ECLI:NL:RBZLY:2010:BM3893

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400302-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in drugshandelzaak na gebrek aan bewijs voor medeplegen

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 19 oktober 2009 samen met zijn broer werd aangehouden op de luchthaven Schiphol, werd hem ten laste gelegd dat hij betrokken was bij drugssmokkel. De zaak kwam voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, waar de rechtbank op 27 april 2010 uitspraak deed. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een aanzienlijke hoeveelheid opium, die was aangetroffen in twee stenen zuilen. Deze zuilen waren geadresseerd aan de broer van de verdachte en bij controle door de douane bleek dat ze 51.548 gram van een op heroïne gelijkende stof bevatten.

Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie betwistte de rol van de verdachte, vooral omdat hij aanwezig was tijdens een verdacht telefoongesprek dat zijn broer voerde en omdat hij zelf ook naar een Iraans nummer had gebeld dat aan de zending was gekoppeld. De verdachte verklaarde echter dat hij alleen maar als vriendendienst met zijn broer mee was gegaan om goederen op te halen en dat hij geen kennis had van de inhoud van de telefoongesprekken.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het medeplegen van drugssmokkel. Er was geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van drugs in de zuilen of dat hij een wezenlijke rol had gespeeld in de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf waar de zending naartoe was gebracht. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de beslissing werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.400302-09(P)
Uitspraak: 27 april 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte)
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.S.P.M. de Kock, advocaat te Zwolle
Als officier van justitie was aanwezig mr. M.J. van Dijck.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 oktober 2009, althans in de periode van 18 oktober 2009 tot en met 19 oktober te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of in de gemeente Zwolle, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 51.548 kilogram, althans ongeveer 10 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende opium, zijnde
opium een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans opzettelijk een poging daartoe heeft ondernomen.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangeven dat hoewel er vermoedens zijn gerezen omtrent de betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde drugssmokkel in het opsporingsonderzoek onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om verdachte daar voor te veroordelen. Derhalve heeft de officier van justitie geconcludeerd tot vrijspraak.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vragen die gerezen zijn naar de rol van verdachte door verdachte zijn beantwoord en dat er geen bewijs is voor medeplegen van drugssmokkel door verdachte. De verdachte had geen enkele wetenschap omtrent de aanwezigheid van drugs in de zuilen en is louter als vriendendienst met zijn broer meegegaan naar Schiphol om goederen op te halen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het navolgende.
Op 18 oktober 2009 kwam er op de luchthaven Schiphol een zending van twee stenen zuilen binnen geadresseerd aan (naam broer). Bij controle door opsporingsambtenaren van de douane en de Koninklijke Marechaussee is gebleken dat in de stenen zuilen 51.548 gram van een op heroïne gelijkende stof aanwezig was. Monsters van die stof zijn door het NFI onderzocht en het NFI heeft geconcludeerd dat sprake was van opium.
Verdachte is op 19 oktober 2009 in een op naam van zijn broer, (naam broer), gehuurde bedrijfsauto tezamen met zijn broer aangehouden in verband met verdenking van het medeplegen van drugssmokkel, nadat zij voormelde zuilen met die bedrijfsauto naar het pand van het bedrijf (naam bedrijf) te Zwolle hadden gebracht.
Verdachte heeft verklaard dat hij door zijn broer (naam broer)is gevraagd om op 19 oktober 2009 met hem mee te rijden om goederen op te halen op Schiphol. Verdachte had op dat moment geen dagbesteding en heeft het verzoek van zijn broer ingewilligd.
De officier van justitie heeft aangegeven dat zij vraagtekens zet bij de rol van verdachte. Zo heeft verdachte niet alleen de zending met zijn broer opgehaald en de auto bestuurd, maar was verdachte in de auto aanwezig toen zijn broer een verdacht telefoongesprek heeft gevoerd met (naam 1). Daarnaast heeft verdachte op 19 oktober 2009 twee maal gebeld naar een Iraans nummer, dat stond vermeld op de Air Waybil als zijnde het telefoonnummer van de afzender van de zending. Dat nummer betreft (eveneens) het telefoonnummer van de broer van verdachte (naam broer), woonachtig in Iran. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn broer (naam broer) die dag heeft gebeld in verband met het recente overlijden van een zus van hen en de slechte medische situatie waarin hun moeder verkeerde. Nu niet kan worden vastgesteld, dat verdachte op de hoogte is geweest van de inhoud van het door zijn broer gevoerde telefoongesprek met (naam 1) en verdachte een niet uit te sluiten alternatieve reden heeft gegeven voor de op 19 oktober 2009 gevoerde telefoongesprekken met zijn broer (naam broer), is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het medeplegen van drugssmokkel zoals ten laste gelegd aan verdachte. De rechtbank heeft in haar oordeel betrokken dat evenmin is komen vast te staan dat verdachte een wezenlijke rol heeft gehad in de bedrijfsactiviteiten van (naam bedrijf) De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Aldus gewezen door mr. W.P.M. Elderman, voorzitter, mrs. A.J. Louter en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 april 2010.