RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.400273-09(P)
Uitspraak: 13 september 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte)
geboren op (geboortejaar)
wonende te (adres)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2010, 13 april 2010, 21 mei 2010 en 30 augustus 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. ing. M.J. Jansma, advocaat te Zwolle
Als officier van justitie was aanwezig mr. G.C. Pol.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (slachtoffer 1) van het leven te beroven, met welk opzet verdachte, althans één van zijn medeverdachte(n), met een vuurwapen één of meerdere kogels heeft afgevuurd in het lichaam en/of naar en/of in de richting van het lichaam van die (slachtoffer 1), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd (slachtoffer 1), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (schotverwondingen onderlichaam), heeft toegebracht, met welk opzet verdachte, althans één van zijn medeverdachte(n), met een vuurwapen één of meerdere kogels heeft afgevuurd op/in het lichaam van die (slachtoffer 1);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd (slachtoffer 1), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met welk opzet verdachte, althans één van zijn medeverdachte(n), met een vuurwapen één of meerdere
kogels heeft afgevuurd in het lichaam en/of naar en/of in de richting van het lichaam van die (slachtoffer 1), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle te omstreeks 02.00 uur tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning gelegen aan (adres) en/of uit een voor die woning geparkeerd staande personenauto, heeft weggenomen een horloge en/of één of meer sieraden en/of
een paar schoenen en/of (ongeveer) 1000,- euro, in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (slachtoffer 1), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s):
- geheel in het donker gekleed en/of voorzien van (bivak)mutsen en/of mondkapjes/halsdoeken en/of handschoenen en/of een vuurwapen naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- gekomen bij voornoemde woning een ruit (deels) heeft/hebben afgeplakt met duke-tape en/of (vervolgens)
- voornoemde ruit heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) door voornoemde geforceerde ruit de woning is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens)
- die (slachtoffer 1) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of op/tegen diens lichaam heeft/hebben gedrukt en/of geduwd en/of aan diens lichaam heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of (daarbij) een vuurwapen in/tegen diens nek heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of (daarbij) de trekker van voornoemd vuurwapen heeft/hebben overgehaald;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle te omstreeks 02.00 uur ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de (adres) weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (slachtoffer 1) en/of
diens medebewoner, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- geheel in het donker gekleed en/of voorzien van (bivak)mutsen en/of mondkapjes/halsdoeken en/of handschoenen en/of een vuurwapen naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- gekomen bij voornoemde woning een ruit (deels) heeft/hebben afgeplakt met duke-tape en/of (vervolgens)
- voornoemde ruit heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) door voornoemdeg eforceerde ruit de woning is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens)
- die (slachtoffer 1) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of op/tegen diens lichaam heeft/hebben gedrukt en/of geduwd en/of aan diens lichaam heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of (daarbij) een vuurwapen in/tegen diens nek heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of (daarbij)
de trekker van voornoemd vuurwapen heeft/hebben overgehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1 ten laste gelegde nu dit in een te ver verwijderd verband staat tot het handelen van verdachte.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde kan bewezen worden verklaard dat verdachte met zijn medeverdachten heeft gepoogd in te breken in de woning van het slachtoffer en dat deze poging diefstal is voorafgegaan en vergezeld van geweld. Geheel subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als poging diefstal voorafgegaan van bedreiging met geweld. Derhalve komt de officier van justitie tot bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit terzake het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van de impliciet ten laste gelegde poging tot eenvoudige diefstal heeft de raadsman betoogd dat bewezenverklaring kan volgen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat aan verdachte het schieten door medeverdachte (medeverdachte) op het slachtoffer niet kan worden toegerekend en dit handelen door medeverdachte (medeverdachte) in te ver verwijderd verband staat tot het handelen van verdachte.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde .
Ten aanzien van feit 2:
Op 23 oktober 2009 komt bij de politie een melding binnen dat er een schietpartij had plaatsgevonden op het adres (adres) te Zwolle.
Aangever (slachtoffer 1) verklaart omtrent hetgeen aan de achterzijde van de woning en in de woning heeft plaatsgevonden het volgende: “In de nacht van 23 oktober 2009 werd ik door mijn vriendin (slachtoffer 2) wakker gemaakt. Zij zei tegen mij dat er iemand binnen (in de woning) was. Ik ben mijn bed uitgestapt en naar de woonkamer gelopen. Ik zag door het raam twee of drie personen staan”. Aangever geeft signalementen van de personen waarbij persoon 1 de langste, persoon 2 ongeveer 1.70 meter lang is en de 3e persoon nog kleiner is dan de 2e persoon . Volgens aangever droegen de mannen bivakmutsen.
De rechtbank heeft tijdens de behandeling op 13 april 2010 van de strafzaken tegen verdachte en zijn medeverdachten vastgesteld dat medeverdachte (medeverdachte) de langste persoon van de drie is. Verdachte (verdachte) voldoet aan het door aangever als manspersoon 2 gegeven signalement en is waargenomen dat medeverdachte de (medeverdachte 2) kleinste persoon van de drie is.
Aangever verklaart verder: “Ik heb vervolgens de salontafel gepakt en tegen het raam aangegooid, om het raam te blokkeren. Het raam was helemaal kapot. Ik liep terug naar de slaapkamer en zei tegen mijn vriendin dat zij weg moest gaan. Ik zag dat ze de woning via het slaapkamerraam verliet. Ik liep terug naar de woonkamer en zag persoon 1 en 2 binnen staan. Ik zag dat persoon 1 op mij af kwam en er ontstond een worsteling. We kwamen in de gang bij de voordeur uit. Op dat moment voelde ik dat persoon 1 mij van achteren bij mijn nek vast had. Persoon 2 bevond zich op dat moment rechts van mij. Ik voelde iets hards achter in mijn nek, dat kon alleen iets zijn wat persoon 1 in zijn hand hield. Op dat moment hoorde ik een klik. Ik dacht op dat moment dat persoon 1 de trekker van een pistool overhaalde maar dat het pistool niet afging. Ik heb me los kunnen worstelen en ben naar buiten gerend.” Getuige (slachtoffer 2) heeft verklaard – kort en zakelijk weergegeven: “Ik heb mijn vriend wakker gemaakt nadat ik glasgerinkel had gehoord. Mijn vriend is naar de woonkamer gegaan. Mijn vriend kwam de slaapkamer in en ik zag dat hij iemand buiten de slaapkamer wilde houden. Ik hoorde hem roepen: “ga weg, er wordt geschoten, ga weg, ga weg.” Ik hoorde veel geschreeuw uit de woning komen en hoorde aan het geluid dat er een vechtpartij gaande was. Ik ben vervolgens naar buiten geklommen via het raam. Ik zag mijn vriend op straat staan met een man. Deze jongen had iets in zijn hand, iets donkers in zijn linkerhand. Ik dacht dat het een wapen was. ”
Getuige (slachtoffer 2) verklaart dat de man met het vuurwapen een lange man was van 1.85 meter die een zwarte capuchon en een doek voor zijn mond droeg van een andere kleur dan zwart en zwarte handschoenen droeg. Vervolgens ziet getuige (slachtoffer 2) een kleinere jongen uit de voordeur van de woning komen.
In diezelfde nacht, korte tijd na vorenbedoelde politiemelding, arriveren drie Antilliaanse mannen bij het ziekenhuis in Zwolle. Twee van hen hadden verwondingen aan de onderarmen. Deze personen waren: verdachte (verdachte), medeverdachte (medeverdachte 2) en medeverdachte (medeverdachte).
Onder medeverdachte (medeverdachte 2) is een Seat Ibiza met kenteken (xxx) op naam gesteld van (naam), de moeder van medeverdachte (medeverdachte), in beslag genomen en ten aanzien daarvan is onderzoek verricht. In de auto zijn onder andere aangetroffen een bivakmuts, een muts, een groene halsdoek, handschoenen, een rol grijze duck-tape alsmede de paspoorten van verdachte en zijn medeverdachten.
Uit het technisch onderzoek verricht in de onderhavige strafzaak is komen vast te staan dat de afscheurrand van de op de ruit aangetroffen duck-tape qua afmeting, kleur en vorm en qua de wijze waarop het laatste stuk tape is afgescheurd exact overeenkomt met de in de auto van verdachten aangetroffen rol duck-tape.
blijkens het technisch onderzoek. zijn de aangetroffen bloedsporen op het dak van de schuur in de tuin van aangever (slachtoffer 1) en het bloedspoor op de balk onder de kliko zijn van verdachte (verdachte)
Verdachte verklaart dat het de bedoeling was in te breken in de woning van aangever. Van horen zeggen op straat hadden hij en zijn medeverdachten (medeverdachte) en (medeverdachte 2) begrepen dat in de woning een drugsdealer woonde en dat hij mooie dingen in huis zou hebben. Hij droeg die nacht een bivakmuts. Ook medeverdachte (medeverdachte 2) verklaart dat ze gehoord hadden dat er iets te halen was in de woning van aangever. Hij droeg die avond een pet en een capuchon daaroverheen. Medeverdachte (medeverdachte) verklaart dat hij een muts en groene bandana voor zijn mond droeg.
Eensluidend zijn tevens de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten dat zij naar de woning van aangever zijn gegaan en duck-tape op het raam aan de achterzijde van de woning hebben geplakt en dat medeverdachte (medeverdachte 2) de ruit heeft ingeslagen.
Verdachte (verdachte) heeft zich vervolgens verwond aan het glas en heeft, zo blijkt ook uit de aangetroffen bloedsporen, de tuin van de woning verlaten in de richting van de (straat).
Ten aanzien van het geld en/of de goederen die zouden zijn ontvreemd verklaren (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) niet eensluidend.
(slachtoffer 1) verklaart dat zijn vakantiegeld ten bedrage van € 1000,-- uit de kofferbak van zijn auto verdwenen is, waar hij dit geld die avond in heeft gegooid. (slachtoffer 2) verklaart dat er tussen de € 4000,-- en € 5000,-- weg is,\. Dat geld zou afkomstig zijn van een schilderklus van (slachtoffer 1). Over goederen die (slachtoffer 2) mist verklaart zij dat dit een horloge van het merk Mark Ecco is, een gouden set bestaande uit een ring, oorbellen, ketting en armband en een paar witte schoenen.
De rechtbank acht gelet op de grote verschillen tussen de verklaring van (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) niet wettig en overtuigend bewezen dat er geld, dan wel goederen, zijn ontvreemd uit de woning van het slachtoffer en spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt het volgende ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Verdachte is met zijn medeverdachten in de nachtelijke uren naar de woning van het slachtoffer gegaan, terwijl zij bivakmutsen/capuchons en/of een halsdoek droegen om herkenning te voorkomen met het oogmerk om uit de woning geld en of goederen van hun gading te ontvreemden.
Op het moment dat de bewoner van de woning, het slachtoffer, hen tegen heeft willen houden door te schreeuwen en met dingen te gooien en verdachte, nadat hij zich heeft verwond, de plaats delict heeft verlaten zijn de medeverdachten de woning van het slachtoffer binnengegaan.
De raadsman heeft betoogd dat er geen bewijs is voor het plegen van geweld in de woning door verdachte. De rechtbank is eveneens van oordeel dat het in de woning gepleegde geweld door de medeverdachten niet aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank komt tot de conclusie dat bewezenverklaring kan en dient te volgen voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde waarbij de rechtbank gelet op de verklaringen van (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2), direct na het gebeuren afgelegd, van oordeel is dat verdachte een poging inbraak heeft gepleegd voorafgegaan van bedreiging met geweld door in de nachtelijke uren geheel in het donker gekleed en voorzien van (bivak)mutsen en een halsdoek naar de woning te gaan.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle te omstreeks 02.00 uur ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de (adres) weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen (slachtoffer 1) en/of diens medebewoner, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, met zijn mededaders:
- geheel in het donker gekleed en voorzien van (bivak)mutsen en/of mondkapjes/halsdoeken en/of handschoenen naar voornoemde woning zijn gegaan en vervolgens
- gekomen bij voornoemde woning een ruit deels heeft/hebben afgeplakt met duck-tape en vervolgens
- voornoemde ruit heeft/hebben geforceerd:
Van het 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Feit 2: poging tot diefstal voorafgegaan van bedreiging met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren geëist met aftrek van de periode die in voorlopige hechtenis is doorgebracht en vordert, indien de rechtbank komt tot het opleggen van een langere vrijheidsstraf dan het door verdachte ondergane voorarrest, de gevangenneming van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een aanzienlijk lagere vrijheidsstraf bepleit gelet op de landelijke oriëntatiepunten die uitgaan van 10 weken gevangenisstraf bij een voltooide diefstal door een verdachte die geen recidive met betrekking tot soortgelijke feiten heeft.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging diefstal voorafgegaan van bedreiging met geweld.
Het motief van verdachte, en zijn medeverdachten, was puur hun eigen geldelijk gewin. Het gebeuren is voor het slachtoffer en zijn hoogzwangere vriendin een nachtmerrie geweest. Nota bene in hun eigen woning, bij uitstek een ruimte waar iemands veiligheid moet zijn gegarandeerd worden zij in de nachtelijke uren overvallen door een aantal in het donker geklede personen. Verdachte werd gedwongen om de plaats van het misdrijf te verlaten door de (zeer ernstige) verwonding die hij daarbij had opgelopen.
Bij zo’n ernstig feit past alleen al uit oogpunt van vergelding een langdurige gevangenisstraf, zoals de officier van justitie terecht ook heeft geëist.
De rechtbank neemt als uitgangspunt de oriëntatiepunten van het Gerechtshof Leeuwarden.
Ten aanzien van poging diefstal voorafgegaan van bedreiging met geweld neemt de rechtbank als uitgangspunt 12 maanden. Weliswaar is sprake van een poging, echter als strafverzwarende omstandigheden neemt de rechtbank mee dat dit feit is begaan door twee of meer verenigde personen in de nachtelijke uren, waarbij zij (bivak)mutsen/capuchons hebben gebruikt. Alles afwegende komt de rechtbank tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest conform artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk zal worden opgelegd met een proeftijd van twee jaren.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer 1) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de ten laste van verdachte onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
De hoogte van die schade is, gelet op het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” met de daarbij gevoegde bijlagen, genoegzaam komen vast te staan op een bedrag van ten minste € 5000,--, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 1) is naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer 2) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de ten laste van verdachte onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
De hoogte van die schade is, gelet op het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” met de daarbij gevoegde bijlagen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 350,--, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van
€ 5000,-- ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 1).
De rechtbank zal aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 350,-- ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 2).
Het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 3 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank zal de gevangenneming van verdachte bevelen, welke beslissing bij afzonderlijke beschikking zal worden geminuteerd.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 1), wonende te Nootdorp, van een bedrag van € 5000,-- (zegge: vijfduizend euro).
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 5000,--, ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 1), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 1) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 1), daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (slachtoffer 1) voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 2), wonende te Nootdorp, van een bedrag van € 350,-- (zegge: driehonderd en vijftig euro).
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 350,--, ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 2), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 2) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 2), daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. W.P.M. Elderman, voorzitter, mrs. A.J. Louter en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2010.