ECLI:NL:RBZLY:2010:BM3893
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in drugshandelzaak na gebrek aan bewijs voor medeplegen
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 19 oktober 2009 samen met zijn broer werd aangehouden op de luchthaven Schiphol, werd hem ten laste gelegd dat hij betrokken was bij drugssmokkel. De zaak kwam voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, waar de rechtbank op 27 april 2010 uitspraak deed. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een aanzienlijke hoeveelheid opium, die was aangetroffen in twee stenen zuilen. Deze zuilen waren geadresseerd aan de broer van de verdachte en bij controle door de douane bleek dat ze 51.548 gram van een op heroïne gelijkende stof bevatten.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie betwistte de rol van de verdachte, vooral omdat hij aanwezig was tijdens een verdacht telefoongesprek dat zijn broer voerde en omdat hij zelf ook naar een Iraans nummer had gebeld dat aan de zending was gekoppeld. De verdachte verklaarde echter dat hij alleen maar als vriendendienst met zijn broer mee was gegaan om goederen op te halen en dat hij geen kennis had van de inhoud van de telefoongesprekken.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het medeplegen van drugssmokkel. Er was geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van drugs in de zuilen of dat hij een wezenlijke rol had gespeeld in de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf waar de zending naartoe was gebracht. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de beslissing werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.