ECLI:NL:RBZLY:2010:BM6401

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/653013-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in de strafzaak tegen verdachte wegens opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en hasjiesj

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 29 april 2010 uitspraak gedaan tegen een verdachte die is beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en hasjiesj. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 462 gram amfetamine en 138,5 gram hasjiesj op 13 januari 2010 in Deventer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. Tijdens de zitting op 16 april 2010 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, en de officier van justitie was ook aanwezig.

De rechtbank heeft de bewijsmotivering uitvoerig besproken. De Criminele Inlichtingen Eenheid had informatie verstrekt over de verdachte, die werd verdacht van het bewaren van speed in zijn woning. Bij een doorzoeking op 13 januari 2010 zijn in de woning van de verdachte aanzienlijke hoeveelheden amfetamine en hasjiesj aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de hoeveelheid amfetamine die in beslag was genomen, wettig en overtuigend bewezen was, ondanks het verweer van de verdachte dat de hoeveelheid niet kon kloppen. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking en zijn criminele verleden, maar oordeelde dat de opgelegde straf passend was gezien de ernst van de feiten. Tevens werd de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 120,00 gelast aan de rechthebbende.

Uitspraak

ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.653013-10 (P)
Uitspraak: 29 april 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte)
geboren op (geboortejaar)
wonende te (adres)
thans verblijvende in (verblijfplaats)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2010 te Zwolle.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr J. A. van der Lem, advocaat te Deventer.
Als officier van justitie was aanwezig mr W.S. Ludwig.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 januari 2010 in de gemeente Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 462 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij op of omstreeks 13 januari 2010 in de Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 138,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
De vaststaande feiten
Op 22 december 2009 verstrekte de Criminele Inlichten Eenheid (CIE) de navolgende informatie: “Aan de (straat) in Deventer woont een Antilliaanse of Surinaamse man met de voornaam (VERDACHTE). (VERDACHTE) is ongeveer 30 jaar oud en heeft een kaal hoofd met een staartje. (VERDACHTE) bewaart speed in zijn woning. De speed wordt ingevroren verkocht.” In diezelfde CIE-melding staat vermeld dat uit onderzoek is gebleken dat (verdachte) betreft: (verdachte), wonende aan (straat) , zijnde verdachte.
In HKS heeft verdachte meerdere antecedenten gerelateerd aan de Opiumwetgeving. Uit het BPS/BVH blijkt dat de Woningbouwvereniging op 28 augustus 2009 gemeld heeft dat er vanuit (straat) vermoedelijk wordt gedeald. Er zouden veel voertuigen stoppen, waarbij de bezoekers maar kort zouden blijven.
Op basis hiervan is de woning van verdachte aan (straat) te Deventer binnengetreden op 13 januari 2010. Hierbij werden in de koel-diepvriescombinatie een op speed gelijkende stof en in de woonkamer twee plakken op hasj gelijkende stof aangetroffen. De plakken wogen resp. netto 73,5 gram en 65 gram en uit een test met de chemische drugs field test kit bleek de aanwezigheid van cannabis. Deze stoffen zijn in beslag genomen. Uit nader onderzoek door het NFI is gebleken dat de inbeslaggenomen stof uit de koel-diepvriescombinatie amfetamine bevat.
Verdachte verklaart dat het speed betreft en dat hij dit puur voor eigen gebruik in zijn woning heeft. De hasj heeft hij eveneens voor eigen gebruik.
Uit de jaszak van de vriendin van verdachte is een geldbedrag van € 120,00 inbeslaggenomen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben van 462 gram amfetamine en 138,5 gram hasjiesj.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte betoogt dat de tenlastegelegde hoeveelheid amfetamine niet kan kloppen. Verdachte stelt voor € 250,00 euro aan speed te hebben gekocht, hetgeen zou moeten corresponderen met 250 gram. De wijze van onderzoek door de politie met betrekking tot het wegen van de speed getuigt niet van specifieke deskundigheid. Er blijkt niet van richtlijnen die zijn gevolgd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen, het navolgende.
Op grond van de stukken zoals onder het kopje vaststaande feiten weergegeven, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de speed en hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad in zijn woning. Dat de betreffende amfetamine wel degelijk de in de tenlastegelegging genoemde hoeveelheid van ongeveer 462 gram betrof, maakt de rechtbank op uit het proces-verbaal van bevindingen onderzoek verdovende middelen. Daarin wordt onder meer aangegeven dat de hoeveelheid speed twee keer is gewogen door de politie, omdat deze in eerste instantie nog bevroren / vochtig was.
Op 13 januari 2010 betrof het resp. 120 gram en 397 gram.
Op 27 januari 2010 betrof het resp. 100 gram en 362 gram.
Algemene ervaringsregels leren dat een substantie na twee weken buiten de vriezer te zijn geweest, niet meer significant door verdamping in gewicht zal afnemen.
Het verweer van verdachte dat er niet meer dan 250 gram speed in de koel-diepvriescombinatie kon liggen omdat verdachte zelf niet meer dan die hoeveelheid zou hebben gekocht, wordt dan ook verworpen.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1. Hij op 13 januari 2010 in de gemeente Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 462 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Hij op 13 januari 2010 in Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 138,5 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Van het 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 sub C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 2 sub C Opiumwet;
en
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 sub C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 3 sub C van de Opiumwet
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd:
Een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren waaraan de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht verbonden moet worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat bij afdoening van de zaak rekening gehouden dient te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte alsook met de belangen van verdachte, waaronder zijn WSNP-traject, bij zo spoedig mogelijke beëindiging van zijn gevangenhouding.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals onder meer naar voren gekomen in het rapport van de reclassering d.d. 16 maart 2010.
De bevindingen van de rapporteur komen er op neer dat verdachte een verstandelijk beperkte man is met een belast en crimineel verleden. De laatste jaren heeft verdachte meer grip op zijn leven gekregen. De hulp en steun van stichting KIJ is hierin een belangrijke factor. De stage die verdachte bij welzijnsorganisatie Raster heeft gedaan, heeft hij naar volle tevredenheid afgerond. Hij komt afspraken goed na en is goed in de omgang met doelgroepen. Verdachte gebruikt diverse drugs doch doet dit in verband met school en werk niet door de weeks. Verdachte wil hier niet volledig mee stoppen; hij wil wel proberen met het gebruik van speed te stoppen. Het recidivegevaar wordt door rapporteur mede op grond daarvan als hoog gemiddeld ingeschat. De rechtbank is van oordeel dat de eis zoals geformuleerd door de officier van justitie past bij de ernst van het feit en de persoon van verdachte.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14d, 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslag
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende gelasten van het aan haar toebehorende op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde geldbedrag van € 120,00.
BESLISSING
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 3 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de reclassering, in elk geval zoals die zijn opgenomen in het rapport van de reclassering d.d. 16 maart 2010, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Beslag
De rechtbank gelast de teruggave van € 120,00 aan (naam)
Aldus gewezen door mr. S.M. Milani, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en H.H. Harmeijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.F. Grotenhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2010.
Mr. Harmeijer, voornoemd, en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.