ECLI:NL:RBZLY:2010:BM4023

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
11 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 08/743 en Awb 09/868
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening bouwvergunning voor kassencomplex en bijbehorende gebouwen

In deze zaak hebben eisers, A en B, beiden wonende te C, beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder, waarbij bouwvergunningen zijn verleend aan Leo Hoogweg BV voor het oprichten en veranderen van een kassencomplex op het perceel Kalenbergerweg 10-II te Luttelgeest. De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft op 11 mei 2010 uitspraak gedaan in deze meervoudige kamer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bouwvergunningen zijn verleend in overeenstemming met het bestemmingsplan en de Bouwverordening. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunningen, maar de rechtbank oordeelt dat de bezwaren ongegrond zijn. De rechtbank concludeert dat er geen vergunningplichtige inrichting in de zin van de Wet milieubeheer is, waardoor de aanvraag om bouwvergunning niet aanhouding behoeft. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard, omdat de bouwplannen voldoen aan de geldende regelgeving en er geen aanleiding is om te twijfelen aan de verleende vergunningen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eisers terecht zijn ontvangen in hun bezwaar, ondanks de discussie over de tijdigheid van het bezwaarschrift. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen, omdat er geen aanleiding voor was.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Meervoudige Kamer
Registratienummer: Awb 08/743 en 09/868
Uitspraak
in het geding tussen:
A en B,
beiden wonende te C, eisers,
gemachtigde: mr. W. Visser
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder, verweerder,
alsmede
Leo Hoogweg BV,
te Nootdorp, derde partij,
gemachtigde: mr. M.R. Plug.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 november 2007 heeft verweerder aan de derde partij een bouwvergunning verleend ten behoeve van het bouwen van een kas op het perceel Kalenbergerweg 10-II te Luttelgeest.
Tegen dit besluit hebben eisers op 3 januari 2008 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 11 maart 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Op 22 april 2008 hebben eisers tegen dat besluit (verder: bestreden besluit 1) beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer Awb 08/743.
Bij besluit van 8 april 2008 heeft verweerder aan de derde partij bouwvergunning en een binnenplanse vrijstelling verleend ten behoeve van het veranderen van een kas. Op 17 juni 2008 heeft verweerder opnieuw bouwvergunning en vrijstelling verleend voor het veranderen van een kas. Op 23 juni 2008 heeft verweerder aan de derde partij een bouwvergunning verleend voor het bouwen van een bedrijfsruimte, vier silo’s en vier personeelsruimten. Ook is bouwvergunning verleend voor het veranderen van twee warmwatertanks.
Eisers hebben tegen al deze besluiten bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 21 april 2009 heeft verweerder alle bezwaren ongegrond verklaard.
Op 2 juni 2009 hebben eisers tegen dit besluit (bestreden besluit 2) beroep ingesteld.
Dit beroep is geregistreerd onder nummer Awb 09/868.
De beroepen zijn op 6 april 2010 ter zitting behandeld. Daarbij is gevoegd behandeld de zaak met nr. 09/1812. Nadien heeft de rechtbank de zaken weer gesplitst.
Eisers zijn verschenen, bijgestaan door mr. Visser voornoemd.
Voor verweerder zijn verschenen G. van der Hoeve, mr. P.K. Mintjes en N.E.G.L. Christiaens.
De derde partij heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Plug en D.
2. Overwegingen
2.1. Gelet op de samenhang tussen de zaken heeft de rechtbank besloten deze gevoegd te behandelen.
2.2. De derde partij heeft op het perceel Kalenbergerweg 10-II te Luttelgeest een tuinbouwbedrijf met kassencomplex opgericht ten behoeve van de teelt van paprika’s.
Eisers wonen in de directe nabijheid van het betreffende perceel.
2.3. De rechtbank zal hierna de bestreden besluiten afzonderlijk bespreken.
Bestreden besluit 1
2.4. Op 3 oktober 2007 heeft de derde partij een aanvraag om een bouwvergunning ingediend ten behoeve van het oprichten van een kas met een oppervlakte van 427.040m2.
Op 23 november 2007 heeft verweerder de gevraagde bouwvergunning verleend.
Op 29 november 2007 heeft verweerder de verleende bouwvergunning in een huis-aan-huisblad gepubliceerd.
Verweerder heeft het bezwaar van eisers van 3 januari 2008 om advies voorgelegd aan de Commissie voor de bezwaarschriften (de Commissie). Op 20 februari 2008 heeft de Commissie advies uitgebracht, strekkende tot ongegrondverklaring van het bezwaar.
Bij bestreden besluit 1 heeft verweerder conform beslist.
2.5. De derde partij heeft hangende beroep aangevoerd dat verweerder het bezwaar van eisers ten onrechte ontvankelijk heeft geacht. Volgens de derde partij is het bezwaarschrift niet tijdig ingediend, zodat hierop niet-ontvankelijkheid had dienen te volgen.
Aangezien de ontvankelijkheid een punt van openbare orde is, zal de rechtbank zich hier allereerst over uitlaten.
Het primaire besluit is bekendgemaakt op 23 november 2007. Dit betekent dat het bezwaarschrift uiterlijk op vrijdag 4 januari 2008 had moeten zijn ingediend.
Het bezwaarschrift is gedateerd 3 januari 2008. Verweerder heeft het voor ontvangst gestempeld op maandag 7 januari 2008.
Eisers hebben betoogd dat eiseres De Graaf het bezwaarschrift op de ochtend van 4 januari 2008 in persoon bij het gemeentehuis heeft afgegeven. Er is geen ontvangstbewijs afgegeven.
Ter zitting is namens verweerder naar voren gebracht dat in de periode waarin eisers hun bezwaarschrift naar de gemeente brachten, niet alle stukken consequent aan de balie voor ontvangst werden gestempeld. Verweerder heeft eisers daarom het voordeel van de twijfel gegund, ook al kunnen eisers niet aantonen dat het bezwaarschrift daadwerkelijk op 4 januari 2010 is afgegeven.
Het zeer gedetailleerde verhaal van eiseres over de gang van zaken ten gemeentehuize op vrijdag 4 januari 2010 komt de rechtbank aannemelijk voor. Nu verweerder ter zitting heeft erkend dat in de betreffende periode incidenteel niet voor ontvangst werd gestempeld aan de balie is de rechtbank van oordeel dat verweerder eisers terecht heeft ontvangen in hun bezwaar.
2.6. Het bouwplan voorziet in het oprichten van kassen met een totale oppervlakte van 4,2 ha. De goothoogte van de kassen wordt 5,85 meter, de totale hoogte is 6,85 meter.
De kassen zijn geprojecteerd op gronden met de bestemming “Agrarisch gebied” met nadere aanduiding “staand glas toegestaan”. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor agrarische bedrijvigheid, glastuinbouw daaronder begrepen. Ter plaatse van de kassen bevindt zich geen bebouwingsvlak.
In artikel 5, zesde lid, onder b, van de planvoorschriften mogen buiten de bebouwingsvlakken ter plaatse van de aanduiding “staand glas toegestaan” kassen, bedrijfsgebouwen, silo’s, tanks en waterbassins worden gebouwd.
In het zevende lid, onder l, is bepaald dat een kas maximaal 10 meter hoog mag zijn, met een maximale goothoogte van 6 meter.
2.7. De rechtbank stelt vast dat de (goot)hoogte van de kassen in overeenstemming is met het daaromtrent bepaalde in het bestemmingsplan.
Ook voldoet de aanvraag aan de in artikel 2.5.3, eerste lid, van de Bouwverordening gestelde eis dat indien de toegang tot een bouwwerk dat is bestemd voor het verblijf van mensen meer dan 10 meter van de openbare weg ligt, er een verbindingsweg moet zijn ten behoeve van onder andere hulpdiensten. Het bouwplan voorziet in een extra toegangsweg aan de achterzijde van het perceel.
Gelet op het voorgaande was er derhalve geen reden de bouwvergunning te weigeren.
2.8. Eisers hebben aangevoerd dat de bouwvergunning is verleend in strijd met het bepaalde in artikel 52 van de Woningwet.
In dat artikel is (samengevat) bepaald dat de beslissing op een aanvraag om bouwvergunning moet worden aangehouden, indien er geen grond is om de bouwvergunning te weigeren en het bouwen tevens is aan te merken als het oprichten of veranderen van een inrichting waarvoor een vergunning op grond van de Wet milieubeheer (Wm) vereist is.
De derde partij heeft aangevoerd dat het beroep van eisers niet ontvankelijk dient te worden verklaard, nu eisers eerst in de beroepsfase hebben gewezen op het bepaalde in artikel 52 van de Woningwet.
De rechtbank volgt de derde partij hierin niet. Uit het verslag van de hoorzitting die op 13 februari 2008 heeft plaatsgevonden blijkt immers dat eisers toen al hebben gesteld dat de derde partij zou moeten beschikken over een vergunning op grond van de Wm.
De vraag doet zich vervolgens voor of ten tijde van het beslissen op de aanvraag van de bouwvergunning op 23 november 2007 door verweerder kon worden vastgesteld dat het bouwen tevens was aan te merken als het oprichten van een vergunningplichtige inrichting in de zin van de Wm.
De rechtbank is van oordeel dat deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord en overweegt daartoe als volgt.
Op 12 oktober 2007 heeft de derde partij op basis van het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer (verder: Besluit voorzieningen) melding gemaakt van de oprichting van een inrichting. Hierin is gemeld dat de inrichting eind 2008 in werking zal worden gebracht.
De derde partij heeft ingevuld dat de warmtekrachtinstallatie (wkk) geen groter vermogen heeft dan 10 MW, namelijk 9,9 MW, en dat de stookinstallaties voor verwarming geen groter thermisch vermogen hebben dan 7.500 kW per toestel, te weten 7 MW per stuk.
Op 26 oktober 2007 heeft de derde partij een melding gedaan op grond van het Besluit glastuinbouw. Hierin is gemeld dat het glastuinbouwbedrijf eind 2008 in werking wordt gesteld. De opgegeven oppervlakte van kassen is 42,7 ha.
Verder is met betrekking tot het vermogen van de wkk en de stookinstallaties gemeld, dat de grens van 10 MW respectievelijk 7,5 MW niet wordt overschreden.
Op 15 november 2007 heeft verweerder de meldingen in een huis-aan-huisblad bekendgemaakt.
Uit de door de derde partij ingediende meldingen met bijbehorende tekeningen hoefde verweerder niet tot de conclusie te komen dat voor de beoogde inrichting een Wm-vergunning noodzakelijk was. Het in de meldingen opgegeven vermogen van de installaties is naar het oordeel van de rechtbank niet dusdanig dat bij verweerder hieruit het vermoeden had moeten ontstaan dat dit niet juist zou zijn.
Het bij de bouwaanvraag behorende bouwplan geeft geen informatie over het in de inrichting aan te brengen vermogen.
Verweerder hoefde de aanvraag om bouwvergunning dan ook niet aan te houden.
Nu het bouwplan past binnen de bepalingen van het bestemmingsplan en ook in overeenstemming is met het bepaalde in de Bouwverordening, was verweerder gehouden de bouwvergunning te verlenen en heeft verweerder deze vergunning in het bestreden besluit terecht in stand gelaten.
2.9. Het beroep dient, gezien voorgaande overwegingen, ongegrond te worden verklaard.
2.10. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Bestreden besluit 2
2.11. Op 27 december 2007 heeft de derde partij een aanvraag om bouwvergunning ingediend ten behoeve van het veranderen van kassen. De derde partij wil de oppervlakte aan kassen vergroten tot 435.827 m2 en de kassen verhogen tot een goothoogte van 6,45 meter en een nokhoogte van 7,45 meter.
Op 27 februari 2008 heeft verweerder zijn voornemen om ten behoeve van de aanvraag toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 15 van de WRO gepubliceerd. Eisers hebben daarop een zienswijze ingediend.
Bij besluit van 8 april 2008 heeft verweerder de vrijstelling en bouwvergunning (onder nummer BR 07-862) verleend.
Eisers hebben daartegen op 15 mei 2008 bezwaar gemaakt.
Op 8 april 2008 heeft de derde partij een aanvraag om bouwvergunning ingediend ten behoeve van geheel veranderen van de kassen. Beoogd wordt de oppervlakte van de kassen te vergroten tot 438.770 m2 en de goothoogte te verhogen tot 6,60 meter.
Op 16 april 2008 heeft verweerder zijn voornemen om ten behoeve van de aanvraag toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 15 van de WRO gepubliceerd. Eisers hebben daarop een zienswijze ingediend.
Bij besluit van 17 juni 2008 heeft verweerder de vrijstelling en bouwvergunning (BR 20080250) verleend.
Op 8 april 2008 heeft de derde partij ook een aanvraag om bouwvergunning ingediend ten behoeve van de bouw van een bedrijfsruimte, vier silo’s en vier personeelsruimtes.
Op 23 juni 2008 heeft verweerder de gevraagde bouwvergunning (BR 20080251) verleend.
Op 9 april 2008 heeft de derde partij een aanvraag om bouwvergunning ingediend ten behoeve van de bouw van 2 warmwatertanks.
Op 23 juni 2008 heeft verweerder ook deze bouwvergunning (BR 20080264) verleend.
Op 27 mei 2008 heeft de derde partij opnieuw een melding gedaan op grond van het Besluit glastuinbouw. Hierin is gemeld dat het glastuinbouwbedrijf eind 2008 in werking wordt gesteld. De opgegeven oppervlakte van kassen is 43,9 ha.
Verder is met betrekking tot het vermogen van de wkk en de stookinstallaties gemeld, dat de grens van 10 MW respectievelijk 7,5 MW niet wordt overschreden.
Op 16 juli 2008 heeft verweerder de melding in een huis-aan-huisblad gepubliceerd.
Eisers hebben tegen de laatste drie bouwvergunningen op 29 juli 2008 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft het bezwaar van eisers om advies voorgelegd aan de Commissie. Op 11 februari 2009 heeft de Commissie advies uitgebracht, strekkende tot ongegrondverklaring van het bezwaar.
Bij bestreden besluit 2 heeft verweerder conform beslist.
2.12. De rechtbank overweegt als volgt.
2.13. Met ingang van 1 juli 2008 is de Wro in werking getreden en met ingang van die datum is de WRO ingetrokken. Volgens het overgangsrecht – artikelen 9.1.10 en 9.5.1. van de invoeringswet Wro – blijven de bepalingen uit de WRO respectievelijk de Woningwet van toepassing op aanvragen die zijn ingediend vóór 1 juli 2008.
2.14. Zoals onder rechtsoverweging 2.6. is gesteld mag een kas op grond van de planvoorschriften een goothoogte hebben van 6 meter en een hoogte van 10 meter.
De toegelaten oppervlakte aan kassen is niet aan een maximum gebonden.
Ingevolge artikel 27, eerste lid, onder c, van de planvoorschriften zijn burgemeester en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen voor afwijkingen van bepalingen ten aanzien van maten, mits de afwijking beperkt blijft tot maximaal 10% van de in het plan gegeven maten.
Verweerder was derhalve bevoegd met toepassing van deze bepaling vrijstelling te verlenen voor het veranderen van de kassen tot een goothoogte van maximaal 6,60 meter. Gezien het geringe verschil met de zonder meer te vergunnen situatie heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid van zijn vrijstellingsbevoegdheid gebruik gemaakt.
De bouwvergunningen met de nummers BR 07-862 en BR 20080250 konden vervolgens worden verleend.
2.15. Het volgende bouwplan van de derde partij voorziet in de bouw van een bedrijfshal, 4 silo’s en 4 personeelsruimten. Tot slot is voorzien in de bouw van 2 warmwatertanks.
In artikel 5, zesde lid, van de planvoorschriften is bepaald dat op gronden met de nadere aanduiding “staand glas toegestaan” bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd met een maximumoppervlakte van 20% van de oppervlakte staand glas en een maximale goot- en bouwhoogte van 8,5 en 10 meter.
Silo’s mogen tot maximaal 20 meter hoog worden gebouwd en tanks ten behoeve van de opslag van – onder andere - water mogen 15 meter hoog worden.
De rechtbank stelt vast dat de bouwplannen qua maatvoering voldoen aan de in de planvoorschriften gestelde normen en in zoverre dus passen binnen het bestemmingsplan.
2.16. Eisers hebben betoogd dat er in het kassencomplex zo immens veel energie opgewekt gaat worden dat voor de inrichting in deze vorm een milieuvergunning noodzakelijk is. Verweerder had niet mogen beslissen op de bouwaanvragen in kwestie zolang er geen milieuvergunning was verleend.
De rechtbank stelt vast dat op de aanvragen om bouwvergunning waarop bestreden besluit 2 ziet is beslist op 17 juni 2008 en 23 juni 2008.
Op 27 mei 2008 heeft de derde partij een melding gedaan op grond van het Besluit glastuinbouw waaruit bleek dat deze op dat moment van mening was dat er geen vergunningplicht op grond van de Wm gold. Verweerder zag daarin – en in de door de derde partij ingediende bouwplannen waarin het vermogen niet was aangegeven – geen aanleiding de situatie anders te beoordelen.
Het verzoek om handhavend optreden is door eisers gedaan op 13 maart 2009 en op 20 mei 2009 is door de provincie voor het eerst vastgesteld dat de derde partij niet kon volstaan met een melding op grond van het Besluit glastuinbouw, gelet op hetgeen inmiddels aan installaties en vermogen was gerealiseerd.
De rechtbank is niet gebleken dat reeds ten tijde van het beslissen op de bouwaanvragen vast te stellen was dat er meer vermogen dan gemeld zou worden gerealiseerd en dat de inrichting Wm-vergunningplichtig zou zijn. Voor het aanhouden van de aanvragen was dan ook geen aanleiding.
2.17. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder de bouwvergunningen en vrijstellingen mocht verlenen en na bezwaar in stand laten.
De beroepen dienen dan ook ongegrond te worden verklaard.
2.18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank
- verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.C. van Rijckevorsel-Besier, voorzitter, mr. J.H.M. Hesseling en mr. G.P. Loman, rechters, en door de voorzitter en mr. P.A.M. Spreuwenberg als griffier ondertekend.
Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op: