ECLI:NL:RBZLY:2010:BN1830

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
8 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/630345-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van een kwetsbare positie in de prostitutie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 8 juli 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De verdachte, geboren in Polen en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd ervan beschuldigd in de periode van 10 oktober 2009 tot en met 26 november 2009 een slachtoffer te hebben geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer, dat alleen Pools sprak en in financiële nood verkeerde, naar Nederland heeft gebracht onder valse voorwendselen. De verdachte had het slachtoffer misleid door te zeggen dat zij 'normaal' werk zou krijgen, terwijl zij in werkelijkheid in de prostitutie moest werken.

De rechtbank heeft verschillende tenlasteleggingen beoordeeld, waaronder het gebruik van dwang, geweld en misleiding. De verklaringen van het slachtoffer werden als consistent en betrouwbaar beschouwd, ondanks enkele inconsistenties. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het vervoeren en huisvesten van het slachtoffer met het oogmerk van uitbuiting, en dat hij opzettelijk voordeel had getrokken uit de uitbuiting van het slachtoffer.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van tien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk was gezien de ernst van de feiten. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet eenvoudig te bepalen was. De rechtbank besloot ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.630345-09 en 07.440081-08 (TUL)
Uitspraak: 8 juli 2010
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar)
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2010. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere.
De officier van justitie, mr. K.J.L. de Valk, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. Voorts heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering benadeelde partij gevorderd ten bedrage van €12.000,00 (bestaande uit materiële schade ten bedrage van €10.000,00 en immateriële schade ten bedrage van €2.000,00) met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2009 tot en met 26 november 2009
te Deventer en/of elders in Nederland en/of in Polen, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, (slachtoffer) door
- dwang en/of
- geweld en/of één of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld
of één of meer andere feitelijkheden en/of
- afpersing en/of
- misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en/of
- misbruik van een kwetsbare positie en/of
- door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die (slachtoffer) heeft,
geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van
uitbuiting van (slachtoffer),
artikel 273F lid 3 ahf/sub 1 juncto 273F lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht;
en/of
2
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2009 tot en met 26 november 2009
te Deventer en/of elders in Nederland en/of in Polen, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, (slachtoffer) heeft aangeworven,
medegenomen of ontvoerd, met het oogmerk die (slachtoffer) in een ander land
ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of
meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling;
artikel 273F lid 3 ahf/sub 1 juncto 273F lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van
Strafrecht;
en/of
3
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2009 tot en met 26 november 2009
tezamen en in vereniging met en anderen of anderen, althans alleen te Deventer
en/of elders in Nederland en/of in Polen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, (slachtoffer) door
- dwang en/of
- geweld en/of één of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld
of één of meer andere feitelijkheden en/of
- afpersing en/of
- misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en/of
- misbruik van een kwetsbare positie en/of
- door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die (slachtoffer) heeft,
heeft/hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten (bestaande uit seksuele handelingen met
of voor een derde tegen betaling)
dan wel dat hij en/of zijn mededader(s) enige handeling
heeft/hebben ondernomen waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die (slachtoffer) zich daardoor
beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (bestaande
uit seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling),
artikel 273F lid 3 ahf/sub 1 juncto 273F lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht;
en/of
4
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2009 tot en met 26 november 2009
te Deventer en/of elders in Nederland en/of in Polen, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk voordeel heeft getrokken
uit de uitbuiting van (slachtoffer);
artikel 273F lid 3 ahf/sub 1 juncto 273F lid 1 ahf/sub 6 Wetboek van
Strafrecht;
en/of
5
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2009 tot en met 26 november 2009
te Deventer en/of elders in Nederland en/of in Polen, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, (slachtoffer) door
- dwang en/of
- geweld en/of één of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld
of één of meer andere feitelijkheden en/of
- afpersing en/of
- misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en/of
- misbruik van een kwetsbare positie en/of
- door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die (slachtoffer) heeft,
heeft/hebben gedwongen dan wel bewogen hem/haar verdachte en/of één of meer
van zijn mededader(s), te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele
handeling(en) van (slachtoffer) met of voor een derde,
artikel 273F lid 3 ahf/sub 1 juncto 273F lid 1 ahf/sub 9 Wetboek van
Strafrecht;
immers heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of een of meer van zijn
mededader(s) toen aldaar (telkens);
- die(slachtoffer) overgebracht/vervoerd of laten overbrengen/vervoeren vanuit
Polen naar Deventer althans naar Nederland en/of die(slachtoffer) ondergebracht in
(naam club) en/of
- misbruik gemaakt van de afhankelijke positie/toestand waarin die(slachtoffer)
verkeerde (zij sprak geen Nederlands en verkeerde in financiële nood/slechte
omstandigheden en kende niemand in Nederland) en/of
- die(slachtoffer) (valselijk) voorgespiegeld/voorgehouden, althans gezegd dat ze
"normaal" werk zou gaan doen/krijgen (in een vleesverpakkingsfabriek) en/of
- die(slachtoffer) (valselijk) voorgespiegeld/voorgehouden, althans gezegd dat
verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) normaal/ander werk voor haar
zou(den) gaan zoeken/vinden en/of
- tegen die(slachtoffer) gezegd dat ze meer geld in Nederland (dan in Polen) zou
kunnen gaan verdienen en/of dat het niet moeilijk is om in Nederland werk te
vinden en/of
- voor die(slachtoffer) een werkplek geregeld waar zij als prostituee kon werken
en/of
- die(slachtoffer) (valselijk) voorgehouden/gezegd dat zij voor haar
slaapplaats/huur 250 euro moest betalen aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en/of
- die(slachtoffer) (valselijk) voorgespiegeld/voorgehouden en/of (toe)gezegd dat
ze op basis van 50-50 % geld zou verdienen, terwijl die(slachtoffer) uiteindelijk
20 procent, althans een veel geringer gedeelte dan de beloofde 50 % verdiende
en/of
- die(slachtoffer) valselijk voorgehouden/gezegd dat bij controle door de politie
het verdiende geld zou worden ingenomen door de politie en dat zij,(slachtoffer),
om die reden haar verdiende geld aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
moest geven en/of
- het overgrote gedeelte van het door die(slachtoffer) met prostitutie-
werkzaamheden verdiende geld door die(slachtoffer) aan hem, verdachte en/of zijn
mededader(s) laten afdragen en/of afgeven, althans door hem, verdachte en/of
zijn mededader(s) (grote) geldbedrag(en) van die(slachtoffer) afgenomen en/of
ingenomen en/of die(slachtoffer) (aldus) in een (verder) van hen/hem, verdachte
en/of verdachtes mededaders, afhankelijke positie gebracht/gehouden en/of
- het paspoort/ID-bewijs van die(slachtoffer) afgenomen en/of
achtergehouden/meegenomen en/of die(slachtoffer) (valselijk) voorgehouden/gezegd
dat dit paspoort/ID-bewijs nodig was om een afspraak te maken in verband met
de aanvraag van een sofinummer en/of
- die(slachtoffer) geen vrije dagen toegestaan en/of
- tegen die(slachtoffer) (dreigend) gezegd dat als zij deed wat haar werd verteld
dan zou het goedkomen en anders zouden er problemen komen en/of
- tegen die(slachtoffer) (dreigend) gezegd: "Denk erom, je hebt kinderen.",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die(slachtoffer) gezegd dat ze blij moest zijn met de plek waar zij werkte
en/of die(slachtoffer) de raamprostitutie (naam) laten zien en/of
- tegen die(slachtoffer) gezegd dat zij klanten niet mocht weigeren en/of dat zij
in de (naam club) moest blijven en daar moest slapen en/of dat zij moest
doorwerken terwijl zij onwel/ongesteld was;
art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
art 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft de verschillende varianten genummerd en in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten verbeterd. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
BEWIJS
De raadsman van verdachte heeft het standpunt ingenomen -kort en zakelijk weergegeven- dat verdachte geen oogmerk had om(slachtoffer) te dwingen of te bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van handelingen met of voor een derde tegen betaling in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Tevens is geen sprake geweest van een oogmerk tot uitbuiting van(slachtoffer) in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Hiertoe is aangevoerd dat(slachtoffer) zelf akkoord is gegaan om als prostituee in (naam club) te gaan werken. Voorts was haar positie gelijkwaardig aan die van een mondige prostituee in Nederland.(slachtoffer) heeft te allen tijde weerstand kunnen bieden tegen hetgeen werd voorgesteld.
De rechtbank overweegt als volgt.
Betrouwbaarheid verklaringen(slachtoffer)
De rechtbank hecht eraan allereerst op te merken dat uit het dossier niet duidelijk blijkt welke rol(slachtoffer) zelf heeft gespeeld. Zo heeft(slachtoffer) wisselend verklaard over welk werk zij zou gaan verrichten. Tevens heeft(slachtoffer) wisselend verklaard over de hoeveelheid geld die zij heeft verdiend en in depot heeft gegeven bij verdachte.
Daargelaten dat aangeefster(slachtoffer) in details wisselend heeft verklaard, is de rechtbank van oordeel dat haar verklaringen op hoofdlijnen consistent zijn en op verschillende punten ondersteund worden door ander bewijs. De rechtbank is van oordeel dat, daar waar de verklaringen van(slachtoffer) worden ondersteund door andere verklaringen of bewijsmiddelen, deze verklaringen voldoende betrouwbaar en overtuigend zijn. Ten aanzien van de tenlastegelegde middelen dwang, geweld en dreiging met geweld van verdachte ten overstaan van(slachtoffer), overweegt de rechtbank dat daarvoor, behalve de verklaringen van(slachtoffer), geen ander bewijs aanwezig is. De rechtbank is dientengevolge niet tot de overtuiging gekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dwang, geweld of dreiging met geweld jegens (slachtoffer). Tevens is onduidelijk gebleven welke afspraken(slachtoffer) precies met verdachte heeft gemaakt ten aanzien van haar verdiensten.
Handelingen, middelen en oogmerk van uitbuiting
Uit verklaringen van(slachtoffer), verdachte en (mededader 2) kan worden afgeleid dat(slachtoffer) door verdachte is vervoerd en naar de (naam club) is gebracht, alwaar zij een slaapplaats heeft gekregen.
Op grond van haar verklaringen, maar ook de verklaringen van verdachte, (mededader) en andere betrokkenen kan worden vastgesteld dat(slachtoffer) in een afhankelijkheidssituatie verkeerde ten opzichte van verdachte. Immers(slachtoffer) spreekt alleen Pools en kende in Nederland, behalve verdachte en vrienden van verdachte, nagenoeg geen andere mensen. Verdachte was op de hoogte van de persoonlijke (financiële) omstandigheden van(slachtoffer) maar heeft desondanks, in strijd met de waarheid,(slachtoffer) voorgehouden dat zij €250,00 diende te betalen aan verdachte als huurprijs om in (naam club) te werken. Tevens heeft(slachtoffer) andere geldbedragen bij verdachte in depot gegeven. Door zich aldus te gedragen heeft verdachte, ten gunste van zichzelf, bewust misbruik gemaakt van de feitelijke omstandigheden en de afhankelijke situatie waarin(slachtoffer) zich ten opzichte van verdachte bevond.
Blijkens verklaringen van(slachtoffer) heeft zij geld afgestaan aan verdachte. Dit heeft(slachtoffer) gedaan omdat verdachte tegen haar zou hebben gezegd dat, ingeval van een politiecontrole geld bij(slachtoffer) aangetroffen zou worden, dit geld door de politie ingenomen zou worden. Deze verklaring wordt ondersteund door een getapt telefoongesprek van 25 november 2009 tussen verdachte en (mededader). In dit gesprek bevestigt verdachte dat hij geld van(slachtoffer) in depot heeft.
Voorts heeft(slachtoffer) verklaard dat zij € 250,00 aan verdachte moest betalen als huur voor een slaapplaats in (naam club), terwijl haar later is gebleken dat deze betaling ten onrechte is geweest. Deze verklaring van(slachtoffer) wordt ondersteund door de verklaring van (mededader 2), de eigenaar van (naam club) en door de verklaring van (medewerkster club), een medewerkster in (naam club).
(slachtoffer) verklaringen over de hoeveelheid geld die verdachte van haar in depot heeft gehad, verschillen onderling. Ondanks dat niet duidelijk is geworden hoeveel geld van(slachtoffer) verdachte in depot heeft gehad, is naar oordeel van de rechtbank uit diverse tapgesprekken voldoende gebleken dat(slachtoffer) geldbedragen aan verdachte heeft overhandigd.(slachtoffer) heeft verdachte om teruggave van dit geld verzocht, echter daartoe heeft verdachte niet over willen gaan.
Variant 1 (artikel 273f lid 1 sub 1 Sr)
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vervoer, overbrengen en huisvesten van(slachtoffer) in (naam club) door misleiding dan wel misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht met het oogmerk van uitbuiting van(slachtoffer).
De rechtbank overweegt daarbij dat niet van belang is in hoeverre(slachtoffer) eerder in de prostitutie werkzaam is geweest of in Nederland zelf de beslissing zou hebben genomen om in de prostitutie aan het werk te gaan. Haar situatie is, gezien het feit dat(slachtoffer) alleen Pools spreekt,(slachtoffer) in Nederland geen andere mensen dan verdachte en mensen in de omgeving van verdachte kent en het feit dat verdachte geld van(slachtoffer) in depot heeft, immers niet vergelijkbaar met die van een mondige prostituee in Nederland.
Naar oordeel van de rechtbank heeft verdachte door zijn gedrag en handelwijze ervan blijk gegeven dat hij het oogmerk heeft gehad op de uitbuiting van(slachtoffer).
Oogmerk om(slachtoffer) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling (Variant 2: artikel 273f lid 1 sub 3 Sr)
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 13 oktober 2009 vanuit Polen naar Nederland is vertrokken. Hierbij heeft hij onder andere(slachtoffer) meegenomen. Verdachte heeft(slachtoffer) via een Poolse man, genaamd (naam), leren kennen.(slachtoffer) sprak alleen Pools en wilde graag geld verdienen omdat zij in slechte (financiële) omstandigheden verkeerde. Onduidelijk is of verdachte en(slachtoffer) in Polen hebben gesproken over werkzaamheden in de prostitutie nu(slachtoffer) daar wisselend over heeft verklaard. Maar uit de verklaringen van zowel verdachte als(slachtoffer) blijkt in ieder geval dat verdachte tegen(slachtoffer) heeft gezegd dat hij in Nederland normaal werk voor haar zou vinden. Dit wordt ondersteund door een getapt telefoongesprek tussen verdachte en(slachtoffer).
Uit de verklaringen van(slachtoffer) blijkt dat zij op 16 oktober 2009, binnen achtenveertig uur na aankomst in Nederland, door verdachte en twee andere mannen naar (naam club) is gebracht. Dit wordt ondersteund door verklaringen van (mededader 2) en (mededader 3).
(mededader 2) heeft voorts verklaard dat de dag voordat(slachtoffer) naar (naam club) is gebracht, verdachte met(slachtoffer) bij (mededader 2) thuis is geweest waarbij verdachte onder meer aan (mededader 2) heeft gevraagd of (mededader 2) een werkplek in de prostitutie wist voor(slachtoffer). Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij aan (mededader 2) gevraagd heeft om een werkplek in de prostitutie te regelen en verklaard dat hij heeft geprobeerd normaal werk voor(slachtoffer) te regelen. De rechtbank hecht onvoldoende geloof aan deze verklaring nu verdachte ook ontkent dat hij in (naam club) aanwezig is geweest, terwijl uit verklaringen van (mededader 2), (mededader 3) en(slachtoffer) blijkt dat verdachte wel degelijk in (naam club) is geweest om(slachtoffer) af te leveren.
Vanaf 16 oktober 2009 tot het moment van de werkplekcontrole van het prostitutie- en mensenhandelteam van de Regiopolitie IJsselland op 5 november 2009 heeft(slachtoffer) in (naam club) gewerkt.(slachtoffer) beschikte op het moment van de controle niet over een sofinummer, terwijl het voor verdachte bekend was dat een sofi-nummer nodig is om legaal te werk gesteld te kunnen worden.
De rechtbank overweegt dat er slechts weinig tijd zit tussen het moment dat verdachte met(slachtoffer) naar Nederland is gekomen en het moment dat(slachtoffer) in (naam club) aan het werk is gegaan. Verdachte heeft bovendien niet gemotiveerd verklaard dat hij zich veel moeite heeft getroost om ander - “normaal”- werk voor haar te vinden. Dit leidt tot het oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte voor(slachtoffer) ander werk heeft gezocht dan werk in de prostitutie. Dientengevolge is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze(slachtoffer) naar Nederland heeft vervoerd en/of overgebracht met het oogmerk(slachtoffer) beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde.
Dwingen of bewegen tot het zich beschikbaar stellen (Variant 3: artikel 273f lid 1 sub 4)
Ten aanzien van hetgeen onder 3 ten laste is gelegd moet worden vastgesteld dat onvoldoende steun te vinden is voor de aanname dat verdachte(slachtoffer) heeft gedwongen of bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen. Niet uitgesloten kan worden dat(slachtoffer) daarvoor zelf het initiatief heeft genomen en dat zij daartoe niet bewogen is.
Voordeel trekken en bevoordelen (variant 4 en 5, artikel 273f lid 1 sub 6 en 9 Sr)
Gelet op het voorgaande moet worden vastgesteld dat verdachte van(slachtoffer) geldbedragen heeft ontvangen tijdens de periode dat zij bij (naam club) werkte, alsmede dat hij dit geld niet aan haar wilde afdragen toen zij daarom vroeg. Mede gelet op hetgeen hiervoor omtrent de uitbuiting van(slachtoffer) is overwogen, leidt dit tot de conclusie dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van(slachtoffer).
De omstandigheid dat(slachtoffer) door verdachte door middel van misbruik van haar kwetsbare positie is bewogen tot afgifte van een deel van het door haar in de prostitutie verdiende geld, maakt dat ook van het in artikel 273f lid 1 sub 9 Sr strafbaar gestelde sprake is.
Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 4 en 5 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 10 oktober 2009 tot en met 26 november 2009
te Deventer en elders in Nederland en in Polen, tezamen en in vereniging
met een ander, (slachtoffer) door
- misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en
- misbruik van een kwetsbare positie
heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van
uitbuiting van (slachtoffer),
en
2
hij in de periode van 10 oktober 2009 tot en met 26 november 2009
te Deventer en elders in Nederland en in Polen, tezamen en in vereniging
met een ander, (slachtoffer) heeft
medegenomen, met het oogmerk die (slachtoffer) in een ander land
ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
en
4
hij in de periode van 10 oktober 2009 tot en met 26 november 2009
te Deventer, tezamen en in vereniging
met een ander, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van (slachtoffer);
en
5
hij in de periode van 10 oktober 2009 tot en met 26 november 2009
te Deventer en elders in Nederland , tezamen en in vereniging
met een ander, (slachtoffer) door
- misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en
- misbruik van een kwetsbare positie
heeft bewogen hem verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van (slachtoffer) met of voor een derde,
immers hebben verdachte en/of zijn mededader toen aldaar;
- die(slachtoffer) overgebracht/vervoerd vanuit Polen naar Deventer en die(slachtoffer) ondergebracht in (naam club) en
- misbruik gemaakt van de afhankelijke positie/toestand waarin die(slachtoffer)
verkeerde (zij sprak geen Nederlands en verkeerde in financiële nood/slechte
omstandigheden en kende niemand in Nederland) en
- die(slachtoffer) gezegd dat ze "normaal" werk zou gaan doen/krijgen en
- die(slachtoffer) gezegd dat verdachte normaal/ander werk voor haar
zou gaan zoeken/vinden en
- tegen die(slachtoffer) gezegd dat ze meer geld in Nederland (dan in Polen) zou
kunnen gaan verdienen en dat het niet moeilijk is om in Nederland werk te
vinden en
- voor die(slachtoffer) een werkplek geregeld waar zij als prostituee kon werken
en
- die(slachtoffer) (valselijk) voorgehouden/gezegd dat zij voor haar
slaapplaats/huur 250 euro moest betalen aan verdachte en
- die(slachtoffer) valselijk voorgehouden/gezegd dat bij controle door de politie
het verdiende geld zou worden ingenomen door de politie en dat zij,(slachtoffer),
om die reden haar verdiende geld aan hem, verdachte moest geven en
- door hem, verdachte geldbedragen van die(slachtoffer) zijn ingenomen en die(slachtoffer) aldus in een verder van hem, verdachte, afhankelijke positie gebracht/gehouden en
- het paspoort/ID-bewijs van die(slachtoffer) meegenomen en die(slachtoffer) valselijk voorgehouden/gezegd dat dit paspoort/ID-bewijs nodig was om een afspraak te maken in verband met de aanvraag van een sofinummer.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Mensenhandel in vereniging,
strafbaar gesteld bij artikel 273f lid 1 in samenhang met artikel 273f lid 3 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Door een eenentwintigjarige vrouw in een afhankelijke situatie te brengen en te houden heeft verdachte zich, weliswaar gedurende een relatief korte periode, schuldig gemaakt aan mensenhandel. Een ernstig misdrijf, dat gezien kan worden als een vorm van hedendaagse slavernij. Weliswaar heeft verdachte zich niet schuldig gemaakt aan geweld of dreiging met geweld, echter de rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn daden heeft aangetoond weinig respect te hebben voor andermans welbevinden en verdachte heeft daarbij zijn eigen gewin voorop gesteld.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden passend en geboden is. Een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten drie maanden, dient voorwaardelijk opgelegd te worden met een proeftijd van twee jaar. Dit voorwaardelijk deel van de straf geldt als waarschuwing en dient ertoe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom over te gaan tot het plegen van dergelijke misdrijven.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 26 november 2009;
een de verdachte betreffend Reclasseringsadvies d.d. 27 januari 2010 uitgebracht door Leger Des Heils Reclassering.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 55 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
De vordering van de benadeelde partij (slachtoffer) is naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De rechtbank overweegt hiertoe dat de verklaringen van(slachtoffer) niet eenduidig zijn en hieruit onvoldoende blijkt wat de eigen rol van(slachtoffer) in het geheel is geweest. Voorts wordt in de verklaringen van(slachtoffer) niet duidelijk welk bedrag aan materiële schade zij heeft geleden. Daarmee is de vordering van €10.000,00 aan materiële schade niet eenvoudig te bepalen.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan immateriële schade, te weten een bedrag van €2000,00, overweegt de rechtbank dat de rechtbank te weinig informatie tot haar beschikking heeft over de toedracht en de oorzaak van de immateriële schade zoals door(slachtoffer) in haar vordering gemeld. De rechtbank is van oordeel dat niet eenvoudig te bepalen is welk gedeelte van de door haar genoemde psychische problemen rechtstreeks veroorzaakt is door de aan verdachte ten laste gelegde en thans bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering
niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de tenuitvoerlegging te gelasten van de door de Politierechter te Zwolle bij vonnis d.d. 13 augustus 2008 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman van verdachte dat het gronddelict van de vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling van een heel andere orde is dan van het aan verdachte ten laste gelegde. De rechtbank overweegt dat, om tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling over te gaan, in beginsel de wet geen bijzondere relatie verlangt tussen het feit waarvoor verdachte is veroordeeld en het feit dat verdachte later heeft gepleegd. In de praktijk wordt echter wel een zekere samenhang tussen de feiten verlangd. Het onderhavige feit en het feit waarvoor verdachte
d.d. 13 augustus 2008 door de Politierechter te Zwolle is veroordeeld (te weten opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving) hebben in die zin samenhang dat beide delicten een inbreuk maken op de persoonlijke vrijheid van een persoon. Nu verdachte gedurende de hem opgelegde proeftijd wederom een strafbaar feit heeft gepleegd is de rechtbank van oordeel dat deze voorwaardelijke opgelegde straf van zes weken gevangenisstraf ten uitvoer dient te worden gelegd.
BESLISSING
Het onder 3 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 3 (drie) maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van de benadeelde partij
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (slachtoffer) in haar vordering
niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank wijst de vordering toe.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.440081-08 bij vonnis d.d. 13 augustus 2008 van de Politierechter te Zwolle voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten 6 weken gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. J.N. Bartels en H.J. Buijsman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Botter als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2010.
mr. F. Koster voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.