ECLI:NL:RBZLY:2010:BM2225

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
6 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400170-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een strafzaak wegens poging doodslag met vragen over sporenonderzoek

In de strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van poging doodslag, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 6 april 2010 een tussenvonnis uitgesproken. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 17 december 2009 en 23 maart 2010, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.D.A. van Boom. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen, omdat er vragen zijn gerezen over het sporenonderzoek dat is uitgevoerd naar aanleiding van de zaak. De officier van justitie, mr. G. Edelenbosch, heeft tijdens de zitting betoogd dat de verdachte wettig en overtuigend kan worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, maar de raadsman heeft vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs is voor de beschuldigingen.

De rechtbank heeft in haar beslissing de officier van justitie de opdracht gegeven om specifieke vragen te beantwoorden met betrekking tot het sporenonderzoek. Dit betreft onder andere de identificatie van handpalmafdrukken die op de flessenhals zijn aangetroffen en de reden waarom bepaalde sporen niet zijn onderzocht. De rechtbank heeft de stukken in handen gesteld van de officier van justitie om nader onderzoek te verrichten en heeft het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De verdachte en zijn raadsman zullen opnieuw worden opgeroepen voor de hervatting van het onderzoek, zodra de benodigde informatie is verzameld.

De rechtbank benadrukt het belang van een volledig en zorgvuldig onderzoek, zodat een weloverwogen oordeel kan worden geveld. De vragen die zijn opgeworpen tijdens de beraadslaging zijn cruciaal voor de verdere voortgang van de zaak en de uiteindelijke beslissing over de schuld van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 400170-09
Uitspraak: 06 april 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte)
(geboorteplaats)
(adres)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2009 en 23 maart 2010. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht.
De officier van justitie, mr G. Edelenbosch heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen onder 1 primair ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder voornoemd feit ten laste is gelegd tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van het voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij) verzoekt de officier van justitie de rechtbank de vordering toe te wijzen nu de vordering voldoende is onderbouwd en redelijk is.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het aan zijn cliënt onder primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde nu volgens de raadsman onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor handen is. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat op grond van de verklaring van getuige (getuige) niet de conclusie kan worden getrokken dat zijn cliënt degene moet zijn geweest die het slachtoffer met de flessenhals heeft gestoken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de belastende verklaring van getuige (getuige) inconsistenties bevat voor wat betreft de aanwijzing van zijn cliënt als verdachte. Onder andere de beschrijving door die getuige van de kleding die cliënt die avond zou hebben gedragen alsmede de situering van de bloedvlekken op het T-shirt komen niet overeen met de daadwerkelijk gedragen kleding en de gevonden bloedvlekken. Voorts heeft de getuige volgens de raadsman niet feitelijk waargenomen dat zijn cliënt het slachtoffer heeft gestoken met de flessenhals.
Tenslotte heeft de raadsman aangegeven dat niet alle aangetroffen dactyloscopische sporen van de flessenhals zijn onderzocht waardoor onduidelijkheid bestaat van wie die sporen afkomstig zijn.
Met betrekking tot de op te leggen straf ziet de raadsman van verdachte geen reden tot een voorwaardelijke straf nu zijn cliënt niet eerder bij dergelijk incidenten betrokken is geweest.
Nu de raadsman vrijspraak heeft verzocht komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij. Tot slot verzoekt de raadsman de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(Volgt tenlastelegging)
HERVATTING VAN HET ONDERZOEK
De rechtbank kan in deze zaak thans nog niet tot een einduitspraak komen. Tijdens de beraadslaging is namelijk gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, zodat het moet worden heropend.
De rechtbank is gebleken dat het sporenonderzoek zoals dit is verricht naar de op de flessenhals aangetroffen en veiliggestelde sporen thans nog vragen oproept. Naar het oordeel van de rechtbank is nadere informatie wenselijk om tot een weloverwogen oordeel te kunnen komen.
De rechtbank geeft de officier van justitie de opdracht de navolgende vragen te (doen) beantwoorden:
1.
In de aanvraag dactyloscopisch onderzoek van de Regiopolitie IJsselland Forensische Opsporing d.d. 1 juli 2009 wordt door de officier van justitie verzocht een dactyloscopisch onderzoek in te stellen naar 1 cd met 5 foto’s van handpalmafdrukken. Deze handpalmafdrukken zijn aangetroffen op de flessenhals. De sporen van deze handpalmafdrukken zijn als volgt omschreven: spoor 1359 met referentie AABM5441NL; spoor 1361 met referentie AABM5443NL; spoor 1356 met referentie AABM5439NL; spoor 1358 met referentie: AABM5440NL en spoor 1360 met referentie AABM5442NL.
In de aanvraag verzoekt de officier van justitie de sporen te vergelijken met het afdrukkenblad van verdachte (verdachte).
- De rechtbank verzoekt antwoord te geven op de vraag waarom de onderzoeksopdracht concreet is toegespitst op verdachte (verdachte) en waarom de opdracht niet (tevens) ruimer is geformuleerd, gegeven het feit dat op de flessenhals meerdere sporen zijn aangetroffen.
2.
Uit het verslag van het dactyloscopisch onderzoek van de Dienst IPOL d.d. 9 juli 2009 blijkt dat het spoor met referentie SIN AABM5433NL is geïdentificeerd als zijnde een afdruk van de rechterhandpalm van verdachte (verdachte). Voorts blijkt uit het verslag dat de sporen
SIN AABM5439NL en SIN AABM5442NL na oriënterend onderzoek buiten beschouwing zijn gelaten.
De rechtbank verzoekt:
- a. antwoord te geven op de vraag waarom de twee laatst genoemde sporen buiten beschouwing zijn gelaten en
- b. aan te geven of de mogelijkheid aanwezig is de sporen alsnog te doen onderzoeken.
3.
Indien het antwoord op die laatste vraag (2b) bevestigend is verzoekt de rechtbank de officier van justitie beide sporen alsnog te doen onderzoeken en aan te (doen) geven
- a. of aan de hand van die uitkomsten valt uit te sluiten dat die sporen (handpalmafdrukken) afkomstig zijn van een andere persoon dan verdachte en
- b. of aan de hand van voornoemde onderzoeksresultaten een stand van de betreffende handpalm ten opzichte van de flessenhals is op te maken en
- c. of uit de aangetroffen stand van de betreffende handpalm een conclusie is te trekken over het gebruik dat (mogelijk) van de fles(senhals) is gemaakt.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank het onderzoek heropenen en terstond schorsen voor onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen deze vragen te (doen) beantwoorden en om het onderzoek op een nader te bepalen terechtzitting voort te zetten.
BESLISSING
De rechtbank heropent het onderzoek ter terechtzitting en schorst dit terstond voor onbepaalde tijd.
De rechtbank stelt de stukken in handen van de officier van justitie, teneinde nader onderzoek te doen verrichten en rapport te doen opmaken naar aanleiding van de vragen zoals hiervoor omschreven.
De rechtbank wijst af het verzoek tot opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
De rechtbank beveelt de oproeping van de verdachte en zijn raadsman tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 06 april 2010.