verdachte zich op dat moment ongetwijfeld onder de processtukken zal hebben bevonden.
Uit het proces-verbaal van de voorgeleiding van verdachte blijkt dat de rechter-commissaris de aanhouding en inverzekeringstelling niet onrechtmatig heeft geoordeeld.
Tegen een dergelijke beslissing staat geen hogere voorziening open. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken zou op een onaanvaardbare wijze worden doorkruist indien bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting opnieuw of alsnog beroep zou kunnen worden gedaan op (vermeende) verzuimen bij de aanhouding of de inverzekeringstelling die aan de rechter-commissaris zijn of hadden kunnen worden voorgelegd, aldus bestendige jurisprudentie (vgl. HR 8 mei 2001, NJ 2001, 587, r.o. 3.3.).
Hiermee is echter niet gezegd dat geen enkel verzuim bij de aanhouding of de inverzekeringstelling een verzuim in de zin van artikel 359a Sv zou kunnen zijn. Indien het gaat om vormverzuimen in het vooronderzoek welke van invloed kunnen zijn op het eindonderzoek, in die zin dat bijvoorbeeld bewijsuitsluiting dan wel niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie op het spel staat, dan zal die kwestie wel aan de hand van artikel 359a Sv door de zittingsrechter moeten worden behandeld (vgl o.a. Hoge Raad 13 juni 2006, NJ 2006, 623).
De rechtbank is van oordeel dat het in dit geval gaat om vormverzuimen in laatst bedoelde zin en zal ze derhalve bespreken in het licht bezien van voormeld artikel.
Waar het gaat om de eerste staandehouding van verdachte blijkt dat laatstgenoemde zich niet ver van de plaats delict bevond op een tijdstip waarop zich weinig mensen op straat zullen hebben bevonden (04.57 uur), zich voortbewoog op een scooter met een helm op en voor een groot deel voldeed aan het signalement van de dader (spijkerbroek, donkere jas en helm).
Op grond hiervan kon de verbalisant [Verbalisant 1] oordelen dat op het moment van het eerste contact sprake was van een redelijk vermoeden van schuld op grond waarvan tot staande houding kon worden overgegaan.
Ten aanzien van de (gestelde) tweede staandehouding overweegt de rechtbank allereerst dat een dergelijke staande houding niet expliciet staat geverbaliseerd; er wordt slechts gesproken over het geven van een stopteken waaraan verdachte voldeed. Gelet evenwel op hetgeen verder geverbaliseerd is (met name het gegeven dat voorafgaand telefonisch contact is geweest tussen verbalisanten [Verbalisant 1] en [Verbalisant 2]) en gegeven het tussenkopje waarin gewag wordt gemaakt van een tweede staandehouding, houdt de rechtbank het ervoor dat een dergelijke tweede staandehouding heeft plaatsgevonden.
De rechtbank stelt vast dat hiertoe blijkens het proces-verbaal kennelijk is overgegaan gelet op het gegeven signalement van de dader (kleding, Aziatisch uiterlijk, spleetogen), hetgeen, mede bezien in het licht van hetgeen overigens is geverbaliseerd, voldoende is om te komen tot een redelijk vermoeden van schuld.
De stelling van de verdediging dat het niet is toegestaan de verdachte, in het kader van de staande houding, vragen te stellen met betrekking tot diens betrokkenheid bij een strafbaar feit vindt geen steun in enige rechtsregel.
In het kader van een staandehouding kunnen aan een verdachte vragen worden gesteld, zoals een ieder een ander vragen kan stellen. Indien die vragen betrekking hebben op de verdenking zal vooraf uiteraard wel de cautie moeten worden gegeven.
In het onderhavige geval heeft ten tijde van de staandehouding onderzoek naar het kenteken van de scooter plaatsgevonden en is uit dat onderzoek gebleken dat het voertuig een onjuist kenteken voerde. Voorts blijkt dat verdachte, kennelijk vrijwillig op vragen een bivakmuts heeft getoond en heeft hij desgevraagd verklaard op weg te zijn naar een vriend.
Uit het proces verbaal is niet gebleken dat de cautie is gegeven, hetgeen de rechtbank gelet op hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat sprake is van een vormverzuim in de zin van 359a Sv.
Gelet op de omvang en ernst van het verzuim, dat voorts, mede gelet op de proceshouding van verdachte, niet ver heeft ingegrepen in het vervolg van het onderzoek, volstaat de rechtbank met de constatering dat bij de staandehouding een vormverzuim heeft plaatsgevonden. De rechtbank volgt de raadsman derhalve niet in zijn verweer dat dit vormverzuim dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
Feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1. A. primair en onder 1.B. primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 20 juni 2010 van discotheek “Get Down” terugfietste naar huis. Een man rende op haar af en schopte tegen haar been en haar fiets waardoor zij ten val kwam.[1] Haar telefoon werd uit haar hand geslagen.[2] Terwijl zij op de grond lag werd tegen haar linkerarm geschopt en vervolgens ging haar belager achter haar zitten.[3] Hij pakte haar vast bij haar benen, kuiten en armen. Terwijl hij haar kuiten vasthad, voelde zij dat de man met zijn vinger heel hard tussen haar schaamlippen duwde.[4] Aangeefster wist zich te bevrijden en probeerde haar telefoon te pakken. Op dat moment pakte haar belager haar bij haar haren vast en sleurde hij haar aan haar haren richting de brug.[5] Toen zij om hulp riep, trapte de man hard tegen haar lip.[6] Toen zij hard begon te schreeuwen, kwamen er mensen aanrennen en rende de man weg.
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de medische verklaringen van huisarts [Naam huisarts] en politiearts J.A.P. van Haastrecht.[7]
Verdachte werd kort na het incident aangehouden in de buurt van de plaats delict, terwijl hij geen aannemelijke verklaring kon geven voor zijn aanwezigheid aldaar op dat tijdstip [8]. Op de rugzijde van de linkerhandschoen van verdachte werd bovendien celmateriaal aangetroffen dat afkomstig kan zijn van [Slachtoffer A] terwijl de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.[9] Gelet op het voorgaande, gaat de rechtbank er vanuit dat het celmateriaal dat op de rugzijde van de linkerhandschoen van verdachte is aangetroffen afkomstig is van [Slachtoffer A].
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dat het signalement dat door aangeefster en getuigen werd gegeven op ondergeschikte punten niet overeenkomt met verdachte, doet hier niet aan af.
De door de raadsman gegeven uitleg van de situatie dat het DNA van [Slachtoffer A] op een andere wijze op de rug van de linkerhandschoen terecht is gekomen, vindt in geen enkel ander relevant bewijsmiddel steun. De rechtbank acht deze uitleg van de raadsman hoogst onwaarschijnlijk en verwerpt het verweer dan ook.
Feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2. A. subsidiair en onder 2.B. primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 8 juni 2010 ging hardlopen. Toen zij op het Farflerpad liep, hoorde zij een brommer achter zich. Het volgende moment kreeg zij een harde klap op haar hoofd waardoor zij op de grond viel. Terwijl zij op de grond lag zag zij dat de scooterrijder op haar af kwam lopen. Zij vroeg aan hem hoe dit kon gebeuren en zag vervolgens een voet op zich afkomen. Ze weet niet waar deze haar geraakt heeft. Terwijl zij op haar buik lag, ging de scooterrijder langs haar lichaam staan, sloeg hij zijn armen om haar bovenlichaam en pakte hij haar bij haar borsten vast. Zij voelde dat hij in haar borsten kneep. De scooterrijder probeerde haar overeind te trekken aan haar borsten en hij raakt de grip kwijt. Vervolgens ging zij van zich afslaan en schoppen en hij schopte en sloeg haar terug. Aangeefster strompelde vervolgens de brandnetels in, in de hoop dat haar belager haar met rust zou laten. Toen zij in de brandnetels lag, betastte haar belager haar in haar kruis en kneep in haar kruis.[10] Vervolgens kneep hij haar nogmaals en liep hij daarna weg.
Deze verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de medische verklaring van huisarts [huisarts].[11]
Dat er sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van [Slachtoffer B], blijkt niet uit de aanwezige bewijsmiddelen. [Slachtoffer B] verklaart hier zelf niets over en ook uit de medische verklaring valt niet af te leiden dat er letsel is dat dit ondersteunt. De rechtbank acht daarom het onder 2. A. primair ten laste gelegde niet bewezen.
Het onder 2.A. subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank wel bewezen. De rechtbank baseert zich hierbij op de verklaring van [Slachtoffer B] die ondersteund wordt door de medische verklaring van haar huisarts. Dat zij geslagen werd met een baksteen, blijkt uit het feit dat er op een nabij de plaats delict aangetroffen baksteen celmateriaal werd aangetroffen dat afkomstig kan zijn van [Slachtoffer B] terwijl de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.[12] Gelet op het voorgaande, gaat de rechtbank er vanuit dat het celmateriaal dat op de baksteen is aangetroffen afkomstig is van [Slachtoffer B].
Dat het verdachte is geweest die dit feit heeft gepleegd, leidt de rechtbank af uit het signalement dat [Slachtoffer B] heeft gegeven van de dader[13] en het feit dat er op een jas van verdachte celmateriaal werd aangetroffen dat afkomstig kan zijn van [Slachtoffer B] terwijl de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.[14] Gelet op het voorgaande, gaat de rechtbank er vanuit dat het celmateriaal dat op de jas is aangetroffen afkomstig is van [Slachtoffer B].
De door de raadsman gegeven uitleg van de situatie dat het DNA van [Slachtoffer B] op een andere wijze op de jas van verdachte terecht is gekomen, vindt in geen enkel ander relevant bewijsmiddel steun. De rechtbank acht deze uitleg van de raadsman hoogst onwaarschijnlijk en verwerpt het verweer dan ook.
De rechtbank overweegt voorts dat aan [Slachtoffer B] weliswaar letsel is toegebracht waaronder een hoofdwond, diverse schaafwonden en brandwonden maar dat dit letsel naar het oordeel van de rechtbank niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank spreekt verdachte derhalve partieel vrij van het zwaar lichamelijk letsel zoals onder 2.A. subsidiair ten laste gelegd.
Wel acht de rechtbank het onder 2.B. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Door met kracht een baksteen tegen het hoofd van [Slachtoffer B] te slaan, terwijl algemeen bekend is dat een dergelijke gedraging de dood ten gevolge kan hebben, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard en deze kans op de koop toe genomen dat hij door deze gedraging [Slachtoffer B] dodelijk zou verwonden. Er is derhalve sprake van poging doodslag.
Feit 3.
Ter zake het onder 3. onder A. en B. ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Aangeefster heeft verklaard dat op 3 juni 2010 een bromfietser haar tijdens het voorbijrijden van haar fiets trapte. Zij viel over haar fiets heen op het fietspad en voelde daarbij pijn in haar gezicht. De bromfietser stopte en liep naar haar toe. Hij trapte haar in haar gezicht toen zij omhoog probeerde te komen. Terwijl zij op haar knieën zat voelde zij dat haar belager achter haar stond en dat haar t-shirt achterover werd getrokken. Hierdoor werd zij naar de grond getrokken en viel zij op haar rug. Vervolgens voelde ze hoe haar belager met twee handen aan haar t-shirt begon te trekken en probeerde dit naar beneden te krijgen. Ze probeerde zijn arm weg te duwen maar kreeg daarop een stomp in haar gezicht gevolgd door meerdere stompen. Eén stomp raakte haar bij haar linkeroog. Haar belager trok haar t-shirt aan een kant met haar bh naar beneden. Het scheurde hierbij. Hij greep daarop haar borst vast en kneep hier in. Hij sleurde haar vervolgens aan haar t-shirt mee naar de andere kant van het fietspad. Toen zij zich verzette, sloeg hij haar wederom in haar gezicht en drukte met zijn vingers in haar ogen. Daarna begon hij aan haar broek te trekken. Zij duwde zijn handen weg en vroeg hem waarom hij dit deed waarop hij haar een paar stompen in haar gezicht gaf en terugliep naar zijn scooter.[15]
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de medische verklaringen van behandelend poortarts [...], KNO-arts [...] en GGD-arts [...].[16]
Dat het verdachte is geweest die dit feit heeft gepleegd, leidt de rechtbank af uit het feit dat de bemonstering van de buiten- en binnenzijde van de halsopening aan de voorzijde van het t-shirt van [Slachtoffer C] een Y-chromosomaal mengprofiel heeft opgeleverd dat matcht met het Y-chromosomaal profiel van verdachte.[17] De dader heeft aangeefster [Slachtoffer C] aan dit deel van het t-shirt meegesleurd en verdachte heeft geen redelijke verklaring kunnen geven hoe zijn DNA uitgerekend op deze plaats van dit t-shirt terecht is gekomen. Het verweer van de raadsman dat er tevens DNA-materiaal van een andere man is aangetroffen doet aan deze match niets af. De rechtbank verwerpt derhalve dit verweer.
Daarnaast vertoont een bemonstering van rugzijde van de linkermotorhandschoen van verdachte een match met [Slachtoffer C].[18]
Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank het onder 3.A. subsidiair en het onder 3.B. subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 3.A. primair en het onder 3.B. primair ten laste gelegde, nu de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. Met betrekking tot het onder 3.A. primair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat niet blijkt uit de aanwezige bewijsmiddelen dat er sprake is geweest van een poging tot het seksueel binnendringen van aangeefster. Het trekken aan de broek van aangeefster door verdachte is daarvoor onvoldoende redengevend.
Met betrekking tot het onder 3.B. primair ten laste gelegde volgt de rechtbank de officier van justitie in haar vordering, aangezien het geconstateerde letsel bij aangeefster niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Feit 4.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 4. A. primair en onder 4.B. ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 3 juni 2010 op haar fiets reed en een man haar een klap in het gezicht gaf waardoor zij ten val kwam.[19] De man had een bivakmuts op en zei tegen haar dat zij haar broek naar beneden moest doen. Zij weigerde dit en vervolgens vroeg de man of zij geld of een mobiel bij zich had. Zij antwoordde dat dit niet het geval was.[20] Aangeefster begon te gillen en kreeg daarop een stomp in haar gezicht. De dader zei nogmaals dat ze haar broek naar beneden moest doen. Ze weigerde waarna hij met kracht zijn vinger door haar legging haar vagina binnen duwde.[21]
De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de medische verklaringen van forensisch geneeskundige [....] en tandarts [...].[22]
Dat het verdachte is geweest die dit feit heeft gepleegd, leidt de rechtbank af uit het feit dat er op de palmzijde van de rechtermotorhandschoen van verdachte celmateriaal werd aangetroffen dat afkomstig kan zijn van [Slachtoffer D] terwijl de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.[23] Gelet op het voorgaande, gaat de rechtbank er vanuit dat het celmateriaal dat op de handschoen is aangetroffen afkomstig is van [Slachtoffer D].[24]
De door de raadsman gegeven uitleg van de situatie dat het DNA van [Slachtoffer D] op een andere wijze op de motorhandschoen van verdachte terecht is gekomen, vindt in geen enkel ander relevant bewijsmiddel steun. De rechtbank acht deze uitleg van de raadsman hoogst onwaarschijnlijk en verwerpt het verweer dan ook.
De raadsman heeft aangevoerd dat het signalement opgegeven door aangeefster niet overeenkomt met verdachte aangezien hij geen blanke man is met blonde krullen maar getint met kort zwart haar. De rechtbank kan hier geen verklaring voor geven anders dan dat het traumatiserend karakter van het feit, het brute geweld en de impact van het gebeuren van invloed kunnen zijn geweest op het waarnemend vermogen van dit nog zeer jonge meisje. De rechtbank hecht derhalve meer waarde aan het objectieve DNA gegeven en acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten heeft begaan.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het letsel aan de vagina van [Slachtoffer D] geen steunbewijs is voor het seksueel binnendringen van het lichaam van [Slachtoffer D]. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het door de raadsman voorgestelde scenario dat het letsel zou zijn ontstaan door het vallen van een fiets acht de rechtbank gelet op de aard van het letsel aan de vagina, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de aard van het overige letsel niet verenigbaar met het vallen van een fiets. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
5. BEWEZENVERKLARING
Feit 1.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1. A. primair ten laste is gelegd met dien verstande dat:
hij op 20 juni 2010 in de gemeente Almere door geweld [Slachtoffer A] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer A], hebbende verdachte, met kracht, zijn, verdachtes, vinger tussen de schaamlippen van die [Slachtoffer A] geduwd/gedrukt en bestaande dat geweld hierin dat verdachte,
terwijl die [Slachtoffer A] op een fiets reed,
- naar die [Slachtoffer A] is gerend en
- op/tegen een been, van die [Slachtoffer A] heeft getrapt/geschopt en
- op/tegen de fiets van die [Slachtoffer A] heeft getrapt/geschopt, waardoor die [Slachtoffer A] ten val kwam en terwijl die [Slachtoffer A] zich op de grond bevond,
- op/tegen de linkerarm, van die [Slachtoffer A] heeft getrapt/geschopt en
- achter die [Slachtoffer A] is gaan zitten en
- die [Slachtoffer A] bij de benen en de kuiten en de armen, heeft vastgepakt en
- een telefoon uit de hand van die [Slachtoffer A] heeft geslagen en
- die [Slachtoffer A] bij de haren heeft vastgepakt en vervolgens die [Slachtoffer A] aan de haren heeft (mee) getrokken en/of gesleurd en
- tegen de lip, van die [Slachtoffer A] heeft getrapt/geschopt en aldus voor die [Slachtoffer A] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Van het onder 1. A. primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht tevens wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1. B. primair ten laste is gelegd met dien verstande dat:
hij op 20 juni 2010 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [Slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met kracht,
(terwijl die [Slachtoffer A] op een fiets reed,)
- op/tegen een been, van die [Slachtoffer A] heeft getrapt/geschopt, waardoor die [Slachtoffer A] ten val kwam en/of terwijl die [Slachtoffer A] zich op de grond bevond,
- op/tegen de linkerarm, van die [Slachtoffer A] heeft getrapt/geschopt en
- die [Slachtoffer A] bij de haren heeft vastgepakt en (vervolgens) die [Slachtoffer A] aan de haren heeft (mee) getrokken en/of gesleurd en
- op/tegen de lip, van die [Slachtoffer A] heeft getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Van het onder 1. B. primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 2.
De verdachte dient van het onder 2. A. primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2. A. subsidiair ten laste is gelegd met dien verstande dat:
hij op 08 juni 2010 in de gemeente Almere, door geweld [Slachtoffer B] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het meermalen, vastpakken/betasten/knijpen/trekken van/in/aan, de borsten en de vagina van die [Slachtoffer B] en
bestaande dat geweld uit met kracht
- met een (bak)steen, slaan op/tegen het hoofd van die [Slachtoffer B], waardoor die [Slachtoffer B] ten val kwam en terwijl die [Slachtoffer B] zich op de grond bevond,
- trappen en/of schoppen en slaan en/of stompen op/tegen het lichaam van die [Slachtoffer B] en
- vastpakken/betasten/knijpen bij/van, de vagina van die [Slachtoffer B] en
- vastpakken/betasten/knijpen/trekken bij/van/in/aan, de borsten van die [Slachtoffer B].
Van het onder 2. A. subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2. B. primair ten laste is gelegd met dien verstande dat:
hij op 08 juni 2010 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [Slachtoffer B] van het leven te beroven, met dat opzet éénmaal, met kracht,
- met een (bak)steen, op/tegen het hoofd van die [Slachtoffer B] heeft geslagen, waardoor die [Slachtoffer B] ten val kwam en terwijl die [Slachtoffer B] zich op de grond bevond,
- op/tegen het lichaam van die [Slachtoffer B] heeft getrapt en/of geschopt en geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Van het onder 2. B. primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 3.
De verdachte dient van het onder 3. A. primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3. A. subsidiair ten laste is gelegd met dien verstande dat:
hij op 03 juni 2010 in de gemeente Almere, door geweld [Slachtoffer C] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het, vastpakken/betasten/knijpen van/in, een blote borst van die [Slachtoffer C] en bestaande dat geweld uit het met kracht terwijl die [Slachtoffer C] op een fiets reed,
- trappen op/tegen de fiets van die [Slachtoffer C], (waardoor die [Slachtoffer C] ten val kwam) en terwijl die [Slachtoffer C] zich op de grond bevond,
- trappen en/of schoppen in het gezicht van die [Slachtoffer C] en
- vastpakken van die [Slachtoffer C] bij haar t-shirt, en vervolgens naar beneden trekken van dat t-shirt, en (mee) trekken en/of sleuren van die [Slachtoffer C] aan dat t-shirt, en
- vastpakken/betasten/knijpen, bij/van/in een (blote) borst van die [Slachtoffer C] en
- slaan en/of stompen op/tegen het linkeroog en elders in het gezicht en op/tegen het hoofd, van die [Slachtoffer C] en
- prikken/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de ogen van die [Slachtoffer C] en
- trekken aan de broek die [Slachtoffer C] aanhad.
Van het onder 3. A. subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De verdachte dient van het onder 3. B. primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3. B. subsidiair ten laste is gelegd met dien verstande dat:
hij op 03 juni 2010 in de gemeente Almere ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [Slachtoffer C],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met kracht, terwijl die [Slachtoffer C] op een fiets reed,
- op/tegen de fiets van die [Slachtoffer C] heeft getrapt, waardoor die [Slachtoffer C] ten val kwam, en terwijl die [Slachtoffer C] zich op de grond bevond,
- in het gezicht van die [Slachtoffer C] heeft getrapt en/of geschopt en
- die [Slachtoffer C] heeft vastgepakt bij haar t-shirt, en vervolgens dat t-shirt, naar beneden heeft getrokken en die [Slachtoffer C] heeft (mee) getrokken en/of gesleurd aan dat t-shirt, en
- (in) een blote borst van die [Slachtoffer C] heeft vastgepakt/betast/geknepen en
- op/tegen het linkeroog en elders in het gezicht en op het hoofd, van die [Slachtoffer C] heeft geslagen en/of gestompt en
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de ogen van die [Slachtoffer C] heeft geprikt/geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Van het onder 3. B. subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 4.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 4.A. primair en onder 4. B. ten laste is gelegd met dien verstande dat:
hij op 03 juni 2010 in de gemeente Almere, met [Slachtoffer D]
(geboren op [geboortedatum] 1999), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had
bereikt, een handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer D], hebbende verdachte, met kracht, zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [Slachtoffer D] geprikt/geduwd/gestopt;
en
hij op 03 juni 2010 in de gemeente Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [Slachtoffer D], met kracht, terwijl die [Slachtoffer D] op een fiets reed,
- op/tegen/in het gezicht heeft geslagen/gestompt, (waardoor die [Slachtoffer D] ten val kwam) en terwijl die [Slachtoffer D] zich op de grond bevond,
- op/tegen/in het gezicht heeft geslagen/gestompt en
- met zijn, verdachtes, vinger in de vagina heeft geprikt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Van het onder 4.A. primair en het onder 4. B. meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6. KWALIFICATIE
Het onder 1. A. primair bewezen verklaarde levert op:
Verkrachting, strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1. B. primair bewezen verklaarde levert op:
Poging zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 302, eerste lid juncto artikel 45, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2. A. subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2. B. primair bewezen verklaarde levert op:
Poging doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 3. A. subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 3. B. subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Poging zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 302, eerste lid juncto artikel 45, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 4. A. primair bewezen verklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, als strafbaar gesteld bij artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 4. B. bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, als strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
7. STRAFBAARHEID
Het feit en de verdachte zijn deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- verdachte vrij te spreken van het onder 3. B. primair ten laste gelegde;
- de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1. A. primair, 1. B. primair, 2.A. primair, 2.B. primair, 3. A subsidiair en 3. B subsidiair en het onder 4.A. primair en 4.B. subsidiair ten laste gelegde tot:
- jeugddetentie voor de duur van 2 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- het opleggen van een PIJ-maatregel voor de duur van 2 jaar;
- een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van 1 jaar inhoudende
- zowel een individueel als groepstraject bij “De Waag”.
- een zelfstandigheidstraining
- ITB harde kern voor de duur van 6 maanden subsidiair 6 maanden jeugddetentie.
De rechtbank acht de na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Aard en ernst van het bewezenverklaarde
Het handelen van verdachte heeft aan de slachtoffers en hun familieleden onbeschrijfelijk en onherstelbaar leed toegebracht. Door zijn handelen is daarnaast niet alleen de gemeenschap in Almere, maar ook de gehele samenleving diep geschokt. Het gaat in deze zaak om seksuele handelingen die gepaard zijn gegaan met grof geweld. Verdachte heeft door zijn handelen schade toegebracht aan de slachtoffers. Het trauma zal de slachtoffers zeer waarschijnlijk voor de rest van hun leven parten spelen. Daarnaast heeft hij door zijn handelen ook de levens van de gezinsleden van de slachtoffers schade toegebracht. Uit de verklaringen van de slachtoffers blijkt dat hun naaste omgeving ook zeer aangedaan is door het handelen van verdachte. Levens zijn ontwricht door toedoen van verdachte, hetgeen ook is gebleken uit de indrukwekkende wijze waarop gebruik is gemaakt van het spreekrecht van de slachtoffers. De rechtbank acht het laakbaar dat verdachte, door zijn proceshouding, geen blijk geeft voor zijn handelen verantwoordelijkheid te willen nemen, hoewel deze proceshouding wellicht kan zijn ingegeven door de bij hem vastgestelde stoornis.
Persoon van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinaire rapportage uitgebracht van 3 november 2010, door dr. G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater en drs. M.H. van Heteren, psycholoog en een rapportage van dezelfde Van Heteren van 17 november 2010. Uit deze rapportages blijkt - onder meer - het navolgende.
Verdachte werd op 31 augustus 2000 uit huis geplaatst omdat zijn moeder niet voor hem kon zorgen vanwege psychische problemen en drugsproblematiek. Verdachte werd belast met ‘volwassenenproblematiek’ en had daardoor onvoldoende ruimte om zelf kind te zijn. Zijn vader is onbekend. Verdachte verbleef enkele jaren in een kindertehuis en werd daarna dankzij inspanning van zijn grootouders bij hen geplaatst.
Het onvermogen van verdachte om zijn emoties op adequate wijze te uiten is evident. Verdachte toont weinig inzicht in sociale situaties en zijn wederkerig functioneren is niet adequaat, een en ander in samenhang met zijn, direct in het oog springende, beperking zich in een ander te verplaatsen. Bij verdachte is sprake van sociale en emotionele beperkingen op basis van zijn deviante persoonlijkheidsontwikkeling. Opvallend is zijn zwart-wit denken, zijn preoccupaties, zijn vasthoudendheid en rigiditeit zich onder meer uitend in een gecontroleerd, vlak en niet wederkerig contact. Hij heeft een sterk functionele instelling in interpersoonlijke relaties, met een beleefd aangepaste, sociaal wenselijke inslag.
Een psychiatrisch toestandsbeeld in de zin van een depressief beeld of van een psychose is niet waargenomen. Er is daarentegen wel sprake van een psychiatrische stoornis in termen van een deviante sociale en emotionele ontwikkeling met een gemankeerd zelfbeeld en identiteit. Bij verdachte is sprake van het syndroom van Asperger, welke zich kenmerkt door beperkingen in de sociale interacties en een beperkt repertoire aan interesses en activiteiten. Door deze stoornis heeft verdachte moeite met het “lezen” van sociale situaties, gebrek aan inlevingsvermogen, moeite met veranderingen, een neiging tot vaste gewoonten, een voorkeur voor bezigheden en interesses met sterk herhalende of systematische elementen, neiging tot obsessief gedrag en gemakkelijk opgaan in eigen wereld.
Aangezien verdachte ontkent, kan een verband tussen de stoornis en het ten laste gelegde niet worden geanalyseerd. Zuiver hypothetisch bezien kan gezegd worden dat de seksualiteit in de tenlastelegging gewelddadig is en niet primair lijkt te zijn gericht op seksuele bevrediging maar op ontlading van agressie. Een dergelijke ontlading is passend bij de stoornis van Asperger, waarin sprake is van forse emotionele stoornissen.
De rapporteurs zijn van mening dat een behandeling in een residentiele behandelsetting in de vorm van het opleggen van een PIJ-maatregel wenselijk is, bij voorkeur in Justitiële Jeugdinrichting “ Den Hey-Acker”, locatie te Breda. Voor behandeling is een bekentenis niet vereist.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 2 december 2010, opgesteld door de heer B. Nitrauw, blijkt dat de Raad voor de Kinderbescherming tevens het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel geïndiceerd acht.
Uit een brief van 3 december 2010 van mevrouw Kogenhop van de Jeugdreclassering, blijkt dat een gedragsbeïnvloedende maatregel in het kader van nazorg na een onvoorwaardelijke PIJ een mogelijkheid is. Mocht de rechtbank besluiten een GBM op te leggen na een PIJ-maatregel dan adviseert Bureau Jeugdzorg dit in te vullen met:
- individuele behandeling bij De Waag Flevoland, gericht op psycho-educatie (stoornis van Asperger) en de seksuele ontwikkeling.
- groepsgerichte behandeling bij De Waag Flevoland in de vorm van Equip
- Indien noodzakelijk ouderbegeleiding bij De Waag Flevoland voor grootouders
- ITB Harde Kern voor de duur van 6 maanden.
Toerekening
Dr. G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater en drs. M.H. van Heteren, psycholoog, hebben ter zitting verklaard dat indien bewezen verklaard, verdachte in verband met zijn stoornis verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Strafoplegging
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 16 jaar, hetgeen betekent dat het wettelijk maximum van de hem op te leggen vrijheidsstraf twee jaar bedraagt. De rechtbank zal echter de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte in de straftoemeting tot uitdrukking laten komen. De rechtbank zal aan verdachte dan ook de straf van 15 maanden jeugddetentie opleggen.
Maatregel
Bij verdachte is sprake van een psychiatrische stoornis in termen van een deviante sociale en emotionele ontwikkeling met een gemankeerd zelfbeeld en identiteit. De rechtbank zal dan ook bepalen dat verdachte voor deze stoornis wordt behandeld. Dit tevens in zijn eigen belang, dat wil zeggen het belang dat hij zich zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen.
Een belangrijke doelstelling van het jeugdstrafrecht is, anders dan de jeugdige slechts te treffen met straf of leedtoevoeging, het voorkomen van recidive door gedragsbeïnvloeding.
Uiteindelijk is voorkoming van herhaling van dergelijke schokkende feiten ook in het algemeen belang.
Dat er zonder afdoende behandeling van zijn stoornis een reëel gevaar voor herhaling bestaat, is naar het oordeel van de rechtbank op basis van al hetgeen bovengenoemde gedragsdeskundigen over verdachte hebben gerapporteerd, evident.
Gelet op de ernst van het feit en ter voorkoming van herhaling, eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dat de behandeling van verdachte plaatsvindt in een gedwongen en optimaal beveiligd kader van een PIJ-inrichting.
De rechtbank zal aan verdachte daarom de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opleggen, nu deze maatregel ook in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte.
Nazorg
Ten aanzien van het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel na afloop van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel heeft de rechtbank overwogen dat op dit moment nog geen inschatting gemaakt kan worden of een dergelijke maatregel nog noodzakelijk is na afloop van de behandeling onder de PIJ-maatregel. De rechtbank legt derhalve thans geen GBM in het kader van nazorg op.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 22 juni 2010, waaruit blijkt dat verdachte in het register onbekend is.
9. BESLAG
De officier van justitie heeft gevorderd de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten een laptop (nr.41 beslaglijst) en een scooter (nr. 43 beslaglijst).
Daarnaast heeft zij gevorderd de bewaring van de goederen vermeld onder de nummers 2, 3, 4, 7, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 23, 24, 26, 27, 28, 29, 30, 33, 36, 38, 44, 45, 46 op grond van artikel 117 Wetboek van Strafvordering.
Voorts vordert zij aan verdachte te retourneren: een broek (nr.11), een spijkerbroek (nr. 12), een bodywarmer (nr. 13), een zwarte jas (nr. 20), een zwarte bodywarmer (nr. 21), een blauwe bril (nr. 22), een kentekenplaat (nr. 42).
Ten slotte vordert de officier van justitie het retourneren 2 leren jassen (nr. 47) aan BK Leder.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen laptop en scooter dienen te worden onttrokken aan het verkeer en de bewaring van de door de officier hiervoor genoemde goederen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de volgende onder verdachte in beslag genomen goederen kunnen worden geretourneerd aan verdachte: een broek (nr.11), een spijkerbroek (nr. 12), een bodywarmer (nr. 13), een zwarte jas (nr. 20), een zwarte bodywarmer (nr. 21), een blauwe bril (nr. 22), een kentekenplaat (nr. 42). Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat de in beslag genomen leren jassen (nr. 47) dienen te worden geretourneerd aan de rechtmatige eigenaar, te weten BK Leder.
10. BENADEELDE PARTIJEN
Voor aanvang van de terechtzitting hebben [Slachtoffer A], [Slachtoffer B], [Slachtoffer C] en de ouders van [Slachtoffer D] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en vorderingen ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder respectievelijk 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde feiten.
De hoogte van de schade ten gevolge van feit 1. wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 3.281,79 vermeerderd met de wettelijke rente.
De hoogte van de schade ten gevolge van feit 2. wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 2.627,45 vermeerderd met de wettelijke rente .
De hoogte van de schade ten gevolge van feit 3. wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 3.592,74 vermeerderd met de wettelijke rente .
De hoogte van de schade ten gevolge van feit 4. wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 2.094,16 vermeerderd met de wettelijke rente
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van de respectievelijke onder 1., 2., 3. en 4. bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vorderingen tot de hoogte van de genoemde bedragen, geheel toewijzen.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van voornoemde vordering ten behoeve van de slachtoffers.
11. WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op het reeds aangehaalde wettelijke voorschrift, gegrond op de artikelen 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 57, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s en 77v van het Wetboek van Strafrecht.
12. BESLISSING
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2. A. primair, 3. A. primair en het onder 3.B. primair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1. A. primair, 1. B. primair, 2. A. subsidiair, 2. B. primair, 3. A. subsidiair, 3. B. subsidiair, 4. A. primair en 4. B. ten laste gelegde bewezen zoals hierboven is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. A. primair, 1. B. primair, 2. A. subsidiair, 2. B. primair, 3. A. subsidiair, 3. B. subsidiair, 4. A. primair en 4. B. meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 15 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
- legt aan de verdachte op de maatregel van Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen.
Met betrekking tot de plaats waar deze maatregel zal moeten worden ten uitvoer gelegd adviseert de rechtbank plaatsing in Justitiële Jeugdinrichting “ Den Hey-Acker”, locatie te Breda.
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 6 december 2010 onder 41 en 43 vermelde voorwerpen.
- gelast de bewaring van op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 6 december 2010 onder 2, 3, 4, 7, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 23, 24, 26, 27, 28, 29, 30, 33, 36, 38, 44, 45, 46 vermelde voorwerpen.
- gelast de teruggave aan de verdachte van de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 6 december 2010 onder 11, 12, 13, 20, 21, 22, 42 vermelde voorwerpen.
- gelast de teruggave aan BK Leder van de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” d.d. 6 december 2010 onder 47 vermelde voorwerpen.
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Slachtoffer A] van € 3.281,79 ter zake immateriële en materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 20 juni 2010, tot die van de voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te makten, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Slachtoffer A], € 3.281,79 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 42 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Slachtoffer B] van € 2.627,45 ter zake immateriële en materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 8 juni 2010, tot die van de voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te makten, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Slachtoffer B], € 2.627,45 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 36 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Slachtoffer C] van € 3.592,74 ter zake immateriële en materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 3 juni 2010, tot die van de voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te makten, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Slachtoffer C], € 3.592,74 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 45 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Slachtoffer D] van € 2.094,16 ter zake immateriële en materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 3 juni 2010, tot die van de voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te makten, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer ouders van [Slachtoffer D], € 2.094,16 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 30 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Aldus gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. A.C. Schroten en C.M.W. de Waele, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Veelen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2010.