ECLI:NL:RBZLY:2010:BN0700

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
8 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 10/914
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Steendijk
  • A. van der Weij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening disciplinair ontslag penitentiair inrichtingswerker

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 8 juli 2010 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een disciplinair ontslag van een penitentiair inrichtingswerker. De verzoeker, die niet ter zitting verscheen, werd vertegenwoordigd door mr. M.C.G. van der Sman. De Minister van Justitie was verweerder en werd vertegenwoordigd door mr. M. Koenen, H. van der Wijk en P.J. Koperberg. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de verzoeker zich schuldig had gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim bestond uit het aangaan van een relatie met een gedetineerde en het niet informeren van zijn leidinggevende over deze relatie, wat in strijd was met de Gedragscode. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de verzoeker niet opwogen tegen de ernst van het plichtsverzuim. De verzoeker had sinds 1973 bij de Dienst Justitiële Inrichtingen gewerkt en stelde dat de Minister niet zorgvuldig had afgewogen bij het opleggen van het ontslag. De voorzieningenrechter concludeerde dat er sprake was van onverwijlde spoed, maar dat de kans van slagen van het bezwaar gering was. De voorzieningenrechter oordeelde dat het plichtsverzuim dermate ernstig was dat het ontslag gerechtvaardigd was. De uitspraak werd mondeling gedaan na sluiting van het onderzoek ter zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Voorzieningenrechter
Registratienummer : Awb 10/914
Bestreden besluit : 7 april 2010
Datum zitting : 8 juli 2010
Proces-verbaal van de op de openbare zitting op de hierboven vermelde datum gedane mondelinge uitspraak
in het geding tussen:
A,
wonende te Kampen, verzoeker, niet verschenen;
ter zitting vertegenwoordigd door mr. M.C.G. van der Sman, juridisch adviseur te Zoetermeer;
en
De Minister van Justitie,
verweerder;
ter zitting vertegenwoordigd door mr. M. Koenen, H. van der Wijk, P & O-adviseur, en P.J. Koperberg, plaatsvervangend vestigingsdirecteur.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting doet de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak.
1. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht en vragen van de voorzieningenrechter beantwoord
Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan verzoeker, met onmiddellijke ingang, onvoorwaardelijk disciplinair ontslag verleend wegens plichtsverzuim. Verzoeker is een relatie aangegaan met een gedetineerde en hij heeft zijn leidinggevende niet op de hoogte gesteld van zijn gevoelens voor deze gedetineerde.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat verweerder de betrokken belangen niet zorgvuldig tegen elkaar heeft afgewogen. Verzoeker is al sinds 1973 werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie. Verweerder heeft ten onrechte niet gekozen voor een minder vergaande disciplinaire straf.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van onverwijlde spoed, als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. Aannemelijk is dat verzoeker ten gevolge van het bestreden besluit in financiële problemen is geraakt. In dit verband acht de voorzieningenrechter van belang dat verzoeker geen uitkering krachtens de Werkloosheidswet ontvangt.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de kans van slagen van het bezwaar gering. Verzoeker heeft zich schuldig gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Zo is verzoeker, in strijd met de Gedragscode, een relatie aangegaan met een gedetineerde en heeft hij, in strijd met de Gedragscode, zijn leidinggevende niet op de hoogte gesteld van zijn gevoelens voor deze gedetineerde. Voorts heeft verzoeker, toen hem hiernaar gevraagd werd, in eerste instantie ontkend dat sprake was van een dergelijke relatie. Als penitentiair inrichtingswerker met bijna 40 jaar ervaring moet verzoeker zich zeer wel bewust zijn geweest van de ernst van deze gedragingen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het plichtsverzuim dermate ernstig, dat verweerder, bij afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid heeft kunnen besluit om verzoeker onvoorwaardelijk disciplinair ontslag te verlenen.
De voorzieningenrechter is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen dient te worden.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door mr. E. Steendijk en mr. A. van der Weij, als griffier, is ondertekend.
Afschrift verzonden op: