ECLI:NL:RBZLY:2010:BN3346
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schorsing van een non-concurrentiebeding in een arbeidszaak
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 16 juli 2010 uitspraak gedaan in een kort geding over een vordering tot schorsing van een non-concurrentiebeding. De eiser, hierna te noemen [eisende partij], heeft een vordering ingediend om het concurrentiebeding, dat was opgenomen in zijn arbeidsovereenkomst, te vernietigen of te schorsen. Hij stelt dat hij in dienst wil treden bij een andere onderneming, [B], en dat het concurrentiebeding hem daarbij belemmert. De eiser betoogt dat het concurrentiebeding zijn gelding heeft verloren door een aanmerkelijke functiewijziging tijdens zijn dienstverband bij de gedaagde partij, [gedaagde partij]. De gedaagde partij voert aan dat [B] wel degelijk een concurrent is en dat het concurrentiebeding moet worden gehandhaafd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een aanmerkelijke functiewijziging die het concurrentiebeding onbillijk zou maken. De rechter heeft geoordeeld dat de belangenafweging in het voordeel van de gedaagde partij uitvalt, omdat deze een gerechtvaardigd belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding. De vordering van de eiser tot schorsing van het concurrentiebeding is afgewezen, evenals de vordering tot matiging van de geografische reikwijdte van het beding. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de vordering van de eiser in een eventuele bodemprocedure geen kans van slagen heeft en heeft de proceskosten aan de zijde van de gedaagde partij toegewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van een goede belangenafweging bij de beoordeling van concurrentiebedingen en de voorwaarden waaronder deze kunnen worden geschorst of vernietigd. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, waarbij het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard voor de proceskosten.