RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.400305-09 (P)
Uitspraak: 13 september 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte)
geboren op (geboortejaar)
wonende te (adres)
thans verblijvende (verblijfplaats)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2010, 13 april 2010, 21 mei 2010, 11 augustus 2010 en 30 augustus 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.S.P.M. de Kock, advocaat te Zwolle
Als officier van justitie was aanwezig mr. G.C. Pol.
Ter terechtzitting van 21 mei 2010 heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 07.400305-09, 07.400042-09, 07.400261-09, 07.650056-10 tegen de verdachte aangebrachte zaken.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
Bij parketnummer 07.400305-09
1.
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (slachtoffer) van het leven te beroven, met welk opzet verdachte, althans één van zijn medeverdachte(n), met een vuurwapen één of meerdere kogels heeft afgevuurd in het lichaam en/of naar en/of in de richting van het lichaam van die (slachtoffer), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd (slachtoffer), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (schotverwondingen onderlichaam), heeft toegebracht, met welk opzet verdachte, althans één van zijn medeverdachte(n), met een vuurwapen één of meerdere kogels heeft afgevuurd op/in het lichaam van die (slachtoffer);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd (slachtoffer), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met welk opzet verdachte, althans één van zijn medeverdachte(n), met een vuurwapen één of meerdere kogels heeft afgevuurd in het lichaam en/of naar en/of in de richting van het lichaam van die (slachtoffer), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle te omstreeks 02.00 uur tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning gelegen aan de (adres) en/of uit een voor die woning geparkeerd staande personenauto, heeft weggenomen een horloge en/of één of meer sieraden en/of een paar schoenen en/of (ongeveer) 1000,- euro, in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer) en/of (slachtoffer 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (slachtoffer), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s):
- geheel in het donker gekleed en/of voorzien van (bivak)mutsen en/of mondkapjes/halsdoeken en/of handschoenen en/of een vuurwapen naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- gekomen bij voornoemde woning een ruit (deels) heeft/hebben afgeplakt met duck-tape en/of (vervolgens)
- voornoemde ruit heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) door voornoemde geforceerde ruit de woning is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens)
- die (slachtoffer) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of op/tegen diens lichaam heeft/hebben gedrukt en/of geduwd en/of aan diens lichaam heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of (daarbij) een vuurwapen in/tegen diens nek heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of (daarbij) de trekker van voornoemd vuurwapen heeft/hebben overgehaald;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle te omstreeks 02.00 uur ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de (adres) weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (slachtoffer) en/of diens medebewoner, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- geheel in het donker gekleed en/of voorzien van (bivak)mutsen en/of mondkapjes/halsdoeken en/of handschoenen en/of een vuurwapen naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of (vervolgens)
- gekomen bij voornoemde woning een ruit (deels) heeft/hebben afgeplakt met duck-tape en/of (vervolgens)
- voornoemde ruit heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) door voornoemde geforceerde ruit de woning is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens)
- die (slachtoffer) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of op/tegen diens lichaam heeft/hebben gedrukt en/of geduwd en/of aan diens lichaam heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of (daarbij) een vuurwapen in/tegen diens nek heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of (daarbij) de trekker van voornoemd vuurwapen heeft/hebben overgehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Bij parketnummer 07.400042-09
1.
hij op of omstreeks 14 augustus 2008 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motorfiets (xxxxxxxxx), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 3), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2008 tot en met 31 december 2008 in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een motorfiets (xxxxxxxx) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die motorfiets wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 23 juli 2008 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motorfiets (xxxxxxxxx), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 4), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2008 tot en met 29 januari 2009 in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een motorfiets (xxxxxxxxx) en/of (een) onderde(e)l(en) van voornoemde motorfiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die motorfiets en/of van die/dat onderde(e)l(en) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2008 tot en met 26 juni 2008 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motorfiets (xxxxxxxxxx), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 5), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2008 tot en met 29 januari 2009 in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een motorfiets (xxxxxxxxx) en/of (een) onderde(e)l(en) van voornoemde motorfiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die motorfiets en/of die/dat onderde(e)l(en) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
hij op of omstreeks 26 januari 2009 te Zwolle opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (slachtoffer 6)), krachtig met de vuist in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden
Bij parketnummer 07.400261-09
1.
hij op of omstreeks 03 april 2009 te omstreeks 00.30 uur te Zwolle een ruit van een (toegangs)deur van een woning heeft verbroken en/of (vervolgens) wederrechtelijk is binnengedrongen in voornoemde woning gelegen aan de (adres) en in gebruik bij (slachtoffer 7), althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
2.
hij op of omstreeks 03 april 2009 te Zwolle opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (slachtoffer 7)), krachtig om/bij de keel/hals/luchtpijp heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) die (slachtoffer 7) krachtig tegen een muur heeft gedrukt en/of geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden
Bij parketnummer 07.650056-09
hij op of omstreeks 17 augustus 2009 te Zwolle met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de (straat), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (slachtoffer 8), welk geweld bestond uit het - meermalen, althans éénmaal, stompen en/of slaan en/of schoppen en/of
trappen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die (slachtoffer 8) en/of
- (hard/met kracht) aan de haren trekken van die (slachtoffer 8);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 augustus 2009 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (slachtoffer 8)) meermalen, althans éénmaal, (met kracht) (met de vuisten) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of heeft geschopt en/of getrapt en/of (hard/met kracht) aan de haren heeft getrokken, waardoor voornoemde (slachtoffer 8) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Ten aanzien van het ten laste gelegde bij parketnummer 07.400305-09: De officier van justitie is van oordeel dat verdachte door gericht van korte afstand te schieten op (slachtoffer) de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden daarbij willens en wetens heeft aanvaard en komt tot bewezenverklaring ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde. Verdachte heeft met zijn medeverdachten gepoogd in te breken in de woning van het slachtoffer en toen deze zich verweerde geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Derhalve komt de officier van justitie tot bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van parketnummer 07.400042-09 heeft de officier van justitie geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. Het 4e feit op dezelfde dagvaarding is naar het oordeel van de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van parketnummer 07.400261-09 acht de officier van justitie te bewijzen dat verdachte huisvredebreuk heeft gepleegd en zijn (ex)vriendin (slachtoffer 7) heeft mishandeld door haar bij de keel vast te houden en haar tegen de muur te duwen.
Ten aanzien van parketnummer 07.650056-10 heeft de officier van justitie gerequireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen (slachtoffer 8) op 17 augustus 2009.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het ten laste gelegde bij parketnummer 07.400305-09 feit 1:
Gelet op het letsel van het slachtoffer en de afstand tussen verdachte en het slachtoffer waarbij verdachte gericht op het been/achterwerk van het slachtoffer heeft geschoten heeft de raadsman aangevoerd dat poging doodslag niet kan worden bewezen nu er geen opzet daarop, ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet, aanwezig is geweest. Daarnaast heeft de raadsman erop gewezen dat het herstel van het slachtoffer van zijn verwondingen circa drie tot vier weken zal vergen en gelet op de jurisprudentie over “zwaar lichamelijk letsel” het subsidiair ten laste gelegde niet kan worden bewezenverklaard. De raadsman heeft gepleit tot bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde: poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het ten laste gelegde bij parketnummer 07.400305-09, feit 2:
Naar het oordeel van de raadsman ziet het onder 2 ten laste gelegde alleen op hetgeen zich voorafgaande aan het schieten door verdachte in de woning van het slachtoffer heeft afgespeeld. Het ten laste gelegde geweld kan niet bewezen worden verklaard nu zich in het dossier onvoldoende stukken bevinden waaruit kan worden bewezen dat in de woning geweld is gebruikt door verdachte, danwel door zijn medeverdachten en dit geweld aan verdachte zou zijn toe te rekenen. De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal met geweld, dan wel de poging diefstal met geweld. De raadsman heeft aangevoerd dat een poging tot diefstal wel kan worden bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 07.400042-09 feiten 1,2 en 3:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit nu naar zijn overtuiging onvoldoende bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij de diefstallen van deze motoren.
Ten aanzien van parketnummer 07.400042-09 feit 4:
De raadsman refereert zich ten aanzien van de ten laste gelegde mishandeling van (naam 5) aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van parketnummer 07.400261-09:
De ten laste gelegde huisvredebreuk wordt door verdachte bekend. Wat betreft de ten laste gelegde mishandeling van (slachtoffer 7) zal een bewezenverklaring kunnen volgen.
Ten aanzien van parketnummer 07.650056-10:
Aan de verklaringen van de diverse getuigen moet weinig waarde worden gehecht, met name nu de aantekeningen van de verbalisanten ten aanzien van de verklaring van getuige Maftoon niet meer inhouden dan dat getuige heeft verklaard dat hij het verhaal kan bevestigen. Naar het oordeel van de raadsman kan met onvoldoende zekerheid worden vastgesteld wat er op 17 augustus 2009 is gebeurd en wie wat heeft gedaan. De raadsman concludeert tot vrijspraak van het ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen, het navolgende.
Ten aanzien van parketnummer 07.400305-09
Feit 1:
Op 23 oktober 2009 komt bij de politie een melding binnen dat er een schietpartij heeft plaatsgevonden op het adres (adres) te Zwolle. Ter plaats gekomen blijkt dat (slachtoffer) een schotwond in zijn been heeft. Het slachtoffer (slachtoffer) verklaart dat hij beschoten werd op straat en dat wordt later ook bevestigd door verdachte. Verdachte verklaart tweemaal gericht op het been/achterwerk van het slachtoffer te hebben geschoten met een afstand tussen verdachte en het slachtoffer van ongeveer 2 meter. Getuige (slachtoffer 2) verklaart eveneens over een korte afstand tussen verdachte en het slachtoffer ten tijde van het schieten. Verdachte verklaart dat hij het slachtoffer van korte afstand gericht op zijn been/achterwerk heeft beschoten waarbij het niet verdachtes bedoeling was dat het slachtoffer zou komen te overlijden, dan wel zwaar letsel zou oplopen. De bedoeling was dat het slachtoffer het vuurwapen, dat deze volgens verdachte in handen had, zou loslaten.
De rechtbank ziet zich, ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde, gesteld voor de vraag of bewezen kan worden verklaard dat verdachte, door het slachtoffer van achteren te beschieten, de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood van het slachtoffer willens en wetens heeft aanvaard.
Feit van algemene bekendheid is dat aan het schieten met vuurwapens in de richting van een persoon het gevaar is verbonden dat deze persoon daardoor dodelijk wordt getroffen. Echter uit het dossier is naar het oordeel van de rechtbank niet te destilleren dat verdachte dit gevaar, waarbij sprake moet zijn van een aanmerkelijke kans, willens en wetens heeft aanvaard. Gelet op de verklaring van verdachte dat hij met een vuurwapen kan omgaan en gericht op het been/achterwerk van het slachtoffer te hebben geschoten, de locatie van de feitelijke schotverwondingen bij het slachtoffer (in diens rechterbeen) en met name gelet op de geringe tussenafstand tussen verdachte en het slachtoffer en het feit dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte niet gericht op het been/achterwerk van het slachtoffer heeft geschoten acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer het leven zou laten heeft aanvaard.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het aan verdachte onder 1 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde ziet de rechtbank zich, gelet op de hiervoor beschreven gang van zaken, gesteld voor de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. De rechtbank hecht in dit verband waarde aan de letselrapportage d.d. 18 november 2009 waarin bij de beoordeling van het letsel wordt aangegeven dat genezing zal plaatsvinden binnen drie tot vier weken en de verwondingen zullen genezen met blijvend zichtbare littekens.
De rechtbank stelt vast dat in deze letselverklaring niet wordt gerapporteerd omtrent de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en dat (volledige) genezing binnen drie tot vier weken kan worden verwacht.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht, nu uit de voorhanden zijnde stukken niet blijkt dat er geen uitzicht is op volkomen genezing en/of voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van zijn beroepsbezigheden aan de zijde van het slachtoffer.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat verdachte door met een korte tussenafstand gericht op het been/achterwerk van het slachtoffer te schieten verdachte de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen willens en wetens heeft aanvaard. Immers aan het schieten met een vuurwapen in de richting van een persoon is het gevaar verbonden dat deze persoon daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het aan verdachte onder feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde .
Feit 2:
Op 23 oktober 2009 komt bij de politie een melding binnen dat er een schietpartij had plaatsgevonden op het adres (adres) te Zwolle.
Aangever (slachtoffer) verklaart omtrent hetgeen aan de achterzijde van de woning en in de woning heeft plaatsgevonden het volgende: “In de nacht van 23 oktober 2009 werd ik door mijn vriendin (slachtoffer 2) wakker gemaakt. Zij zei tegen mij dat er iemand binnen (in de woning) was. Ik ben mijn bed uitgestapt en naar de woonkamer gelopen. Ik zag door het raam twee of drie personen staan”. Aangever geeft signalementen van de personen waarbij persoon 1 de langste, persoon 2 ongeveer 1.70 meter lang is en de 3e persoon nog kleiner is dan de 2e persoon . Volgens aangever droegen de mannen bivakmutsen.
De rechtbank heeft tijdens de behandeling op 13 april 2010 van de strafzaken tegen verdachte en zijn medeverdachten vastgesteld dat verdachte de langste persoon van de drie is. De medeverdachte (naam 1) voldoet aan het door aangever als manspersoon 2 gegeven signalement en er is waargenomen dat medeverdachte (naam 2) de kleinste persoon van de drie is.
Aangever verklaart verder: “Ik heb vervolgens de salontafel gepakt en tegen het raam aangegooid, om het raam te blokkeren. Het raam was helemaal kapot. Ik liep terug naar de slaapkamer en zei tegen mijn vriendin dat zij weg moest gaan. Ik zag dat ze de woning via het slaapkamerraam verliet. Ik liep terug naar de woonkamer en zag persoon 1 en 2 binnen staan. Ik zag dat persoon 1 op mij af kwam en er ontstond een worsteling. We kwamen in de gang bij de voordeur uit. Op dat moment voelde ik dat persoon 1 mij van achteren bij mijn nek vast had. Persoon 2 bevond zich op dat moment rechts van mij. Ik voelde iets hards achter in mijn nek, dat kon alleen iets zijn wat persoon 1 in zijn hand hield. Op dat moment hoorde ik een klik. Ik dacht op dat moment dat persoon 1 de trekker van een pistool overhaalde maar dat het pistool niet afging. Ik heb me los kunnen worstelen en ben naar buiten gerend.”
Getuige (slachtoffer 2) heeft verklaard – kort en zakelijk weergegeven: “Ik heb mijn vriend wakker gemaakt nadat ik glasgerinkel had gehoord. Mijn vriend is naar de woonkamer gegaan. Mijn vriend kwam de slaapkamer in en ik zag dat hij iemand buiten de slaapkamer wilde houden. Ik hoorde hem roepen: “ga weg, er wordt geschoten, ga weg, ga weg.” Ik hoorde veel geschreeuw uit de woning komen en hoorde aan het geluid dat er een vechtpartij gaande was. Ik ben vervolgens naar buiten geklommen via het raam. Ik zag mijn vriend op straat staan met een man. Deze jongen had iets in zijn hand, iets donkers in zijn linkerhand. Ik dacht dat het een wapen was. ”
Getuige (slachtoffer 2) verklaart dat de man met het vuurwapen een lange man was van 1.85 meter die een zwarte capuchon en een doek voor zijn mond droeg van een andere kleur dan zwart en zwarte handschoenen droeg. Vervolgens ziet getuige (slachtoffer 2) een kleinere jongen uit de voordeur van de woning komen.
In diezelfde nacht, korte tijd na vorenbedoelde politiemelding, arriveren drie Antilliaanse mannen bij het ziekenhuis in Zwolle. Twee van hen hadden verwondingen aan de onderarmen. Deze personen waren: (naam 2), (naam 1) en verdachte (naam verdachte).
Onder medeverdachte (naam 2) is een Seat Ibiza met kenteken xxx, op naam gesteld van (naam 3), de moeder van verdachte, in beslag genomen en ten aanzien waarvan onderzoek is verricht. Op de passagiersstoel zijn onder andere aangetroffen bivakmutsen, een groene halsdoek, handschoenen, een rol grijze duck-tape alsmede de paspoorten van verdachte en zijn medeverdachten.
Uit het technisch onderzoek verricht in de onderhavige strafzaak is komen vast te staan dat de afscheurrand van de op de ruit aangetroffen duck-tape qua afmeting, kleur en vorm en qua wijze waarop het laatste stuk tape is afgescheurd exact overeenkomt met de in de auto van verdachten aangetroffen rol duck-tape.
Blijkens het technisch onderzoek zijn de aangetroffen bloedsporen op het dak van de schuur in de tuin van aangever (slachtoffer) en het bloedspoor op de balk onder de kliko van medeverdachte (naam 1).
Verdachte verklaart dat hij samen met medeverdachten (naam 2) en (naam 1) naar de woning van het latere slachtoffer is gegaan waarbij zij bivakmutsen, dan wel capuchons en verdachte een halsdoek hebben gedragen . In de woning van (slachtoffer) zou(den) geld, dan wel waardevolle goederen aanwezig zijn en in verband met geldproblemen hebben verdachten het plan opgevat om in te breken in de woning van het slachtoffer.
Eensluidend zijn tevens de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten dat zij naar de woning zijn gegaan en duck-tape op het raam aan de achterzijde van de woning hebben geplakt en dat medeverdachte (naam 2) de ruit heeft ingeslagen.
Medeverdachte (naam 1) heeft zich vervolgens verwond aan het glas en heeft, zo blijkt ook uit de aangetroffen bloedsporen, de tuin van de woning verlaten in de richting van de (straat).
Ten aanzien van het geld en/of de goederen die zouden zijn ontvreemd verklaren (slachtoffer) en (slachtoffer 2) niet eensluidend.
(slachtoffer) verklaart dat er zijn vakantiegeld ten bedrag van € 1.000,--, verdwenen is uit de kofferbak van zijn auto, waar hij dit geld die avond in heeft gegooid. (slachtoffer 2) verklaart dat er tussen de € 4.000,- en € 5.000,- weg is. Dat geld zou afkomstig zijn van een schilderklus van (slachtoffer). Over goederen die (slachtoffer 2) mist verklaart zij dat dit een horloge van het merk Mark Ecco is, een gouden set bestaande uit een ring, oorbellen, ketting en armband en een paar witte schoenen.
De rechtbank acht gelet op de grote verschillen tussen de verklaring van (slachtoffer) en (slachtoffer 2) niet wettig en overtuigend bewezen dat er geld, dan wel goederen, zijn ontvreemd uit de woning van het slachtoffer en spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt het volgende ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Verdachte is met zijn medeverdachten naar de woning van het slachtoffer gegaan, terwijl zij bivakmutsen/capuchons en/of een halsdoek droegen om herkenning te voorkomen en met het oogmerk om uit de woning geld en of goederen van hun gading te ontvreemden.
Op het moment dat de bewoner van de woning, het slachtoffer, hen tegen heeft willen houden en één van de verdachten, (naam 1), nadat hij zich heeft verwond, de plaats delict heeft verlaten, is verdachte de woning van het slachtoffer binnengegaan.
De raadsman heeft betoogd dat er geen bewijs is voor het plegen van geweld in de woning door verdachte. De rechtbank is een ander oordeel toegedaan. Immers uit de verklaring van niet alleen aangever (slachtoffer), maar ook van diens vriendin, blijkt dat (slachtoffer) reeds in de woning tegen haar heeft gezegd: “ga weg, er wordt geschoten”. Getuige (slachtoffer 2) verklaart eveneens dat zij een vechtpartij hoorde en veel geschreeuw en dat zij heeft gezien dat aangever (slachtoffer) iemand buiten de slaapkamer wilde houden. Vervolgens ziet zij enkele seconden later een lange man van 1.85 meter voor de woning staan en een tweede, iets kleinere man, verlaat ook de woning aan de voorzijde. De lange man houdt een vuurwapen vast. Daarnaast blijkt uit het sporenonderzoek van de politie van geweldsporen in de woning.
De rechtbank komt gelet op voormelde bewijsmiddelen tot de conclusie dat bewezenverklaring kan en dient te volgen voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde waarbij de rechtbank gelet op de verklaringen van (slachtoffer) en (slachtoffer 2), direct na het gebeuren afgelegd, van oordeel is dat verdachte een poging inbraak heeft gepleegd voorafgegaan door bedreiging met geweld door geheel in het donker gekleed en voorzien van (bivak)mutsen en een halsdoek naar de woning te gaan, en welke diefstal vergezeld is door geweld in de woning bestaande dat geweld uit het vastpakken van het slachtoffer, het worstelen met het slachtoffer en het tegen de nek drukken van het slachtoffer met een hard voorwerp en het doen laten klikken van dat voorwerp waarbij het slachtoffer dacht dat verdachte een pistool overhaalde, maar dat het pistool niet afging.
Uit het technisch bewijs leidt de rechtbank af dat medeverdachte (naam 1), nadat hij zich ernstig had verwond, de plaats delict heeft verlaten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn verdachte en zijn medeverdachte (naam 2) in de woning geweest en hebben zij geweld tegen het slachtoffer gebruikt.
Ten aanzien van parketnummer 07.400042-09
Feit 1:
Op 14 januari 2009 komt via de politie Zuid Holland Zuid informatie binnen dat bij een zoeking in Dordrecht een in Zwolle gestolen motor is aangetroffen. Verdachte is op 26 januari 2009 aangehouden in Zwolle en tevens is onderzoek gedaan bij de hem aangetroffen telefoons. Op beide telefoons van verdachte is een aantal foto’s aangetroffen waarop motoren te zien waren die mogelijk van diefstal afkomstig waren. Echter niet is komen vast te staan dat deze telefoons ook in eigendom aan verdachte toebehoren. Verdachte verklaart dat de goudkleurige telefoon van zijn broer is en dat hij foto’s maakt van motoren die hij mooi vindt. De door getuige (naam 4) afgelegde verklaring dat verdachte op de motor zou hebben gereden en deze tezamen met diens broer in Dordrecht heeft gebracht wordt niet ondersteund door andere zich in het dossier bevindende stukken.
De rechtbank is van oordeel dat zich onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt dat verdachte het ten laste gelegde feit zou hebben begaan en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Feiten 2 en 3:
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet op basis van wettig en overtuigend bewijs kan worden gekomen tot bewezenverklaring van het aan verdachte onder 2 en 3 ten laste gelegde .
Feit 4:
(slachtoffer 6) heeft aangifte gedaan van mishandeling op 26 januari 2009 te Zwolle. Aangever (naam 5) verklaart dat een getinte jongen met een Antilliaans uiterlijk, een lichtblauwe baseballpet en een lichtblauw T-shirt in de richting van hem sprong en met gebalde vuist uithaalde. Aangever voelt dat de jongen met zijn vuist hem bij zijn neus en mond raakt, waar deze met zijn vuist langs schampte. Hierdoor voelde aangever pijn aan zijn lip en loopt een wondje aan de binnenkant van de onderlip op. Getuige (naam 6) verklaart dat hij zag dat een getinte jongen met een lichtblauw T-shirt aan en een lichtblauwe baseballpet in de richting van zijn collega (naam 5) rende. Onder het rennen zag getuige (naam 6) dat de jongen opsprong en een slaande beweging in de richting van aangever maakte. Verdachte verklaart dat het niet zijn bedoeling was om aangever, een docent van de Ambelt, te slaan maar dat hij door het lint ging omdat zijn neefje werd bedreigd door een jongen met een wapen en ontkent niet daarbij een slaande beweging in de richting van aangever (naam 5) te hebben gemaakt.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 4 aan verdachte ten laste gelegde.
Ten aanzien van parketnummer 07.400261-09
De rechtbank baseert de beslissing dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en komt tot bewezenverklaring van de feiten op basis van de navolgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van C. (slachtoffer 7) ,
- het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten ,
- het proces-verbaal van verhoor van getuige (naam 7) en
- de bekennende verklaring van verdachte
Ten aanzien van parketnummer 07.650056-10
Aangever (slachtoffer 8) doet aangifte van openlijke geweldpleging in de (straat) te Zwolle op 17 augustus 2009. Aangever verklaart dat hij voelt dat hij van achteren een vuistslag op zijn gezicht kreeg waarbij zijn rechteroog werd geraakt, dat hij pijn voelde, en dat hij door de klap ten val is gekomen. Vervolgens wordt aangever door meerdere personen geslagen en geschopt en wordt aan zijn haren getrokken, door jongelui van Antilliaanse afkomst. Aangever voelt bij elke klap en trap die hij kreeg pijn. Zijn rechteroog is blauw en opgezwollen en tevens heeft aangever dikke builen op zijn hoofd. Een van de vrienden van aangever vertelt aangever dat de jongen die de eerste vuistslag gaf de voornaam (------) zou hebben.
Getuige (naam 8) bevestigt het verhaal van aangever en verklaart dat hij weet dat de jongen die aangever de eerste klap gaf, (------) moet heten en hij herkent aan de hand van de aan hem getoonde foto’s de persoon die hij (------) noemt. Getuige (naam 9) verklaart dat aangever vanuit het niets van achteren werd aangevallen door een Antilliaanse jongen van wie hij weet dat deze jongen (------) heet. Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij de persoon is op de zich in het dossier bevindende foto en verklaart bij de politie betrokken te zijn bij deze vechtpartij.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij parketnummer 07.400305-09 onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair, bij parketnummer 07.400261-09 onder 1 en 2, bij parketnummer 07.400042-09 onder 4 en het bij parketnummer 07.650056-10 primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
Ten aanzien van parketnummer 07.400305-09
1.meer subsidiair
hij op 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (slachtoffer), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met welk opzet verdachte, met een vuurwapen kogels heeft afgevuurd in het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 23 oktober 2009 in de gemeente Zwolle te omstreeks 02.00 uur ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de (adres) weg te nemen goederen en/of geld van hun gading, toebehorende aan (slachtoffer), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen (slachtoffer) en/of diens medebewoner, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- geheel in het donker gekleed en/of voorzien van (bivak)mutsen en/of mondkapjes/halsdoeken en/of handschoenen en/of een vuurwapen naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of vervolgens
- gekomen bij voornoemde woning een ruit (deels) heeft/hebben afgeplakt met duck-tape en/of vervolgens
- voornoemde ruit heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) door voornoemde geforceerde ruit de woning is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens)
- die (slachtoffer) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of op/tegen diens lichaam heeft/hebben gedrukt en/of geduwd en/of aan diens lichaam heeft/hebben getrokken en/of gerukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 07.400042-09
4.
hij op 26 januari 2009 te Zwolle opzettelijk mishandelend (slachtoffer 6), krachtig met de vuist in het gezicht heeft geslagen, waardoor pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van parketnummer 07.400261-09
1.
hij op 03 april 2009 te omstreeks 00.30 uur te Zwolle een ruit van een deur van een woning heeft verbroken en vervolgens wederrechtelijk is binnengedrongen in voornoemde woning gelegen aan de (adres) en in gebruik bij (slachtoffer 7);
2.
hij op 03 april 2009 te Zwolle opzettelijk mishandelend (slachtoffer 7), krachtig bij de hals heeft vastgepakt en vastgehouden en die (slachtoffer 7) krachtig tegen een muur heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van parketnummer 07.650056-10
hij op 17 augustus 2009 te Zwolle met een ander of anderen, op de openbare weg, (straat), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (slachtoffer 8), welk geweld bestond uit het - stompen en/of slaan en/of schoppen en/of trappen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die (slachtoffer 8) en/of
- (hard/met kracht) aan de haren trekken van die (slachtoffer 8);
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Ten aanzien van parketnummer 07.400305-09
Feit 1 meer subsidiair: poging tot toebrengen zwaar lichamelijk letsel, strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht
Feit 2 subsidaiair: poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van parketnummer 07.400042-09
Feit 4: Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van parketnummer 07.400261-09
Feit 1: In de woning bij een ander in gebruik wederrechtelijk binnendringen, strafbaar gesteld bij artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht
Feit 2: Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van parketnummer 07.650056-10
Feit 1: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het/de genoemde strafbare feit/feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest en teruggave van de onder verdachte in beslaggenomen kuipdelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een aanzienlijke lagere gevangenisstraf bepleit gelet op het feit dat naar het oordeel van de raadsman bewezenverklaring kan volgen terzake andere kwalificaties dan door de officier van justitie is betoogd.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich, samen met zijn mededader(s), schuldig gemaakt aan een poging diefstal met geweld respectievelijk bedreiging met geweld en heeft vervolgens het slachtoffer beschoten. Deze poging diefstal met (bedreiging met) geweld is gevolgd met buitensporig geweld waarbij het slachtoffer meermalen door verdachte in zijn bovenbeen is geschoten.
Het motief van verdachte, en zijn medeverdachten, was puur hun eigen geldelijk gewin. Het gebeuren is voor het slachtoffer en zijn hoogzwangere vriendin een nachtmerrie geweest. Nota bene in hun eigen woning, bij uitstek een ruimte waar iemands veiligheid moet zijn gegarandeerd worden zij in de nachtelijke uren overvallen door een aantal in het donker geklede personen deels met gezichtbedekking om herkenning te voorkomen waarbij het gebruik van een vuurwapen niet wordt geschuwd.
Daardoor heeft verdachte niet alleen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en diens vriendin geschonden, maar tegelijkertijd ook inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer waardoor de slachtoffers zeer ernstig in hun gevoel van veiligheid zijn aangetast.
Behalve deze gewelddadige diefstal heeft verdachte zich daarnaast ook nog schuldig gemaakt aan twee mishandelingen, huisvredebreuk en openlijke geweldpleging.
Bij zulke ernstige feiten past alleen al uit oogpunt van vergelding een langdurige gevangenisstraf, zoals de officier van justitie terecht ook heeft geëist. De rechtbank stelt tevens vast dat het gedrag van verdachte uitermate zorgelijk is. Verdachte heeft in de loop der jaren een strafblad opgebouwd waarbij herhaaldelijk geweld door verdachte is gebruikt en ook thans dient verdachte zich te verantwoorden terzake meerdere geweldsdelicten.
Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte op geen enkele wijze berouw heeft getoond over zijn daden of spijt heeft betuigd aan zijn slachtoffers. Verdachte lijkt op geen enkele wijze inzicht te hebben in de verwerpelijkheid van zijn strafbaar handelen.
De rechtbank hanteert bij de vaststelling van de uitgangspunten voor de oplegging van een straf aan verdachte de oriëntatiepunten van het Gerechtshof Leeuwarden.
Ten aanzien van poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel met een wapen baseert de rechtbank zich op het uitgangspunt van een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden (7 maanden minus een derde deel nu het een poging betreft). De rechtbank merkt in dit verband op dat de juridische kwalificatie van het bewezenverklaarde de impact van het gebeuren op het slachtoffer, en zijn destijds hoogzwangere vriendin, geenszins beïnvloedt.
Ten aanzien van poging diefstal met geweld hanteert de rechtbank het uitgangspunt van 30 maanden gevangenisstraf. Weliswaar is sprake van een poging, echter als strafverzwarende omstandigheden neemt de rechtbank mee dat dit feit is begaan door twee of meer verenigde personen in de nachtelijke uren, waarbij zij bivakmutsen hebben gebruikt en er fors geweld in de richting van het slachtoffer is gebruikt.
Ook de mishandeling van zijn ex-vriendin en de manier waarop hij haar woning is binnengedrongen rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Ook het geweld in de richting van verdachtes (ex)vriendin, bestaande uit het dichtdrukken en vasthouden van/bij de keel en vervolgens tegen een muur duwen is naar het oordeel van de rechtbank een zeer ernstige vorm van geweld.
Dat verdachte zich niet bewust is van zijn probleem op het gebied van agressie en geweld maakt dat de rechtbank zich ernstig zorgen maakt over verdachtes handelen in de toekomst mede bezien in het licht van de justitiële contacten van verdachte blijkende uit de justitiële documentatie. Dit neemt de rechtbank in de strafoplegging mee.
Alles afwegende komt de rechtbank tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest conform artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van parketnummer 07.400042-09 feit 1:
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan hem toebehorende voorwerp, kuipdelen op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerp, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de ten laste van verdachte onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
De hoogte van die schade is, gelet op het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” met de daarbij gevoegde bijlagen, genoegzaam komen vast te staan op een bedrag van ten minste € 5000,--, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De vordering van de benadeelde partij (slachtoffer) is naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer 2) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de ten laste van verdachte onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
De hoogte van die schade is, gelet op het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” met de daarbij gevoegde bijlagen, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 350,--, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van
€ 5000,-- ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer).
De rechtbank zal aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 350,-- ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 2).
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (slachtoffer 3) in zijn vordering niet ontvankelijk is gelet op het feit dat verdachte van het ten laste gelegde onder 1 bij parketnummer 07.400042-09 zal worden vrijgesproken en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Het bij parketnummer 07.400305-09 onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 primair en het bij parketnummer 07.400042-09 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het bij parketnummer 07.400305-09 onder 1 meer subsdiair en 2 subsidiair, het bij parketnummer 07.400042-09 onder 4, het bij parketnummer 07.400261-09 onder 1 en 2 en het bij parketnummer 07.650056-10 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Beslag
De rechtbank gelast de teruggave van de inbeslaggenomen kuipdelen aan verdachte.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer), wonende te Nootdorp, van een bedrag van € 5000,-- (zegge: vijfduizend euro).
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 5000,--, ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer), daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (slachtoffer) voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 2), wonende te Nootdorp, van een bedrag van € 350,-- (zegge: driehonderd en vijftig euro).
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 350,--, ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer 2), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 2) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer 2), daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (slachtoffer 3) in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. W.P.M. Elderman, voorzitter, mrs. A.J. Louter en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2010.