RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.480238-09 (P)
Uitspraak: 29 april 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte)
geboren op (geboortejaar)
wonende te (adres)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Vlug, advocaat te Deventer
Als officier van justitie was aanwezig mr. W.S. Ludwig.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks de periode van 19 mei 2003 tot en met 11 februari 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de Oerdijk) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 814 gram hennep en/of ongeveer 328, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 mei 2003 tot en met 11 februari 2009 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de feiten zoals onder 1 en 2 vermeld op de (gewijzigde) tenlastelegging.
Het standpunt van de verdediging
Het binnentreden in de woning van verdachte heeft uitsluitend op basis van de Bel-M melding plaatsgevonden en is dus onrechtmatig geweest. Dit moet leiden tot bewijsuitsluiting, hetgeen erin resulteert dat voldoende wettig bewijs ontbreekt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Op 25 februari 2009 is de woning van verdachte, aan (adres) te Schalkhaar, op basis van een machtiging tot binnentreden betreden. Op zolder werd een inwerking zijnde hennepplantage van 328 planten aangetroffen en ontmanteld.
Verdachte heeft deze kwekerij en bijbehorende elektriciteitsvoorziening, waarbij de stroom buiten de meter zou omlopen en niet betaald zou worden, rond november 2008 zelf aangelegd. De fraude-inspecteur constateerde op 25 februari 2009 een illegale elektriciteitsaansluiting in perceel (adres) te Schalkhaar. Deze aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepkwekerij in het perceel (adres) te Schalkhaar.
Naar het oordeel van de rechtbank was het binnentreden in de woning van verdachte rechtmatig. Op grond van een MMA melding die specifiek en gedetailleerd was, terwijl de melding voorts zeer actueel was en er met betrekking tot de naam van de in de MMA-melding genoemde persoon een verificatie heeft plaatsgevonden in het GBA en met betrekking tot die naam een antecedentenonderzoek heeft plaatsgevonden, waarbij naar voren kwam dat verdachte een antecedent heeft op het gebied van de Opiumwet , is de rechtbank van oordeel dat redelijkerwijze vermoed kon worden dat sprake was van overtreding van de Opiumwet.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
- hij op of omstreeks de periode van 1 oktober 2008 tot en met 26 februari 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de (straat)) een hoeveelheid van ongeveer 328 hennepplanten;
- hij in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 26 februari 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van ongeveer 814 gram van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2008 tot en met 26 februari 2009 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Enexis BV, waarbij verdachte zich het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
1. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet, gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet.
2. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet, gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet.
3. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, strafbaar gesteld bij artikel 311 lid 1 sub 5 Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd:
Een werkstraf van 120 uur waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van € 1.958,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de omstandigheid dat de bewezenverklaring ziet op een kortere periode dan door de officier van justitie benoemd. De rechtbank laat voorts meewegen dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit. Om die reden zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een taakstraf als hierna te melden.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Enexis B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding voor een bedrag van € 7.800,19.
De Officier van Justitie heeft toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 1.958,00 gevorderd
De rechtbank is van oordeel dat de posten terzake de warmtemeting, netmeting en illegaal afgenomen energie onvoldoende zijn onderbouwd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de schade terzake het uurloon van de monteurs, de in dat verband gemaakte kosten en de kosten van een nieuwe aansluiting rechtstreeks voortvloeien uit het onder feit 2 bewezen verklaarde. Gelet op vorenstaande komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 1.162,00 billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij Enexis B.V. naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 2 bewezen verklaarde is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, te weten € 1.162,00.
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 120 uren.
Van de taakstraf zal een gedeelte, groot 60 uren, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Enexis B.V., gevestigd te Groningen van een bedrag van € 1.162,00 (zegge: eenduizendeenhonderdtweeenzestig euro) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 2 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 26 februari 2009, tot die van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 1.162,00, ten behoeve van het slachtoffer Enexis B.V., bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij Enexis B.V. voor wat betreft het meer gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. S.M. Milani, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en H.H. Harmeijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.F. Grotenhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2010.
Mr. Harmeijer, voornoemd, en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.