ECLI:NL:RBZLY:2010:BO4748
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Loonvordering en uitleg van een CAO met betrekking tot werkervaringsjaren
In deze arbeidszaak vorderde de eiser, een plafondmonteur, betaling van achterstallig loon van de gedaagde vennootschap onder firma, waarbij de discussie zich richtte op de juiste inschaling van de werknemer volgens de toepasselijke CAO afbouw. De eiser stelde dat hij per 23 mei 2005 niet correct was ingeschaald, omdat hij recht had op een hoger salaris op basis van zijn werkervaringsjaren. De kantonrechter diende te beoordelen of de eiser voldoende rechtdagen had opgebouwd om in aanmerking te komen voor een werkervaringsjaar, zoals gedefinieerd in de CAO. De eiser had in totaal 581 rechtdagen opgevoerd, maar de gedaagde betwistte dit aantal, vooral met betrekking tot de periode waarin de eiser via een uitzendbureau had gewerkt. De kantonrechter oordeelde dat de bepalingen van de CAO niet zonder meer van toepassing zijn op uitzendmedewerkers en dat de eiser onduidelijkheid diende op te heffen over zijn werkverleden. De zaak werd verwezen naar de rolzitting voor verdere uitlatingen van partijen. De uitspraak vond plaats op 14 september 2010, na een comparitie op 27 april 2010 en een tussenvonnis op 23 februari 2010.