ECLI:NL:RBZLY:2010:BN1208
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in drugszaken wegens gebrek aan bewijs van opzet en aanwezigheid van softdrugs
In de strafzaak tegen de verdachte, die eigenaar is van een coffeeshop, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 1 juli 2010 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs in een woning in Zwolle. De officier van justitie, mr. G.C. Pol, betoogde dat de verdachte samen met een medeverdachte, J.J., verantwoordelijk was voor de drugs die in de woning waren aangetroffen. De officier eiste een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de verdediging voerde aan dat er geen bewijs was voor opzet en dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte de woning niet feitelijk bewoonde en dat de sleutel al lange tijd in het bezit was van de medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de softdrugs zich binnen de machtssfeer van de verdachte bevonden. De verklaringen van de medeverdachte, die stelde dat hij de drugs tijdelijk had opgeslagen zonder medeweten van de verdachte, werden als geloofwaardig beschouwd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen kon worden en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De rechtbank benadrukte dat er geen bewijs was voor opzet of enige nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, waardoor de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de aanwezigheid van de softdrugs in de woning.