ECLI:NL:RBZLY:2010:BN3254

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
23 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
152362 - HA ZA 09-1
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellingsovereenkomst en betalingsgeschil tussen twee bedrijven

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, ging het om een geschil tussen twee bedrijven, aangeduid als [A] en [B]. De procedure begon met een tussenvonnis op 4 november 2009, waarna partijen op 28 mei 2009 ter comparitie een voorwaardelijke overeenkomst bereikten. [B] zou een bedrag van EUR 2.750,- betalen aan [A] op een afgesproken rekening. Na deze betaling zouden beide partijen elkaar finale kwijting verlenen voor alle vorderingen in het kader van deze procedure.

Echter, [A] vorderde in conventie een bedrag van EUR 5.191,63 van [B], terwijl [B] in reconventie een bedrag van EUR 9.445,40 van [A] vorderde. [A] stelde dat [B] te laat had betaald, maar [B] voerde aan dat de raadsman van [A] had ingestemd met de vertraagde betaling. De rechtbank oordeelde dat er een aanvullende overeenkomst was gesloten, waardoor de betalingstermijn was verlengd en [B] binnen deze termijn had betaald. Dit leidde tot finale kwijting van beide partijen voor hun vorderingen.

De rechtbank wees beide vorderingen af en oordeelde dat [A] in de proceskosten van [B] moest worden veroordeeld, omdat hij had doorgeprocedeerd zonder dat daar een belang bij was. De kosten aan de zijde van [B] werden begroot op EUR 576,00. Het vonnis werd uitgesproken op 23 juni 2010, waarbij de rechtbank de vorderingen in conventie en reconventie afwees en de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaarde.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 152362 / HA ZA 09-1
Vonnis van 23 juni 2010
in de zaak van
[A], handelende onder de naam [bedrijf X],
wonende en zaakdoende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.A. Spigt te Arnhem,
tegen
[B], handelende onder de naam [bedrijf Y],
wonende en zaakdoende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.J. Gevers te Zwolle.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 november 2009
- de conclusie van repliek in conventie, tevens akte houdende vermindering van eis
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Ter comparitie van partijen van 28 mei 2009 hebben partijen voorwaardelijk overeenstemming bereikt. Het proces-verbaal van de zitting vermeldt onder meer:
‘Partijen komen onder de opschortende voorwaarde dat onderstaande tijdig zal worden uitgevoerd ter beëindiging van het geschil het volgende overeen:
1. [B] betaalt voor 11 juni 2009 aan [A] een bedrag van EUR 2.750,- op rekeningnummer 397348290 ten name van [bedrijf X] te [woonplaats].
2. Partijen verlenen elkaar na uitvoering van het voorgaande finale kwijting van al hetgeen zij in het kader van deze procedure hebben gevorderd.
3. Partijen dragen ieder de eigen kosten.
4. De zaak zal worden verwezen naar de rol van woensdag 24 juni 2009 voor uitlating door partijen omtrent doorhaling dan wel doorprocederen.’
2.2. [B] heeft op 6 juli 2009 een bedrag van EUR 1.750,00 en op 13 juli 2009 een bedrag van EUR 1.000,00 aan [bedrijf X] betaald.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [A] vordert – na vermindering van eis – veroordeling van [B] tot betaling van EUR 5.191,63, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
in reconventie
3.3. [B] vordert veroordeling van [A] tot betaling van EUR 9.445,40, vermeerderd met kosten.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1. [A] heeft zich op het standpunt gesteld dat niet aan de opschortende voorwaarde in het kader van de minnelijke regeling is voldaan omdat [B] het overeengekomen bedrag te laat heeft betaald. [B] heeft daar tegenover gesteld dat zij op het moment dat zij het bedrag diende te voldoen contact heeft opgenomen met de raadsman van [A] en dat deze heeft ingestemd met een verlate betaling. Dit heeft [A] niet weersproken. Partijen hebben derhalve een aanvullende overeenkomst gesloten waarin zij de betaaltermijn hebben verlengd. Niet betwist is dat [B] binnen deze (nadere) termijn heeft betaald. De vaststellingovereenkomst is daarmee nagekomen en dit leidt ertoe dat partijen elkaar finale kwijting hebben verleend ten aanzien van de vorderingen in conventie en reconventie. De rechtbank zal daarom beide vorderingen afwijzen.
4.2. Partijen zijn ter comparitie overeengekomen dat ieder zijn eigen proceskosten draagt. Nu [A] er echter voor heeft gekozen om na het tussenvonnis van 4 november 2009 door te procederen, terwijl hij daar geen belang bij had, zal hij in de proceskosten die [B] na dit vonnis heeft gemaakt worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van [B] worden begroot op:
- salaris advocaat 576,00 (1,5 punt x tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 576,00
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van [B] tot op heden begroot op EUR 576,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2010.