vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 159951 / HA ZA 09-1008
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat voorheen mr. M.N. Visser, thans mr. M.J.M. Groen,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LELYSTAD,
gevestigd te Lelystad,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. Jacobse.
Partijen zullen hierna [eisers sub 1 en sub 2] en Gemeente Lelystad genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 2 juli 2009
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlating producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In verband met het voornemen een pluimveestal op te richten op het perceel [straat] te [plaats], heeft [eisers sub 1 en sub 2] de Gemeente Lelystad verzocht om hem een afbeelding van de bestemmingsplankaart met betrekking tot dit perceel en de bijbehorende planvoorschriften toe te zenden. Op 29 mei 2007 ontving hij uit het bestemmingsplan artikel 4 met de titel: “Agrarisch Gebied, Bebouwingsklasse I”, met daarbij behorende bijlagen, van de heer [A], technisch medewerker bij het team vergunningen van de afdeling ruimtelijke dienstverlening van de Gemeente Lelystad.
2.2. [eisers sub 1 en sub 2] heeft de heer [betrokkene] verbonden aan Agra-Matic B.V., hierna aangeduid als [betrokkene], ingeschakeld. [betrokkene] zou de bouwplannen en het aanvragen van de benodigde vergunningen verzorgen.
2.3. [betrokkene] heeft de Gemeente Lelystad gevraagd naar het geldende bestemmingsplan voor de [straat]. De heer [A] heeft hem op 14 november 2007 een aantal bepalingen uit een bestemmingsplan toegezonden, waaronder artikel 4 met dezelfde inhoud als het artikel dat op 29 mei 2007 aan [eisers sub 1 en sub 2] was toegezonden.
2.4. Op 1 februari 2008 heeft [betrokkene] namens [eisers sub 1 en sub 2] een ontwerp-bouwplan bij de Gemeente Lelystad ingediend met het verzoek dit als principeverzoek voor te leggen aan de welstandscommissie en aan de afdeling ruimtelijke ordening.
2.5. Op 3 maart 2008 heeft [betrokkene] namens [eisers sub 1 en sub 2] de definitieve aanvraag voor de bouwvergunning bij de Gemeente Lelystad ingediend.
2.6. Op 12 maart 2008 kreeg [eisers sub 1 en sub 2] in een brief antwoord van de Gemeente Lelystad op het op 1 februari 2008 gedane principeverzoek. Uit dit antwoord bleek dat het ontwerp-bouwplan niet voldeed aan de voorschriften van het geldende bestemmingsplan.
2.7. Naar aanleiding van deze brief, heeft [eisers sub 1 en sub 2] contact opgenomen met de Gemeente Lelystad en gesproken met de heer Heijnen, juridisch medewerker van de Gemeente Lelystad. Deze heeft [eisers sub 1 en sub 2] op 13 maart 2008 per e-mail het, na partiële herziening in 1999, geldende artikel 4 van het bestemmingsplan met de titel: “Agrarisch gebied, bebouwingsklasse I”, toegezonden. De inhoud van dit artikel week in belangrijke mate af van de versie die [eisers sub 1 en sub 2] en [betrokkene] in 2007 hadden ontvangen; zij hadden een oude versie gekregen.
2.8. In tegenstelling tot in de oude versie, bleek in de laatste versie een maximaal aantal vierkante meters oppervlakte en een maximaal aantal bouwlagen opgenomen te zijn. In het ontwerp-bouwplan en in de daarop gebaseerde definitieve aanvraag, had [eisers sub 1 en sub 2] de geldende maxima in ruime mate overschreden.
2.9. Bij brief van 16 april 2008 heeft [eisers sub 1 en sub 2] de Gemeente Lelystad verzocht de door hem, vanwege de verstrekte onjuiste informatie, geleden schade te vergoeden.
2.10. De verzekeringsmaatschappij van de Gemeente Lelystad, Onderlinge Verzekeringen Overheid, u.a., heeft bij brief van 10 november 2008 aangeboden om tegen finale kwijting aan [eisers sub 1 en sub 2] EUR 5.266,23 inclusief BTW te betalen, zijnde de kosten voor het opstellen en indienen van het principeverzoek.
3. Het geschil
3.1. [eisers sub 1 en sub 2] vordert samengevat - veroordeling van Gemeente Lelystad tot betaling van EUR 14.592,85, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2008 en kosten.
3.2. [eisers sub 1 en sub 2] stelt daartoe dat het verstrekken van onjuiste informatie onrechtmatig is geweest. Op basis van deze informatie, heeft hij een ontwerp-bouwplan en een definitieve aanvraag ingediend, waarvoor hij kosten heeft moeten maken. Deze kosten zijn nodeloos gemaakt en dienen door de Gemeente Lelystad als schade aan hem te worden vergoed.
3.3. De Gemeente Lelystad voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Onrechtmatigheid, toerekening en causaal verband
4.1. Vast staat dat het door de heer [A] in 2007 aan [eisers sub 1 en sub 2] en [betrokkene] toegezonden artikel 4 in belangrijke mate afwijkt van het (toen) geldende artikel 4 en dat het handelen van de heer [A] aan de Gemeente Lelystad toegerekend kan worden. Van een maatschappelijk zorgvuldig handelende gemeente mag worden verwacht dat zij, indien haar wordt verzocht om (informatie uit) een bestemmingsplan toe te zenden met het oog op een op te richten bouwwerk, zorg draagt dat (informatie uit) het geldende bestemmingsplan wordt toegezonden. Nu de Gemeente Lelystad aan [eisers sub 1 en sub 2] informatie uit een oud bestemmingsplan heeft toegezonden, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank, onrechtmatig jegens [eisers sub 1 en sub 2] gehandeld.
4.2. [eisers sub 1 en sub 2] mocht er op vertrouwen dat de namens de Gemeente Lelystad aan hem en aan [betrokkene] toegezonden informatie uit het geldende bestemmingsplan afkomstig was en behoefde hiernaar geen onderzoek te doen. Hierbij neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking dat het oude artikel 4 op 29 mei 2007 aan [eisers sub 1 en sub 2] is toegezonden en meer dan een half jaar later, op 14 november 2007, eveneens aan [betrokkene]. Dit is gedaan door een medewerker van de afdeling ruimtelijke dienstverlening, welke afdeling, blijkens de stellingen van de Gemeente Lelystad, het college van B&W adviseert over de vraag of een bouwplan al dan niet binnen het geldende bestemmingsplan past. Nu onbetwist is dat het door [eisers sub 1 en sub 2] ingediende principeverzoek en de ingediende definitieve aanvraag zijn opgesteld aan de hand van de verstrekte onjuiste informatie, is de Gemeente Lelystad aansprakelijk voor de schade die [eisers sub 1 en sub 2] door het onrechtmatig handelen van de Gemeente Lelystad heeft geleden.
4.3. Voor het antwoord op de vraag welke kosten tot de door de Gemeente Lelystad te vergoeden schade behoren, moet worden vastgesteld welke van die kosten in zodanig verband staan met het onrechtmatig handelen van de Gemeente Lelystad dat deze aan haar moeten worden toegerekend. De rechtbank stelt vast dat de Gemeente Lelystad het causale verband tussen de kosten van het principeverzoek en het onrechtmatig handelen niet betwist, zodat de vordering voor zover deze hierop betrekking heeft, in beginsel kan worden toegewezen. Het causale verband tussen de kosten van de definitieve aanvraag en het onrechtmatig handelen wordt door de Gemeente Lelystad wel betwist. Zij voert hiertoe aan dat deze kosten voor rekening van [eisers sub 1 en sub 2] dienen te blijven, omdat [eisers sub 1 en sub 2] het antwoord op het principeverzoek niet heeft afgewacht.
4.4. [eisers sub 1 en sub 2] stelt onbetwist dat er geen verplichting bestaat om, alvorens een definitieve aanvraag te doen, eerst een principeverzoek in te dienen, maar dat hij dit heeft gedaan om het ontwerp-bouwplan te laten toetsen aan de eisen van welstand. Toen hij op 18 februari 2008 van mevrouw Looper, secretaris van de welstandscommissie van de Gemeente Lelystad, vernam dat er qua eisen van welstand geen belemmeringen bestonden om het bouwplan definitief in te dienen, is hij hiertoe overgegaan, omdat [betrokkene] als deskundige al had vastgesteld dat het ontwerp-bouwplan aan het volgens hem geldende bestemmingsplan voldeed. Achteraf is gebleken dat er geen andere afwijzingsgronden voor de definitieve aanvraag waren dan het niet voldoen aan het geldende bestemmingsplan.
De rechtbank is van oordeel dat de door [eisers sub 1 en sub 2] gevolgde procedure, in het licht van bovengenoemde feiten en omstandigheden, niet onverantwoord of onjuist is te noemen. Uit de aan hem verstrekte informatie over het bestemmingsplan en de eisen van welstand, kon [eisers sub 1 en sub 2] in redelijkheid de gevolgtrekking maken zoals hij dat heeft gedaan. Hij was niet gehouden om het antwoord op het principeverzoek verder af te wachten en is gerechtvaardigd overgegaan tot het indienen van de definitieve aanvraag. De hiermee gemoeide kosten zijn dus te goeder trouw gemaakt. Nu onbetwist is gesteld dat er geen andere afwijzingsgronden voor de definitieve aanvraag waren dan het niet voldoen aan het geldende bestemmingsplan, staat de schade bestaande uit de kosten van de definitieve aanvraag in zodanig verband met het onrechtmatig handelen van de Gemeente Lelystad dat ook deze schade volledig aan de Gemeente Lelystad kan worden toegerekend.
4.5. Ter onderbouwing van haar stelling dat de kosten van de definitieve aanvraag niet tot de door haar te vergoeden schade behoort, voert de Gemeente Lelystad tevens aan dat [eisers sub 1 en sub 2] op 9 augustus 2009 een nieuwe bouwaanvraag heeft ingediend, waarvoor hij gebruik heeft kunnen maken van het door [betrokkene], ten behoeve van de definitieve aanvraag van 3 maart 2008, verrichte werk. [eisers sub 1 en sub 2] heeft in antwoord hierop onderbouwd aangegeven dat het om een volledig ander bouwplan gaat, waarvoor een nieuwe bouwvergunning is aangevraagd. De Gemeente Lelystad heeft vervolgens haar betwisting niet nader feitelijk onderbouwd.
De rechtbank overweegt dat een pluimveestal van 2335m2 met één bouwlaag (aanvraag van 9 augustus 2009) een ander bouwwerk is dan een pluimveestal van 4250m2 met twee bouwlagen (aanvraag van 3 maart 2008). De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de kosten van de definitieve bouwaanvraag nodeloos zijn gemaakt en volledig tot de door [eisers sub 1 en sub 2] geleden schade behoren.
4.6. De Gemeente Lelystad stelt dat, voor zover zij aansprakelijk zou zijn voor de door [eisers sub 1 en sub 2] geleden schade, deze voor zijn rekening moet blijven, omdat sprake is van eigen schuld. Zij stelt hiertoe dat [eisers sub 1 en sub 2] een op hem rustende onderzoeksplicht heeft geschonden en het antwoord op het principeverzoek niet heeft afgewacht. Uit hetgeen hiervoor onder 4.2. met betrekking tot de onderzoeksplicht en onder 4.4. met betrekking tot het principeverzoek is overwogen, volgt dat dit verweer faalt.
4.7. Ter onderbouwing van de door hem gevorderde schade, heeft [eisers sub 1 en sub 2] facturen van Agra-Matic B.V. met de daarbij behorende specificaties in het geding gebracht. [eisers sub 1 en sub 2] heeft daarbij – onbetwist – gesteld dat Agra-Matic B.V./[betrokkene] in de betreffende periode in 2007 en 2008 geen andere werkzaamheden voor hem heeft verricht, dan de werkzaamheden ten behoeve van het ontwerp-bouwplan en de definitieve aanvraag. Nu de rechtbank, zoals hierboven overwogen, ook de kosten van de definitieve aanvraag tot de door [eisers sub 1 en sub 2] geleden schade rekent, is er geen grond om, zoals de Gemeente Lelystad doet, een scheiding te maken tussen werkzaamheden verricht vóór en na 5 februari 2008. Ook de kosten voor de milieuaanvraag komen voor vergoeding in aanmerking, nu deze nauw samenhangen met de definitieve aanvraag en deze kosten, voor zover ze zijn gemaakt vóór 5 februari 2008, ook niet worden betwist.
Het enkele feit dat een specificatie ontbreekt van factuur 18394 brengt naar het oordeel van de rechtbank niet met zich mee dat deze buiten de schadeberekening moet worden gehouden.
Gezien het bovenstaande, gaat de rechtbank bij de berekening van de door [eisers sub 1 en sub 2] geleden schade dan ook uit van het totaal van de in het geding gebrachte facturen.
4.8. De wettelijke rente en de datum vanaf wanneer deze volgens [eisers sub 1 en sub 2] verschuldigd is geworden, worden niet betwist en kunnen worden toegewezen.
4.9. De Gemeente Lelystad zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Het enkele feit dat in het begin een aanbod is gedaan om een gedeelte van de gevorderde kosten te voldoen, is onvoldoende grond om een deel van de proceskosten voor rekening van [eisers sub 1 en sub 2] te laten, temeer daar dit aanbod tegen finale kwijting is gedaan en [eisers sub 1 en sub 2], naar nu blijkt, terecht ook betaling van het meerdere verlangde. De kosten aan de zijde van [eisers sub 1 en sub 2] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,97
- vast recht 320,00
- salaris advocaat 1.130,00 (2,5 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.535,97
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt de Gemeente Lelystad om aan [eisers sub 1 en sub 2] te betalen een bedrag van EUR 14.592,85 (veertienduizendvijfhonderdtweeënnegentig euro en vijfentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 14.592,85 vanaf 16 april 2008 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt Gemeente Lelystad in de proceskosten, aan de zijde van [eisers sub 1 en sub 2] tot op heden begroot op EUR 1.535,97, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P. Lunter en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2010.