ECLI:NL:RBZLY:2010:BO4737

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
23 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/996552-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten voor illegaal handelen in afgedankt koel- en vriesapparatuur en afvalstoffen

Op 23 november 2010 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Zwolle-Lelystad vier verdachten veroordeeld voor het illegaal handelen in afgedankt koel- en vriesapparatuur en afvalstoffen. De rechtbank legde straffen op variërend van 12 maanden gevangenisstraf tot 120 uur taakstraf. De verdachten werden aangeklaagd omdat zij zich niet hielden aan de relevante regelgeving voor de handel in afgedankte goederen, waarbij vermelding op de landelijke VIHB-lijst verplicht is voor bedrijven die zich bezighouden met het inzamelen, vervoeren, verhandelen of bemiddelen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen. Drie van de verdachten hebben inmiddels de vereiste opleiding behaald en zijn opgenomen op de lijst van inzamelaars.

De rechtbank overwoog dat de opgelegde straffen lager waren dan geëist door de officier van justitie, omdat twee verdachten na hun aanhouding de vereiste opleidingen hebben behaald en een andere verdachte zijn bedrijfsactiviteiten heeft gestaakt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de feiten, omdat er geen bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten. De rechtbank verwierp ook het verweer van de verdediging dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld, omdat kleurloos opzet voldoende was voor de bewezenverklaring.

De rechtbank achtte een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf passend, gezien de omstandigheden en het feit dat de verdachte inmiddels op de lijst van VIHB-inzamelaars staat. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 150 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming de taakstraf kan worden omgezet in hechtenis. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de taakstraf.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07/996552-09
Uitspraak: 23 november 2010
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[Verdachte B],
geboren op [Datum] 1980 te [plaats],
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2010 en 9 november 2010. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. A.L.A.H. de Muij, heeft ter terechtzitting van 9 november 2010 gevorderd de veroordeling van verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2008 t/m 2 maart 2009 in de gemeente Goor en/of Bronckhorst en/of Ede en/of Hardenberg en/of
Deventer en/of (elders) in Nederland, al dan niet opzettelijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, bedrijfsafvalstoffen en/of gevaarlijke afvalstoffen, te weten afgedankt wit- en/of bruingoed, heeft ingezameld zonder vermelding op de VIHB-lijst van inzamelaars;
artikel 1a Wet op de economische delicten
art 10.45 lid 1 ahf/ond a Wet milieubeheer
2.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2008 t/m 3 maart 2009 in de gemeente Deventer en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland,
al dan niet opzettelijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
zich door afgifte aan een of meer anderen, te weten [Naam 2], [Naam 3], [Naam 4], [Naam 9], [Naam 5] en/of [Naam 6] heeft ontdaan van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen te weten (ingezameld/afgedankt) wit- en/of bruingoed;
artikel 1a Wet op de economische delicten
art 10.37 lid 1 Wet milieubeheer
3.
verdachte op of omstreeks 3 maart 2009 in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning aan of nabij de [adres], een afvalstoffeninrichting als bedoeld in categorie 28 van het "Inrichtingen-en vergunningenbesluit milieubeheer", zijnde een in Bijlage 1 onder ll. Van het "Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer" aangewezen inrichting, in werking heeft gehad;
artikel 1a Wet op de economische delicten
art 8.1 lid 2 Wet milieubeheer
art 8.1 lid 1 ahf/ond a Wet milieubeheer
art 8.1 lid 1 ahf/ond b Wet milieubeheer
art 8.1 lid 1 ahf/ond c Wet milieubeheer
4.
verdachte op of omstreeks 3 maart 2009 in de gemeente Deventer, al dan niet opzettelijk
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, CFK- en/of HCFK-houdende koel- en/of vriesapparatuur voor handelsdoeleinden voorhanden heeft gehad die afkomstig was van particuliere huishoudens en/of van anderen dan particuliere huishoudens terwijl deze naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar was met die van particuliere huishoudens;
artikel 1a Wet op de economische delicten
artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer
art 3 Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur
5.
verdachte op of omstreeks 03 maart 2009 in de gemeente Deventer munitie van categorie III (patronen van het merk Neroxin) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
BEWIJS
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten geen bewijs voorhanden is voor het medeplegen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft begaan, nu uit de naar voren gekomen feiten en omstandigheden geen nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) kan worden afgeleid.
De rechtbank zal de verdachte derhalve vrijspreken van dat bestanddeel van de tenlastelegging voor wat betreft de feiten 1 tot en met 4.
De verdediging heeft ten aanzien van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten voorts als verweer gevoerd dat verdachte niet opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de geldende regelgeving.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank overweegt daartoe dat voor opzettelijke overtreding van voornoemde feiten geen boos opzet vereist, doch kleurloos opzet voldoende is. Nu de verdachte voornoemde feiten willens en wetens heeft begaan is zulks voldoende voor opzet.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit als verweer gevoerd dat in de tenlastelegging ten onrechte “Neroxin” als een merk kogel is vermeld.
De rechtbank merkt dit verweer aan als een bewijsverweer. De rechtbank verwerpt dit verweer nu uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot aantreffen munitie d.d. 9 maart 2009 opgemaakt door verbalisant [Naam] volgt dat de onder verdachte aangetroffen 25 patronen munitie is in de zin van categorie III van de Wet Wapens en Munitie. De aanduiding “van het merk Neroxin” wordt door de rechtbank in dit verband aangemerkt als een kennelijke verschrijving, gelet op de merkaanduiding “Sellier & Bellot” op het doosje met als inhoud voornoemde 25 patronen (zoals afgebeeld op dossierpagina 4783) en gelet op het feit dat “Neroxin” in dit geval een type-aanduiding betreft, zoals blijkt uit de beschikbare gegevens op de productenpagina van :Seller & Bellot”.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
verdachte op tijdstippen in de periode van 1 september 2008 t/m 2 maart 2009 in de gemeente Goor en Bronckhorst en Ede en Hardenberg en Deventer en elders in Nederland, opzettelijk, bedrijfsafvalstoffen en/of gevaarlijke afvalstoffen, te weten afgedankt wit- en/of bruingoed, heeft ingezameld zonder vermelding op de VIHB-lijst van inzamelaars;
2.
verdachte op tijdstippen in de periode van 1 september 2008 t/m 3 maart 2009 in de gemeente Deventer en Apeldoorn en elders in Nederland, opzettelijk, zich door afgifte aan anderen, te weten [Naam 2], [Naam 3], [Naam 4], [Naam 9], [Naam 5] en [Naam 6] heeft ontdaan van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, te weten ingezameld/afgedankt) wit- en/of bruingoed;
3.
verdachte op 3 maart 2009 in de gemeente Deventer, opzettelijk,zonder daartoe verleende vergunning aan of nabij de [adres], een afvalstoffeninrichting als bedoeld in categorie 28 van het "Inrichtingen-en vergunningenbesluit milieubeheer", zijnde een in Bijlage 1 onder ll. Van het "Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer" aangewezen inrichting, in werking heeft gehad;
4.
verdachte op 3 maart 2009 in de gemeente Deventer, opzettelijk CFK- en/of HCFK-houdende koel- en/of vriesapparatuur voor handelsdoeleinden voorhanden heeft gehad die afkomstig was van particuliere huishoudens en/of van anderen dan particuliere huishoudens terwijl deze naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar was met die van particuliere huishoudens;
5.
verdachte op 03 maart 2009 in de gemeente Deventer munitie van categorie III (patronen type Neroxin) voorhanden heeft gehad.
Van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.45 van de Wet Milieubeheer,
opzettelijk begaan, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet Economische Delicten.
Feit 2:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.37 van de Wet Milieubeheer,
opzettelijk begaan, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet Economische Delicten.
Feit 3:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 8.1 van de Wet Milieubeheer,
opzettelijk begaan,
strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet Economische Delicten.
Feit 4:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan,
strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet Economische Delicten.
Feit 5:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie,
strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank acht een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist op zijn plaats, te meer daar verdachte kort ná aanhouding alsnog de vereiste opleiding heeft doorlopen en is opgenomen op de lijst van VIHB-inzamelaars. Echter van verdachte had op zijn minst verwacht mogen worden dat hij zich zou vergewissen van de relevante regelgeving ter zake alvorens in afgedankte goederen te gaan handelen. Nu hij dat niet heeft gedaan en desondanks in afgedankt wit-en bruingoed is gaan handelen en zich hiervan heeft ontdaan, een afvalstoffeninrichting in werking heeft gehad zonder de vereiste vergunningen, opzettelijk CFK- en/of HCFK-houdende koel- en/of vriesapparatuur voor handelsdoeleinden voorhanden heeft gehad en in strijd met de Wet Wapens en Munitie heeft gehandeld, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke werkstraf aangewezen.
De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen dat verdachte heeft verklaard inmiddels wel vermeld te zijn op de lijst van VIHB-inzamelaars en nog steeds werkzaam is in de handel in afgedankt wit- en bruingoed. De rechtbank acht gelet op het vorenoverwogene tevens een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 6 juli 2010;
een de verdachte betreffend Reclasseringsadvies d.d. 17 juni 2010 uitgebracht
door de stichting Reclassering Nederland.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op:
- de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- artikel 3 Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur;
- de artikelen 1a en 2 van de Wet Economische Delicten;
- artikel 56 van de Wet Wapens en Munitie.
BESLISSING
Het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 150 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf .
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. W.P.M. Elderman en R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2010.
Mr. Elbers voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.