ECLI:NL:RBZLY:2010:BN6968

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
13 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400304-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld in Zwolle met schotverwondingen als gevolg

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 13 september 2010 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot diefstal met geweld. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 23 oktober 2009 in Zwolle, waar de verdachte samen met medeverdachten een woning binnenging met het doel om goederen te stelen. Tijdens deze poging werd geweld gebruikt tegen het slachtoffer, die zwaar lichamelijk letsel opliep door schotverwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk de poging tot diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en behandeling. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor een deel toegewezen, maar ook bepaald dat een deel van de vordering niet ontvankelijk was in het strafgeding en enkel bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling aan de Staat van een geldsom ten behoeve van het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, die in hun eigen woning werden overvallen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.400304-09(P)
Uitspraak: 13 september 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte)
geboren op (geboortejaar)
wonende te (adres),
thans gedetineerd in (verblijfplaats)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2010, 13 april 2010, 21 mei 2010, 11 augustus 2010 en 30 augustus 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K. Sanders, advocaat te Amsterdam
Als officier van justitie was aanwezig mr. G.C. Pol.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (slachtoffer 1) van het leven te beroven, met welk opzet verdachte, althans één van zijn medeverdachte(n), met een vuurwapen één of meerdere kogels heeft afgevuurd in het lichaam en/of naar en/of in de richting van het lichaam van die (slachtoffer 1), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd (slachtoffer 1), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (schotverwondingen onderlichaam), heeft toegebracht, met welk opzet verdachte, althans één van zijn medeverdachte(n), met een vuurwapen één of meerdere kogels heeft afgevuurd op/in het lichaam van die (slachtoffer 1);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd (slachtoffer 1), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met welk opzet verdachte, althans één van zijn medeverdachte(n), met een vuurwapen één of meerdere
kogels heeft afgevuurd in het lichaam en/of naar en/of in de richting van het lichaam van die (slachtoffer 1), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle te omstreeks 02.00 uur tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning gelegen aan (adres) en/of uit een voor die woning geparkeerd staande personenauto, heeft weggenomen een horloge en/of één of meer sieraden en/of
een paar schoenen en/of (ongeveer) 1000,- euro, in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (slachtoffer 1), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s):
- geheel in het donker gekleed en/of voorzien van (bivak)mutsen en/of mondkapjes/halsdoeken en/of handschoenen en/of een vuurwapen naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- gekomen bij voornoemde woning een ruit (deels) heeft/hebben afgeplakt met duke-tape en/of (vervolgens)
- voornoemde ruit heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) door voornoemde geforceerde ruit de woning is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens)
- die (slachtoffer 1) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of op/tegen diens lichaam heeft/hebben gedrukt en/of geduwd en/of aan diens lichaam heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of (daarbij) een vuurwapen in/tegen diens nek heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of (daarbij) de trekker van voornoemd vuurwapen heeft/hebben overgehaald;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle te omstreeks 02.00 uur ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de (adres) weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (slachtoffer 1) en/of
diens medebewoner, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- geheel in het donker gekleed en/of voorzien van (bivak)mutsen en/of mondkapjes/halsdoeken en/of handschoenen en/of een vuurwapen naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- gekomen bij voornoemde woning een ruit (deels) heeft/hebben afgeplakt met duke-tape en/of (vervolgens)
- voornoemde ruit heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) door voornoemdeg eforceerde ruit de woning is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens)
- die (slachtoffer 1) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of op/tegen diens lichaam heeft/hebben gedrukt en/of geduwd en/of aan diens lichaam heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of (daarbij) een vuurwapen in/tegen diens nek heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of (daarbij)
de trekker van voornoemd vuurwapen heeft/hebben overgehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1 ten laste gelegde nu dit in een te ver verwijderd verband staat tot het handelen van verdachte.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde kan bewezen worden verklaard dat verdachte met zijn medeverdachten heeft gepoogd in te breken in de woning van het slachtoffer en toen deze zich verweerde geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer. Derhalve komt de officier van justitie tot bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens vrijspraak bepleit terzake het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van de impliciet ten laste gelegde eenvoudige diefstal heeft de raadsvrouw betoogd dat bewezenverklaring kan volgen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat aan verdachte het schieten door medeverdachte (naam medeverdachte) op het slachtoffer niet kan worden toegerekend en dit handelen door medeverdachte (naam medeverdachte) in te ver verwijderd verband staat tot het handelen van verdachte.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde .
Ten aanzien van feit 2:
Op 23 oktober 2009 komt bij de politie een melding binnen dat er een schietpartij had plaatsgevonden op het adres (adres) te Zwolle.
Aangever (slachtoffer 1) verklaart omtrent hetgeen aan de achterzijde van de woning en in de woning heeft plaatsgevonden het volgende: “23 oktober 2009 werd ik door mijn vriendin (slachtoffer 2) wakker gemaakt. Zij zei tegen mij dat er iemand binnen (in de woning) was. Ik ben mijn uitgestapt en naar de woonkamer gelopen. Ik zag door het raam twee of drie personen staan”. Aangever geeft signalementen van de personen waarbij persoon 1 de langste, persoon 2 ongeveer 1.70 meter lang is en de 3e persoon nog kleiner is dan de 2e persoon . Volgens aangever droegen de mannen bivakmutsen.
De rechtbank heeft tijdens de behandeling op 13 april 2010 van de strafzaken tegen verdachte en zijn medeverdachten vastgesteld dat medeverdachte (naam medeverdachte) de langste persoon is. Medeverdachte (naam medeverdachte 2) voldoet aan het door aangever als manspersoon 2 gegeven signalement en dat verdachte de kleinste persoon is.
Aangever verklaart verder: “Ik heb vervolgens de salontafel gepakt en tegen het raam aangegooid, om het raam te blokkeren. Het raam was helemaal kapot. Ik liep terug naar de slaapkamer en zei tegen mijn vriendin dat zij weg moest gaan. Ik zag dat ze de woning via het slaapkamerraam verliet. Ik liep terug naar de woonkamer en zag persoon 1 en 2 binnen staan. Ik zag dat persoon 1 op mij af kwam en er ontstond een worsteling. We kwamen in de gang bij de voordeur uit. Op dat moment voelde ik dat persoon 1 mij van achteren bij mijn nek vast had. Persoon 2 bevond zich op dat moment rechts van mij. Ik voelde iets hards achter in mijn nek, dat kon alleen iets zijn wat persoon 1 in zijn hand hield. Op dat moment hoorde ik een klik. Ik dacht op dat moment dat persoon 1 de trekker van een pistool overhaalde maar dat het pistool niet afging. Ik heb me los kunnen worstelen en ben naar buiten gerend.” Getuige(slachtoffer 2) heeft verklaard – kort en zakelijk weergegeven: Ik heb mijn vriend wakker gemaakt nadat ik glasgerinkel had gehoord. Mijn vriend is naar de woonkamer gegaan. Mijn vriend kwam de slaapkamer in en ik zag dat hij iemand buiten de slaapkamer wilde houden. Ik hoorde hem roepen: “ga weg, er wordt geschoten, ga weg, ga weg.” Ik hoorde veel geschreeuw uit de woning komen en hoorde aan het geluid dat er een vechtpartij gaande was. Ik ben vervolgens naar buiten geklommen via het raam. Ik zag mijn vriend op straat staan met een man. Deze jongen had iets in zijn hand, iets donkers in zijn linkerhand. Ik dacht dat het een wapen was. ”
Getuige(slachtoffer 2) verklaart dat de man met het vuurwapen een lange man was van 1.85 meter die een zwarte capuchon en een doek voor zijn mond droeg van een andere kleur dan zwart en zwarte handschoenen droeg. Vervolgens ziet getuige(slachtoffer 2) een kleinere jongen uit de voordeur van de woning komen.
In de nacht van 23 oktober 2009, korte tijd na de politiemelding, arriveren drie Antilliaanse mannen bij het ziekenhuis waarvan er twee verwondingen hadden aan de onderarmen. Deze personen waren: verdachte (verdachte), medeverdachte (naam medeverdachte 2) en medeverdachte (naam medeverdachte).
Onder verdachte (verdachte) is een Seat Ibiza met kenteken (xxx) op naam gesteld van (naam ) de moeder van medeverdachte (naam medeverdachte), in beslag genomen en daarin is onderzoek verricht. Op de passagiersstoel zijn onder andere aangetroffen bivakmutsen, een groene halsdoek, handschoenen, een rol grijze duck-tape alsmede de paspoorten van verdachte en zijn medeverdachten.
Uit het technisch onderzoek verricht in de onderhavige strafzaak is komen vast te staan dat de afscheurrand van de op de ruit aangetroffen duck-tape qua afmeting, kleur en vorm exact overeenkomen evenals de wijze waarop het laatste stuk tape is afgescheurd als de in de auto van verdachten aangetroffen rol duck-tape.
De aangetroffen bloedsporen op het dak van de schuur in de tuin van aangever (slachtoffer 1) en het bloedspoor op de balk onder de kliko blijken van medeverdachte (naam medeverdachte 2) te zijn blijkens het technisch onderzoek.
Medeverdachte (naam medeverdachte) verklaart dat hij samen met verdachte en medeverdachte (naam medeverdachte 2) naar de woning van het latere slachtoffer is gegaan waarbij zij bivakmutsen, dan wel capuchons en medeverdachte (naam medeverdachte) een halsdoek hebben gedragen . In de woning van (slachtoffer 1) zou(den) geld, dan wel waardevolle goederen aanwezig zijn en in verband met geldproblemen hebben verdachten het plan opgevat om in te breken in de woning van het slachtoffer.
Eensluidend zijn tevens de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten dat zij naar de woning zijn gegaan en duck-tape op het raam aan de achterzijde van de woning hebben geplakt en verdachte (verdachte) de ruit heeft ingeslagen.
Medeverdachte (naam medeverdachte 2) heeft zich vervolgens verwond aan het glas en heeft, zo blijkt ook uit de aangetroffen bloedsporen, de tuin van de woning verlaten in de richting van de (straat).
Verdachte verklaart dat hij nadat medeverdachte (naam medeverdachte 2) de tuin heeft verlaten de woning in is gegaan om te zoeken naar geld en of goederen van zijn gading.
Ten aanzien van het geld en/of de goederen die zouden zijn ontvreemd verklaren (slachtoffer 1) en(slachtoffer 2) niet eensluidend. (slachtoffer 1) verklaart dat er € 1000,--, zijnde zijn vakantiegeld, uit de kofferbak van zijn auto, waar hij dit geld die avond in heeft gegooid, is verdwenen. (slachtoffer 2) verklaart dat er tussen de € 4000,- en € 5000,-- weg is, geld afkomstig van een schilderklus door (slachtoffer 1). Over goederen die(slachtoffer 2) mist verklaart zij dat dit een horloge van het merk Mark Ecco is, een gouden set bestaande uit een ring, oorbellen, ketting en armband, een paar witte schoenen.
De rechtbank acht gelet op de grote verschillen tussen de verklaring van (slachtoffer 1) en(slachtoffer 2) niet wettig en overtuigend bewezen dat er geld, dan wel goederen, zijn ontvreemd uit de woning van het slachtoffer en spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt het volgende ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Verdacht is met zijn medeverdachten naar de woning van het slachtoffer gegaan, terwijl zij bivakmutsen/capuchons en/of een halsdoek droegen om herkenning te voorkomen met het oogmerk om uit de woning geld en of goederen van hun gading te ontvreemden.
Op het moment dat de bewoner van de woning, het slachtoffer, hun tegen heeft willen houden en één van de verdachten, (naam medeverdachte 2), nadat hij zich heeft verwond, de plaats delict heeft verlaten is verdachte de woning van het slachtoffer binnengegaan.
De raadsman heeft betoogd dat er geen bewijs is voor het plegen van geweld in de woning door verdachte. De rechtbank is een ander oordeel toegedaan. Immers uit de verklaring van niet alleen aangever (slachtoffer 1), maar ook van diens vriendin (slachtoffer 2), blijkt dat (slachtoffer 1) reeds in de woning tegen haar heeft gezegd: “ga weg, er wordt geschoten”. Getuige(slachtoffer 2) verklaart eveneens dat zij een vechtpartij hoorde en veel geschreeuw. Vervolgens ziet zij enkele seconden later een lange man van 1.85 meter voor de woning staan en een tweede, iets kleinere man, verlaat ook de woning aan de voorzijde. De lange man houdt een vuurwapen vast.
De rechtbank komt tot de conclusie dat bewezenverklaring kan en dient te volgen voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde waarbij de rechtbank gelet op de verklaringen van (slachtoffer 1) en(slachtoffer 2), direct na het gebeuren afgelegd, van oordeel is dat verdachte een poging inbraak heeft gepleegd voorafgegaan van bedreiging met geweld door geheel in het donker gekleed en voorzien van (bivak)mutsen en een halsdoek naar de woning te gaan, en welke diefstal vergezeld is door geweld door het afplakken van de ruit met duck-tape en het inslaan van de ruit en in de woning tezamen met medeverdachte (naam medeverdachte) geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer bestaande dat geweld uit het door medeverdachte (naam medeverdachte) vastpakken van het slachtoffer en het door (naam medeverdachte) tegen dienst nek drukken van een vuurwapen, die de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald.
Uit het technisch bewijs leidt de rechtbank af dat medeverdachte (naam medeverdachte 2), nadat hij zich ernstig heeft verwond, de plaats delict heeft verlaten. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte en zijn medeverdachte (naam medeverdachte) in de woning zijn geweest en gezamenlijk geweld hebben gepleegd tegen het slachtoffer, mede gelet op de verklaring van (slachtoffer 1) omtrent het aantal personen in de woning, en de verklaring van zijn vriendin, mw.(slachtoffer 2), dat zij geschreeuw hoorde, de lange man met een vuurwapen gericht op (slachtoffer 1) aan de voorzijde van de woning ziet staan en slechts enkele seconden nadat zij de woning verlaat ook de kleinere man, en dat moet verdachte zijn nu vaststaat dat medeverdachte (naam medeverdachte 2) de plaats delict reeds heeft verlaten, uit de voordeur van haar woning ziet lopen.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 subsidair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle te omstreeks 02.00 uur ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de (adres) weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, toebehorende aan (slachtoffer 1), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (slachtoffer 1) en/of
diens medebewoner, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, met een of meer van zijn mededader(s):
- geheel in het donker gekleed en/of voorzien van (bivak)mutsen en/of mondkapjes/halsdoeken en/of handschoenen en/of een vuurwapen naar voornoemde woning zijn gegaan en/of vervolgens
- gekomen bij voornoemde woning een ruit deels heeft/hebben afgeplakt met duck-tape en/of vervolgens
- voornoemde ruit heeft/hebben geforceerd en/of door voornoemde geforceerde ruit de woning is/zijn binnengegaan en/ofvervolgens
- die (slachtoffer 1) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of op/tegen diens lichaam heeft/hebben gedrukt en/of geduwd en/of aan diens lichaam heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of een vuurwapen in/tegen diens nek heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of de trekker van voornoemd vuurwapen heeft/hebben overgehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Van het 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Feit 2: poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het/de genoemde strafbare feit/feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit inhoudt dat verdachte zich laat behandelen bij het AFPN.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsvrouw verzocht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en tevens de gevangenhouding van verdachte op te heffen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich, samen met zijn mededader(s), schuldig gemaakt aan een poging diefstal met geweld dan wel een poging met bedreiging met geweld en heeft tezamen met medeverdachte (naam medeverdachte) in de woning geweld gepleegd tegen het slachtoffer beschoten. Deze diefstal met geweld is gepaard gegaan met buitensporig geweld waarbij het slachtoffer letterlijk in doodsangst heeft verkeerd toen hem door medeverdachte (naam medeverdachte) een vuurwapen op zijn nek werd gezet.
Het motief van verdachte, en zijn medeverdachten, was puur hun eigen geldelijk gewin. Het gebeuren is voor het slachtoffer en zijn hoogzwangere vriendin een nachtmerrie geweest. Nota bene in hun eigen woning, bij uitstek een ruimte waar iemands veiligheid moet zijn gegarandeerd worden zij in de nachtelijke uren overvallen door een aantal in het donker geklede personen waarbij het gebruik van een vuurwapen niet wordt geschuwd.
Bij zulke een ernstige feit past alleen al uit oogpunt van vergelding een langdurige gevangenisstraf, zoals de officier van justitie terecht ook heeft geëist. De rechtbank stelt tevens vast dat het probleembesef van verdachte uitermate zorgelijk is. Het strafblad van betrokkene is relatief gezien van geringe omvang. Omtrent verdachte is een reclasseringsrapportage opgemaakt waarin naar aanleiding van de afgenomen RISc een hoog recidiverisico blijkt. Betrokkene heeft geen probleembesef met betrekking tot zijn persoonlijkheidsstructuur en zijn deviante vriendengroep. In het verleden heeft betrokkene een persoonlijkheidsonderzoek geweigerd. De reclassering acht het van groot belang dat behandeling plaatsvindt speciaal gericht op de mogelijke problemen binnen de persoonsstructuur van verdachte.
De rechtbank neemt als uitgangspunt de oriëntatiepunten van het Gerechtshof Leeuwarden.
Ten aanzien van poging diefstal met geweld neemt de rechtbank als uitgangspunt 18 tot 21 maanden conform de genoemde richtlijnen van het gerechtshof Leeuwarden. Weliswaar is sprake van een poging, echter als strafverzwarende omstandigheden neemt de rechtbank mee dat dit feit is begaan door twee of meer verenigde personen in de nachtelijke uren, waarbij zij bivakmutsen hebben gebruikt en er fors geweld in de richting van het slachtoffer is gepleegd. Niettemin houdt de rechtbank er in het voordeel van verdachte rekening mee dat zijn medeverdachte (naam medeverdachte) de persoon is geweest die het vuurwapen op de nek van het slachtoffer heeft gezet en daarbij de trekker heeft overgehaald.
Alles afwegende komt de rechtbank tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest conform artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk zal worden opgelegd met de bijzondere voorwaarde dat verdachte reclasseringscontact zal onderhouden met de Reclassering Nederland en een mee moet werken aan behandeling bij het AFPN indien de Reclassering dit als aanwijzing aan verdachte geeft.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer 1) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de ten laste van verdachte onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
De hoogte van die schade is, gelet op het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” met de daarbij gevoegde bijlagen, genoegzaam komen vast te staan op een bedrag van ten minste € 500,--, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De vordering van de benadeelde partij (slachtoffer 1) is naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer 2) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de ten laste van verdachte onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
De hoogte van die schade is, gelet op het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” met de daarbij gevoegde bijlagen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 350,--, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van
€ 5000,-- ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 1).
De rechtbank zal aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 350,-- ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 2).
BESLISSING
Het bij onder 1 en 2 primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 6 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt dat verdachte zich dient te laten behandelen bij het AFPN, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 1), wonende te Nootdorp, van een bedrag van € 5000,-- (zegge: vijfduizend euro).
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 5000,--, ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 1), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 1) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 1), daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (slachtoffer 1) voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 2), wonende te Nootdorp, van een bedrag van € 350,-- (zegge: driehonderd en vijftig euro).
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 350,--, ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 2), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 2) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 2), daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen.
Aldus gewezen door mr. W.P.M. Elderman, voorzitter, mrs. A.J. Louter en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2010.