RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.663080-10 (P)
Uitspraak: 3 juni 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte)
geboren op (geboortejaar)
wonende te (adres)
thans verblijvende in (verblijfplaats)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I. Petkovski, advocaat te Deventer.
Als officier van justitie was aanwezig mr. R.H. den Haan.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 29 januari 2010 in de gemeente Deventer (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (telkens) (slachtoffer) heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpasje en/of pincode en/of identiteitskaart en/of een of meer geldbedrag(en), in elk geval (telkens) van enig goed en/of geldbedrag, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan die (slachtoffer), in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- opzettelijk dreigend tegen die (slachtoffer) heeft gezegd: "Als jij je bankpasje niet geeft dan sla ik je in elkaar en gooi je door het raam naar beneden" en/of Hij, verdachte daarbij het raam opende, althans woorden en/of feitelijkhe(i)d(en) van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die (slachtoffer) meermalen, althans eenmaal, in de buik(streek) en/of tegen de borst en/of (elders) op/tegen het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt, en/of,
- die (slachtoffer) meermalen, althans eenmaal, bij de keel/hals heeft gegrepen en/of de keel/hals heeft dichtgeknepen (gehouden);
en/of, althans en voorzover bovenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 29 januari 2010 in de gemeente Deventer (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpasje en/of pincode en/of een identiteitsbewijs en/of een of meer geldbedrag(en), in elk geval (telkens) enig goed en/of geldbedrag, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal (telkens) werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die (slachtoffer), (telkens) gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- opzettelijk dreigend tegen die (slachtoffer) heeft gezegd: "Als jij je bankpasje niet geeft dan sla ik je in elkaar en gooi je door het raam naar beneden" en/of Hij, verdachte daarbij het raam opende, althans woorden en/of feitelijkhe(i)d(en) van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die (slachtoffer) meermalen, althans eenmaal, in de buik(streek) en/of tegen de borst en/of (elders) op/tegen het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt, en/of,
- die (slachtoffer) meermalen, althans eenmaal, bij de keel/hals heeft gegrepen en/of de keel/hals heeft dichtgeknepen (gehouden);
2.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 29 januari 2010 in de gemeente Deventer (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer pin- en/of betaalautoma(a)t(en) (telkens) heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig geldbedrag, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer), in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot die pin- en/of
betaalautma(a)t(en) heeft verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en) (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
en/of, althans en voorzover bovenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 29 januari 2010 in de gemeente Deventer (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en) en/of een koelkast en/of een of meer andere goed(eren), in elk geval enig goed en/of geldbedrag, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer), in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) anders dan door misdrijf, te weten als verhuurder en/of medebewoner, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op of omstreeks 19 januari 2010 in de gemeente Deventer opzettelijk mishandelend (met kracht) een deur tegen het hoofd en/of het lichaam van (slachtoffer) heeft gegooid en/of geduwd ten gevolge waarvan die (slachtoffer) ten val kwam en waardoor deze (slachtoffer) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het onder 1, eerste gedeelte ten laste gelegde, en het onder 2 eerste gedeelte ten laste gelegde en het onder 3 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte partieel vrij te spreken van het onder 1, tweede gedeelte ten laste gelegde en het onder 2, tweede gedeelte ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel met betrekking tot het onder 1, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde vrijspraak dient te volgen.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde betoogd dat verdachte aangever heeft geholpen met zijn financiële zaken. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat uit het dossier naar voren komt dat (slachtoffer) een leugenaar is en dat (slachtoffer) reeds voordat hij bij verdachte kwam wonen financiële problemen had. Verdachte heeft – met instemming van (slachtoffer)- diens bankpas en identiteitspapieren onder zich gehouden en daarmee financiële zaken voor (slachtoffer) geregeld. Er is derhalve geen sprake geweest van het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen en geen sprake geweest van dwang. Ook de genoemde feitelijkheden zoals vermeld in de tenlastelegging worden niet door andere bewijsmiddelen dan de aangifte ondersteund, zodat verdachte voor het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde eveneens betoogd dat dit met instemming van (slachtoffer) heeft plaatsgevonden, zodat ook ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde geen sprake is geweest van het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen en vrijspraak dient te volgen.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde betoogd dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is ten aanzien van de mishandeling door verdachte van G.T. (slachtoffer), nu alleen de aangifte van G.T. (slachtoffer) in het dossier zit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde:
De rechtbank stelt vast dat verdachte in Deventer woont op de (adres), in een flat op de derde etage. In de periode van half juni 2009 tot 18 januari 2010 heeft aangever (slachtoffer) (hierna (slachtoffer)) bij verdachte ingewoond.
Nu de aangifte van (slachtoffer) en de verklaring van verdachte niet overeenkomen, dient te worden beoordeeld of de in de aangifte geuite beschuldigingen van mishandeling, bedreiging en afpersing voldoende worden ondersteund door ander bewijsmateriaal. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Op 29 januari 2010 heeft (slachtoffer) aangifte gedaan van afpersing gedurende de periode dat hij bij verdachte inwoonde. (slachtoffer) heeft verklaard dat hij € 350,-- per maand huur aan verdachte moest betalen. (slachtoffer) heeft verklaard dat hij kort nadat hij bij verdachte was komen wonen zijn bankpas aan verdachte moest overhandigen, waarbij verdachte hem bedreigde met de woorden: ‘Als je mij het bankpasje niet geeft, dan sla ik je in elkaar en gooi ik je door het raam naar beneden. Aangever zou hierop het bankpasje, met daarbij het mapje met de pincode, aan verdachte hebben overhandigd, alsmede zijn identiteitspapieren. . (slachtoffer) heeft verklaard dat verdachte hem vaak in zijn buik sloeg of bij zijn keel greep om de dreigementen kracht bij te zetten. (slachtoffer) was zo bang voor verdachte geworden dat hij alles deed wat verdachte van hem vroeg. (slachtoffer) heeft verklaard dat hij in die periode € 30,- per week zakgeld van verdachte kreeg en dat verdachte alle contante geldopnames met de pinpas van (slachtoffer) uitvoerde – zonder diens toestemming daartoe - en vervolgens de rest van het geld zelf hield. (slachtoffer) heeft voorts verklaard dat verdachte een nieuwe koelkast, een nieuw gasfornuis, een nieuwe diepvries en een nieuwe wasmachine heeft gekocht. Verdachte zou deze goederen hebben betaald met de bankpas van (slachtoffer).
Tot slot heeft (slachtoffer) verklaard dat hij op initiatief van verdachte een lening heeft afgesloten bij het (naam) van de gemeente Deventer. (slachtoffer) zou samen met verdachte naar het (naam) zijn gegaan om deze lening ter hoogte van € 4000,-- af te sluiten. Van deze lening werden een aantal rekeningen van gerechtsdeurwaarders betaald en het restbedrag van € 2.467,32 werd op rekening van verdachte gestort.
Verdachte heeft daarentegen verklaard dat (slachtoffer) vanaf half juni 2009 tot 18 januari 2010 bij hem heeft ingewoond en dat (slachtoffer) € 600,-- per maand aan huur moest betalen. Voorts heeft verdachte verklaard dat (slachtoffer) rond de 18e van de maand zijn bankpas en identiteitspapieren bij verdachte liet liggen, zodat (slachtoffer) niet zelf naar de bank kon gaan om geld op te nemen. Dit was het idee van (slachtoffer). Verdachte heeft verklaard dat (slachtoffer) zijn bankpasje gaf en dat verdachte hiermee naar de bank ging. Verdachte haalde vervolgens het geld van de bank, hield zelf het huurbedrag en hield daarbij rekening met de deurwaarders. Tevens kreeg (slachtoffer) per week € 60,-- tot € 100,-- zakgeld.
Voorts heeft verdachte verklaard dat (slachtoffer) aangaf dat hij een paar duizend euro kon opnemen, zodat hij daarmee de huur kon betalen en dat verdachte hiervoor een gasfornuis en wasmachine kon kopen. (slachtoffer) zou tegen hem hebben gezegd dat hij bij deze goederen ook wat geld zou doen, omdat hij ook de wasmachine en koelkast gebruikte. Verdachte is vervolgens samen met (slachtoffer) naar de (naam winkel) gegaan en heeft een koelkast gekocht en deze betaald met de pinpas.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij (slachtoffer) heeft geadviseerd om naar de gemeentelijke kredietbank te gaan om een lening af te sluiten. Verdachte is op verzoek van (slachtoffer) meegegaan en heeft verklaard dat een deel van de lening op zijn rekening is gestort, omdat (slachtoffer) er anders gekke dingen mee zou doen, waarmee verdachte gokken bedoelde.
Verdachte heeft stellig ontkend dat hij (slachtoffer) heeft mishandeld, dan wel hem heeft bedreigd met geweld.
De rechtbank leidt uit de afgelegde verklaringen af dat er in elk geval sprake is geweest van een situatie dat verdachte en (slachtoffer) gedurende een langere periode hebben samengewoond, waarbij verdachte veelvuldig in het bezit is geweest van de pinpas en de pincode van (slachtoffer) en deze geregeld heeft gebruikt voor het doen van contante kasopnamen bij pinautomaten, dan wel voor het doen van betalingen.
De rechtbank is van oordeel dat de door (slachtoffer) in zijn aangifte beschreven uitingen van geweld, dan wel bedreigingen met geweld jegens hem, waardoor deze werd gedwongen tot onder andere afgifte van zijn bankpas en pincode, niet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Verdachte heeft verklaard dat hij met instemming van (slachtoffer) diens bankpas in zijn bezit had en geld van diens bankrekening haalde, om (slachtoffer) te helpen, mede gelet op diens slechte financiële situatie en schulden. De rechtbank is van oordeel dat dit verhaal van verdachte niet wordt weerlegd door enig ander bewijsmiddel. Niet is uit te sluiten, bij gebreke van stukken die inzicht verschaffen in de financiële positie van zowel (slachtoffer), als van verdachte, dat verdachte het geld inderdaad heeft gebruikt om de huurschuld en de overige schulden van (slachtoffer) te voldoen aan diverse schuldeisers.
Gegeven het feit dat verdachte pertinent ontkent (slachtoffer) te hebben afgeperst, dan wel te hebben bestolen en het feit dat de rechtbank in het dossier geen bankafschriften of andere stukken heeft aangetroffen, die het verhaal van verdachte weerleggen is de rechtbank van oordeel dat in dit geval niet overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het oogmerk of het opzet heeft gehad om zich wederrechtelijk te bevoordelen, dan wel het oogmerk of het opzet heeft gehad het geld, de bankpas en de pincode zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Vorenstaande leidt ten aanzien van de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten dan ook tot de slotsom dat de rechtbank verdachte daarvan dient vrij te spreken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Op 19 januari 2010 is verdachte op de (adres) te Deventer bij aangever (slachtoffer) geweest. Verdachte was op zoek naar diens zoon (slachtoffer).
Aangever heeft verklaard dat hij tijdens het sluiten van de voordeur zag dat verdachte met twee gebalde vuisten met kracht tegen de voordeur aanduwde. Door deze duw tegen de voordeur werd aangever naar achteren gedrukt en kwam achterwaarts ten val tegen de muur van de gang.
Getuige (naam 2) (hierna (naam 2)) heeft verklaard dat zij op 19 januari 2010 in de keuken stond en vanuit de hal iemand hoorde zeggen: “Ik ben (verdachte)”, waarna zij aangever hoorde zeggen: “Ik wil er niets mee te maken hebben, ga maar naar de politie”. Vervolgens hoorde zij veel lawaai en gestommel vanuit de hal. (naam 2) is hierop gelijk gaan kijken en zag aangever in de hal op de grond liggen met zijn hoofd tegen de muur en zag een manspersoon weglopen.
Getuige (naam 3) heeft verklaard dat hij op 19 januari 2010 de buurvrouw hoorde schreeuwen. Hij is hierop meteen naar nummer 22 gelopen. Hij zag dat de voordeur openstond en dat de buurman op de grond lag.
Uit het proces-verbaal van aanhouding en de verklaring van (naam 2) blijkt voorts dat terstond na het voorval het alarmnummer 112 door (naam 2) is gebeld met de mededeling dat sprake was geweest van mishandeling.
Na dit voorval op 19 januari 2010 heeft Fred (slachtoffer) verteld over mishandeling en bedreiging door verdachte.
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij absoluut niet aan de voordeur heeft gezeten en dat aangever zelf is gevallen, omdat deze oud en slecht ter been is. De rechtbank acht dit scenario van verdachte niet geloofwaardig en ziet daarin onvoldoende aanknopingspunten om te twijfelen aan de inhoud van de aangifte. Gelet op de hiervoor vermelde bewijsmiddelen – in het bijzonder gelet op het korte tijdbestek tussen de geweldpleging en het moment van bellen van het alarmnummer 112 alsmede het feit dat ten tijde van de melding aan de politie de juiste identiteit van de dader bij aangever en (naam 2) kennelijk nog onbekend was, en dat evenzeer onbekend was dat Fred door deze dader zou worden afgeperst, zodat de rechtbank niet aannemelijk acht dat aangever tegen verdachte een valse aangifte heeft gedaan - acht de rechtbank dan ook het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 19 januari 2010 in de gemeente Deventer opzettelijk mishandelend (met kracht) een deur tegen het lichaam van (slachtoffer) heeft geduwd ten gevolge waarvan die (slachtoffer) ten val kwam en waardoor deze (slachtoffer) pijn heeft ondervonden.
Van het onder 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwerpen genoemd onder de nummers 4 en 10 op de beslaglijst zullen worden verbeurd verklaard.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwerpen genoemd onder de nummers 5, 6, 7 en 9 op de beslaglijst aan aangever (slachtoffer) zullen worden teruggegeven.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwerpen genoemd onder de nummers 1 en 2 op de beslaglijst aan de rechthebbenden zullen worden teruggegeven.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwerpen genoemd onder de nummers 3, 8 en 11 tot en met 21 op de beslaglijst aan verdachte zullen worden teruggegeven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat, mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, de rechtbank een straf oplegt, die gelijk is aan de door verdachte reeds in voorarrest doorgebrachte periode.
De raadsman heeft voorts ten aanzien van de in beslag genomen goederen betoogd dat deze allemaal aan verdachte teruggegeven dienen te worden.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen dat aangever een man op leeftijd is, die in zijn eigen woning slachtoffer is geworden van mishandeling door verdachte. Hij heeft hierdoor pijn ondervonden. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever en tevens diens gevoel van veiligheid aangetast.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 maart 2010 blijkt dat verdachte in het verleden diverse keren met justitie in aanraking is gekomen voor een scala aan delicten. Vanaf het jaar 2006 is verdachte niet meer veroordeeld voor strafbare feiten.
Uit het rapport van Reclassering Nederland d.d. 12 mei 2010, opgemaakt door B.C. Bast, reclasseringswerker, blijkt ook dat verdachte in het verleden diverse keren met justitie in aanraking is gekomen en daarbij slechte ervaringen heeft gehad met de reclassering, waardoor verdachte niets ziet in een eventueel verplicht reclasseringstoezicht.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende onder de nummers 2 tot en met 21 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer. Ten aanzien van het witgoed geldt dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet kan worden vastgesteld dat deze goederen aan (slachtoffer) toebehoren.
De rechtbank zal de teruggave aan (slachtoffer) gelasten van het aan hem toebehorende onder nummer 1 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerp, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank verklaart het onder 1 ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 3 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank gelast de teruggave van de onder de nummers 2 tot en met 21 op de (aan dit vonnis gehechte kopie) lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen aan verdachte.
De rechtbank gelast de teruggave van het onder nummer 1 op de (aan dit vonnis gehechte kopie) lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerp aan (slachtoffer).
De voorlopige hechtenis van verdachte is inmiddels bij een afzonderlijke beslissing opgeheven.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. J.N. Bartels en S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2010.
Mr. Bartels voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.