vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 157482 / HA ZA 09-660
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M.B. Beerentsen,
[gedaagde],
wonende te Lelystad,
gedaagde,
advocaat mr. E. Douma.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 augustus 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 11 november 2009
- de brief van 17 november 2009 van mr. Douma
- de brief van 23 november 2009 van mr. Beerentsen met als bijlage een verklaring van [eiseres]
- de brief van 25 november 2009 van mr. Douma.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] is werkzaam als KNO-arts in het IJsselmeerziekenhuis te Lelystad.
2.2. [eiseres] heeft [gedaagde] op 24 mei 2005 geconsulteerd in verband met neusklachten. Zij had vaak last van een extreme loopneus en verstoppingen. In een later consult is tussen [eiseres] en [gedaagde] voorts gesproken over cosmetische aspecten van de neus van [eiseres].
2.3. Op 8 september 2005 is [eiseres] door [gedaagde] geopereerd. [gedaagde] heeft het neustussenschot van [eiseres] rechtgezet in verband met haar medische klachten en een implantaat in de neus tussen het bot en de huid ingebracht ter verbetering van de cosmetische klachten. [gedaagde] heeft tijdens de operatie besloten om eigen kraakbeen van [eiseres] te gebruiken als implantaat.
2.4. De medische klachten zijn door de operatie (nagenoeg) verdwenen.
2.5. Op enig moment heeft [eiseres] tegenover [gedaagde] klachten geuit over het cosmetische resultaat van de operatie, waarna [gedaagde] haar in april 2006 heeft doorverwezen naar professor [A], KNO-arts in het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam (hierna te noemen: [A]).
2.6. Op 31 juli 2006 heeft [B], eveneens KNO-arts in het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam (hierna te noemen: [B]) aan [gedaagde] bericht:
“Uw bovengenoemde patiënte is bekend op onze polikliniek KNO in verband met een onregelmatig neusdorsum ter plaatse van het middelste éénderde gedeelte. Derhalve staat patiënte gepland voor het ondergaan van een rhinoplastiek volgens de endonasale benadering, waarbij via een IC-incisie de neusrug zal worden afgevlakt. […]”
2.7. Omdat [eiseres] de wachtlijst van zowel [A] als [B] te lang vond en bovendien geen vertrouwen had in deze beide artsen is [eiseres] door geen van beide artsen behandeld. Op 2 april 2007 is [eiseres] in een privékliniek aan haar neus geopereerd door plastisch chirurg [C] (hierna te noemen: [C]). De ziektekostenverzekeraar van [eiseres] heeft geweigerd om de kosten van de operatie door [C] te vergoeden.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat:
I. voor recht verklaart dat [gedaagde] tekort is geschoten jegens [eiseres], althans onrechtmatig heeft gehandeld ten gevolge waarvan eiseres schade heeft geleden;
II. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen EUR 11.274,86, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over EUR 6.274,86 met ingang van 1 maart 2009 tot de dag der algehele voldoening;
III. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geding, nasalaris en nakosten daaronder begrepen, te voldoen aan [eiseres] binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis en, voor het geval voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiseres] stelt [gedaagde] aansprakelijk voor de kosten van de door [C] uitgevoerde operatie en voor overige kosten die zij stelt te hebben moeten maken om de gevolgen van de door [gedaagde] uitgevoerde operatie te herstellen. [eiseres] heeft deze kosten berekend op een bedrag van EUR 6.274,86. Zij maakt daarnaast aanspraak op een bedrag van EUR 5.000,00, waartoe zij stelt dat zij als gevolg van de mislukte operatie en het langdurige herstel lange tijd haar werk als kunstenares niet heeft kunnen uitvoeren waardoor zij exposities is misgelopen hetgeen nadelig is geweest voor haar naamsbekendheid. [eiseres] schat de schade door verminderde naamsbekendheid op het door haar gevorderde bedrag van EUR 5.000,00.
4.2. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] aansprakelijk is voor deze schade omdat er sprake is van wanprestatie dan wel onrechtmatig handelen van [gedaagde].
Zij stelt in de dagvaarding dat voor de operatie eerst met haar is besproken dat de problemen aan haar neus zouden kunnen worden verholpen door het inbrengen van een eigen stukje huid. Vervolgens is met haar besproken dat het plaatsen van een synthetisch kapje beter zou zijn in haar situatie en daarvoor heeft zij uiteindelijk haar toestemming gegeven. [gedaagde] heeft echter daarna volgens [eiseres] een andere operatie uitgevoerd. Hij heeft, aldus [eiseres], een zogenaamde septo-rhinoplastiek uitgevoerd waarbij een stuk van het neustussenschotje van [eiseres] is verwijderd om vervolgens een deel van dit verwijderde kraakbeen weer in te brengen op/aan de neusbrug van [eiseres]. Indien zij vooraf geweten had dat deze operatie zou worden uitgevoerd dan had zij zich in ieder geval kunnen laten voorlichten over deze operatie en de mogelijk daaraan verbonden risico’s of had zij een second opinion kunnen vragen om zich te laten voorlichten over de mogelijke risico’s van deze operatie en wellicht had zij geen toestemming gegeven voor de uitvoering van deze specifieke operatie, aldus [eiseres]. Bovendien is gebleken dat de door [gedaagde] uitgevoerde septo-rhinoplastiek niet volledig is gelukt. De verstopping was weliswaar verholpen maar haar neus was blijvend gevoelig, was rood, had onregelmatige zwellingen, een verdikking aan de linkerkant en een donkere streep aan de tip. Ze had een zeer mobiele neustip en het geheel zag er esthetisch gezien erg onnatuurlijk en genant uit, aldus nog steeds [eiseres]. Zij heeft ter gelegenheid van de comparitie van partijen hieraan toegevoegd dat het cosmetische probleem voor haar niet het belangrijkste probleem was en dat zij de operatie alleen maar heeft laten doen omdat [gedaagde] deed alsof dat cosmetische probleem heel simpel opgelost zou kunnen worden. Er is volgens haar iets heel anders gebeurd tijdens de operatie. Er is haar nooit verteld dat haar neustussenschot scheef stond. Als [gedaagde] haar dat had verteld zou zij hem niet hebben geloofd en een second opinion hebben aangevraagd. Zij verwijt [gedaagde], zo begrijpt de rechtbank, dat door het gebruik van haar eigen kraakbeen haar neus is verkort.
4.3. [gedaagde] heeft zich verweerd met de stelling dat er geen sprake is van enig onzorgvuldig handelen aan zijn zijde en dat hij geen medische fout heeft gemaakt. Hij heeft toegelicht dat elke operatie aan de neus waarbij een inwendige en uitwendige ingreep wordt uitgevoerd een septo-rhinoplastiek wordt genoemd en dat het neustussenschot moest worden rechtgezet om de medische klachten te verhelpen. Wat het cosmetische aspect betreft, stelt [gedaagde] dat hij [eiseres] er vooraf op heeft gewezen dat de huid na de operatie rood zou kunnen worden door het ontstaan van teleangiëctasieën.Tijdens de operatie bleek dat de huid nog veel dunner was dan vooraf gedacht en bovendien bleek dat er genoeg eigen kraakbeen aanwezig was om dat als implantaat te gebruiken. Het oorspronkelijk door hem geplande implantaat zou tekenen onder de dunne huid. Om die reden en omdat het gebruik van autoloog materiaal altijd beter is dan het gebruik van homoloog materiaal, is tijdens de operatie besloten om het eigen kraakbeen te gebruiken. Er is dus dezelfde ingreep uitgevoerd als vooraf besproken, er is alleen ander materiaal gebruikt. Dit is iets wat een arts tijdens de operatie moet beslissen, aldus [gedaagde]. [gedaagde] heeft zich voorts verweerd met de stelling dat de operatie door [C] geen herstel- maar een vervolgoperatie betreft. Het komt vaak voor dat voor een cosmetische verbetering van de neus meerdere operaties nodig zijn, zeker indien er ook – zoals bij [eiseres] – een functionele verbetering van de neus moet worden gerealiseerd. Ook indien er bij [eiseres] een synthetisch implantaat zou zijn geplaatst, had zij de operatie bij [C] moeten ondergaan om het door [eiseres] gewenste cosmetische resultaat te krijgen. De operatie door [C] is dus niet noodzakelijk geweest als gevolg van enig tekortschieten van [gedaagde]. Hij heeft er daarbij op gewezen dat uit het door hem overgelegde verslag van het postoperatief verloop van de door [C] uitgevoerde operatie blijkt dat er een intensieve postoperatieve behandeling noodzakelijk is geweest om [eiseres] de door haar gewenste neus te geven. Meerdere injecties van kenakort en het inspuiten van hyaluron waren nodig. Een dergelijk intensief traject tot verbetering van de neus houdt geen enkel verband met de operatie zoals verricht door [gedaagde]. Er ontbreekt dan ook enig causaal verband tussen de verweten gedraging en de door [eiseres] gestelde (maar niet onderbouwde) schade, aldus [gedaagde].
4.4. De rechtbank stelt allereerst vast dat de operatie op 8 september 2005 primair een medische noodzaak kende en in medisch opzicht ook is geslaagd. [eiseres] heeft deze stelling van [gedaagde] niet weersproken en haar advocaat heeft tijdens de comparitie beaamd dat de medische klachten van [eiseres] zijn opgelost en dat de neus goed functioneert.
Het verwijt dat [eiseres] [gedaagde] maakt betreft derhalve enkel het cosmetische resultaat van de door [gedaagde] uitgevoerde operatie. Voor aansprakelijkheid van [gedaagde] is vereist dat vast staat dat hij niet de zorg heeft betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. [eiseres] heeft de in de vorige rechtsoverweging weergegeven stellingen van [gedaagde] niet (deugdelijk) weersproken.
Met [gedaagde] is de rechtbank daarom van oordeel dat [eiseres] niet (voldoende gemotiveerd) heeft gesteld dat het in cosmetisch opzicht voor haar teleurstellende resultaat is te wijten aan een door [gedaagde] gemaakte medische fout.
4.5. De stellingen van [eiseres] vallen dan ook veeleer te begrijpen als een beroep op het ontbreken van informed consent. In dit verband geldt het volgende.
De patiënte moet ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv stellen en bewijzen dat zij indien zij voldoende was ingelicht, als redelijk handelende patiënte en/of om redenen van persoonlijke aard niet voor deze behandeling zou hebben gekozen.
Bij de beantwoording van de vraag of de patiënte, indien zij op duidelijke wijze was ingelicht over de risico’s van de ingreep, al dan niet van deze behandeling zou hebben afgezien, zijn in ieder geval de volgende factoren van belang: hoe groot was het risico van de opgetreden complicatie; hoe zou de situatie zich ontwikkeld hebben wanneer van de behandeling zou zijn afgezien; kwamen redelijkerwijs minder risicovolle behandelmethoden voor toepassing in aanmerking en wat was de kans op succes bij een dergelijke behandelmethode.
4.6. De rechtbank is van oordeel dat uit de stellingen van [eiseres] niet valt af te leiden dat zij geheel zou hebben afgezien van de operatie die [gedaagde] heeft uitgevoerd. Ook volgens haar eigen stellingen was de operatie immers primair noodzakelijk om haar medische klachten te verhelpen. Dat [eiseres] wellicht vooraf niet goed heeft begrepen dat daarvoor haar neustussenschot zou moeten worden rechtgezet, doet – wat daar verder ook van zij - hieraan niet af. Niet valt immers in te zien dat zij zou hebben gekozen voor het laten voortbestaan van haar medische klachten als zij wel had geweten dat [gedaagde] haar neustussenschot zou moeten rechtzetten om die klachten te verhelpen. [eiseres] heeft dit ook niet gesteld.
[eiseres] heeft evenmin duidelijk gesteld dat als zij vooraf had geweten dat [gedaagde] eventueel eigen kraakbeen zou gebruiken, zij van de operatie zou hebben afgezien voor wat betreft het cosmetische gedeelte. In de dagvaarding stelt zij immers ook zelf dat zij wellicht geen toestemming zou hebben gegeven voor deze specifieke operatie.
4.7. Nu [eiseres] bovendien niet heeft gesteld (ook niet in reactie op het verweer van [gedaagde]) dat de operatie door [C] niet nodig zou zijn geweest als [gedaagde] het vooraf wel besproken synthetische kapje zou hebben aangebracht, moet met [gedaagde] worden geoordeeld dat het voor schadeplichtigheid vereiste causale verband tussen de verweten gedraging en de gestelde schade ontbreekt.
4.7. De slotsom luidt dat de vorderingen van [eiseres] niet voor toewijzing in aanmerking komen. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 313,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.217,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.217,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2010.