ECLI:NL:RBZLY:2010:BO0997

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/653049-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 9 september 2010, is de verdachte beschuldigd van meerdere diefstallen en het in bezit hebben van een wapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie was ontvankelijk in zijn vervolging. De verdachte is beschuldigd van diefstal van DVD-schermpjes en andere goederen in een bouwmarkt in Raalte op 4 januari 2010, samen met een medeverdachte. De rechtbank heeft op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de goederen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 14 september 2009 in Groningen twee boormachines heeft gestolen. Daarnaast is de verdachte beschuldigd van het in bezit hebben van een veerdrukpistool op 2 maart 2010 in Zwolle. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte als ongeloofwaardig beoordeeld en heeft geoordeeld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen. De rechtbank heeft in haar beslissing rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en zijn status als veelpleger.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.653049-10 (P)
Uitspraak: 9 september 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortedatum)
wonende te (verblijfplaats)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2010. Ter terechtzitting is verschenen mr. W.P. Maris, advocaat te Zwolle, die heeft verklaard door de verdachte niet uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om deze ter terechtzitting te verdedigen. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R.H. den Haan.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd (na verbetering van een aantal kennelijke schrijffouten, door welke verbetering de verdachte blijkens het onderzoek ter terechtzitting niet in zijn verdediging wordt geschaad) dat:
1.
hij op of omstreeks 04 januari 2010 in de gemeente Raalte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen DVD schermpjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 04 januari 2010 in de gemeente Raalte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel van bouwmarkt (xxx) heeft weggenomen klompen en/of een transmittor, een camera en/of één of meer boormachines, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op of omstreeks 04 januari 2010 in de gemeente Zwolle een wapen van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukpistool, kleur zwart, type P.139, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of met een voor ontploffing bestemd voorwerp voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 14 september 2009 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee boormachines, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 3), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); (parketnummer 07/653086-10)
5.
hij op of omstreeks 14 september 2009 in de gemeente Groningen (slachtoffer 4) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde(slachtoffer 4) dreigend de woorden toegevoegd :"Als je mij nog een keer aanraakt, dan stamp ik je op je smoel en maak ik je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; (parketnummer 07/653086-10)
6.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 16 juni 2009 tot en met 31 augustus 2009 in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten zijn verdachtes recht op een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte (telkens) aan de dienst Sociale Zaken van de gemeente Zwolle niet opgegeven/gemeld:
- dat hij in bovengenoemde periode in detentie verbleef; (parketnummer 07/870001-10)
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- verdachte vrij te spreken van het onder 5 ten laste gelegde;
- verdachte te veroordelen ter zake het onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting is geen verdediging gevoerd. Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen; de raadsman van verdachte was niet uitdrukkelijk gemachtigd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Aangever (aangever 1), gerechtigd tot het doen van aangifte namens (slachtoffer 2), heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op de camerabeelden ziet dat twee mannen op 4 januari 2010 tussen 20.10 en 20.15 uur de (xxx) te Raalte in liepen en dat een van de mannen een paar nieuwe klompen aantrok, zijn eigen klompen in het winkelwagentje legde en bij de lampenafdeling zijn oude klompen in het vak neerlegde tussen de buitenlampen. Aangever ziet verder op de videobeelden dat de mannen een draadloze transmittor en een security camera in de winkelwagen gooiden en dat de man met de zwarte jas de artikelen vervolgens aan de binnenkant van zijn jas stopte. Hierna liepen de mannen via de bouwafdeling aan de achterkant van de winkel naar buiten om vervolgens via de hoofdingang weer naar binnen te gaan. Aangever ziet voorts dat de man met het donkerblauwe vest/jas een boormachine in de binnenkant van zijn jas stopte en even later een tweede boormachine achter zijn jas stopte, waarna de mannen tussen de kassa en de informatiebalie door liepen richting de uitgang. Aangever heeft de lege verpakking van de security camera in de schappen teruggevonden.
De bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden van de (xxx) bouwmarkt te Zwolle zijn door verbalisant (verbalisant 1) in een proces-verbaal van bevindingen neergelegd. Verbalisant ziet op de camerabeelden het volgende. Op 04 januari 2010 omstreeks 20.15 uur lopen twee mannen de (xxx) binnen. Man 1 loopt met een winkelwagentje. Op een gegeven moment past man 1 een paar klompschoenen. Vervolgens zet man 1 zijn oude klompschoenen weer in het schap. Man 2 pakt bij de elektra-afdeling een aantal onbekende spullen uit het schap en stopt die in zijn jas. Voorts pakt man 2 een beveiligingscamera uit het schap en stopt deze in zijn jas. Beide mannen lopen vervolgens naar de kassa en zetten de winkelwagen daar neer. De mannen pakken daarna allebei een Makita accu boormachine van het schap en stoppen deze achter de jas. Beide mannen lopen omstreeks 20.30 uur zonder de spullen af te rekenen de (xxx) uit.
(verbalisant 2), surveillant van politie, Team Ajo, heeft een foto van de videobeelden van de (xxx) bekeken en herkent de blonde man op de voorgrond van de foto als verdachte. Verbalisant heeft contact gehad met twee collega’s (verbalisanten 3 en 4) en zij zijn ook van mening dat verdachte op de foto staat afgebeeld.
Verdachte heeft verklaard dat hij bij de (xxx) een draadloze transmittor en een security camera heeft gepakt en achter zijn jas heeft gestopt. Zijn verklaring dat hij de spullen vervolgens weer heeft teruggelegd acht de rechtbank, bezien tegen de achtergrond van de aangifte zoals deze gedaan is en de camerabeelden, ongeloofwaardig.
De rechtbank is gelet op deze bewijsmiddelen van oordeel dat feit 2 wettig en overtuigend bewezen is.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Aangever (aangever 2), gerechtigd tot het doen van aangifte namens (slachtoffer 1), heeft in zijn aangifte verklaard dat er op 04 januari 2010 twee personen in de (slachtoffer 1) te Raalte waren, waarvan de blonde man zich nerveus gedroeg en schichtig om zich heen keek. Beide personen passeerden de kassa. Vervolgens zag aangever bij de afdeling tuinhout een lege verpakking van een portable DVD-speler, waaruit twee schermpjes waren weggenomen. Aangever heeft verklaard, dat hij zeker weet dat de twee manspersonen dit hebben weggenomen omdat zij vlak hiervoor het pakket in de winkel hadden gezet en er verder niemand meer in de winkel was geweest behalve de twee manspersonen.
Verdachte heeft verklaard een schermpje van een DVD-speler achter zijn jas te hebben gestopt. De verklaring van verdachte dat hij het schermpje vervolgens weer heeft teruggelegd acht de rechtbank ongeloofwaardig. Hierbij is mede van belang hetgeen ten aanzien van feit 2 zojuist is overwogen.
Gelet op het voorgaande, het korte tijdsverloop tussen onderhavig feit en het onder 2 ten laste gelegde feit en de geringe afstand tussen beide bouwmarkten, is de rechtbank van oordeel dat ook het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Uit het proces-verbaal bijzondere wetten, afdeling (vuur)wapens blijkt dat in de fouillering van verdachte een veerdrukpistool (balletjespistool) is aangetroffen. Het wapen staat niet op lijst A of B van Bijlage I van de RWM vermeld en is derhalve een wapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie I, onder 7, van de Wet wapens en munitie. In het proces-verbaal van verhoor van verdachte is te lezen dat het veerdrukpistool (kleur zwart, merk Custom TLE?RL II, p139) op 02 maart 2010 is aangetroffen bij verdachte door de politie. Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen bij zich droeg omdat hij dit van het zoontje van zijn vriendin had afgepakt en hij het wapen naar de wijkagent wilde brengen.
Gelet hierop is het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 september 2009 in Groningen bij (slachtoffer 3) twee boormachines heeft gestolen met (medeverdachte), gelet op het proces-verbaal van aangifte en de bekennende verklaring van verdachte .
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Naar het oordeel van de rechtbank is hetgeen verdachte onder 5 ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat het onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is en verwijst hiertoe naar het proces-verbaal van de Unit Regionale Sociale Recherche Zwolle en de inkomstenformulieren abw , waaruit blijkt dat verdachte op de inkomstenformulieren geen melding heeft gemaakt van het feit dat hij sinds 16 juni 2009 in detentie verbleef, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden dat zijn verblijf in detentie van belang was voor de vaststelling van zijn recht op uitkering.
Verdachte heeft, onder meer op 6 juli 2009 op de inkomstenformulieren de vragen: “Zijn er veranderingen in de gezins- en/of woonsituatie?” “Zult u binnen 1 maand na deze opgave 4 weken of langer buiten Zwolle verblijven”en “Hebt u in de maand voor deze opgave korter dan 4 weken buiten Zwolle verbleven” met “nee” beantwoord, terwijl hij van 19 juni 2009 tot 1 september 2009 in de P.I. Noord De Grittenborgh te Hoogeveen – derhalve buiten Zwolle - verbleef.
BEWEZENVERKLARING
De verdachte dient van het onder 5 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 04 januari 2010 in de gemeente Raalte tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen DVD schermpjes, toebehorende aan (slachtoffer 1);
2.
hij op 04 januari 2010 in de gemeente Raalte tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel van bouwmarkt (xxx) heeft weggenomen klompen en een transmittor, een camera en boormachines, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader;
3.
hij op 02 maart 2010 in de gemeente Zwolle een wapen van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukpistool, kleur zwart, type P.139, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 14 september 2009 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee boormachines, toebehorende aan (slachtoffer 3); (parketnummer 07/653086-10)
6.
hij op tijdstippen in de periode 16 juni 2009 tot en met 31 augustus 2009 in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, meermalen in strijd met een hem bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten zijn verdachtes recht op een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte telkens aan de dienst Sociale Zaken van de gemeente Zwolle niet opgegeven/gemeld:
- dat hij in bovengenoemde periode in detentie verbleef; (parketnummer 07/870001-10)
Van het onder 1, 2, 3, 4 en 6 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
1, 2 en 4, telkens:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
3:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
6:
In strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking of tegemoetkoming, dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, strafbaar gesteld bij artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd
verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer (07/400168-09) toe wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank in het bijzonder rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 1 juli 2010, waaruit blijkt dat verdachte een omvangrijk strafblad heeft, en een rapport “ketendossier veelpleger” d.d. 5 maart 2010, waaruit blijkt dat verdachte de status van veelpleger heeft.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de tenuitvoerlegging te gelasten van de door de politierechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad bij vonnis d.d. 22 juli 2009 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 22 dagen.
BESLISSING
Het onder 5 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2, 3, 4 en 6 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank wijst de vordering toe.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.400168-09 bij vonnis d.d. 22 juli 2009 van de politierechter te Zwolle-Lelystad voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 22 dagen.
Aldus gewezen door mr. J.N. Bartels, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2010.