RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.400186-09 P
Uitspraak: 25 maart 2010
(verdachte),
(geboortedatum)
(adres)
(verblijfplaats)
Dit vonnis is na tussenvonnis van 16 december 2010 gewezen.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft na heropening plaatsgevonden op 11 maart 2010. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.J. Speijdel, advocaat te Enschede.
Als officier van justitie was aanwezig mr. G.C. Pol.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 juli 2009 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (benadeelde partij 1) heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (inhoudende onder meer: vijf euro, ID-kaart, bankpas, huissleutel, twee plectrums en/of één of meer legitimatiepasjes), in elk geval van enig goed
en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- de bagagedrager (van de fiets) van die (benadeelde partij 1) heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of (daarmee) die (benadeelde partij 1) de vrije doorgang heeft/hebben belemmerd en/of (vervolgens)
- opzettelijk dreigend tegen die (benadeelde partij 1) de woorden heeft/hebben gezegd:
"Ik wil geld hebben" en/of "Geef me je portemonnee", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 15 juli 2009 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een herenfiets (Gazelle), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (benadeelde partij 2), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- op die (benadeelde partij 2) is/zijn toegelopen en/of (daarbij) voor die (benadeelde partij 2) is/zijn gaan staan en/of (daarbij) die (benadeelde partij 2) de vrije doorgang heeft/hebben belemmerd en/of (vervolgens)
- die (benadeelde partij 2) op/tegen diens hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
- opzettelijk dreigend tegen die (benadeelde partij 2) heeft/hebben gezegd: "Geef je portemonnee" en/of "Je speelt met je leven als je je portemonnee niet geeft", althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft ter terechtzitting terzake deze feiten de veroordeling van verdachte gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen, het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit:
Op woensdag 15 juli 2009 omstreeks 23.27 uur fietste (benadeelde partij 1) op de (straat) te Zwolle. Toen hij ongeveer ter hoogte van de Chinees reed, kwamen verdachte en (medeverdachte) op hem af fietsen. Zij zaten samen op één fiets; (medeverdachte) bestuurde de fiets. Verdachte is van de fiets gesprongen en naar (benadeelde partij 1) gerend. Vervolgens heeft hij de bagagedrager van (benadeelde partij 1) vastgepakt en heeft hij, terwijl (medeverdachte) rondjes om (benadeelde partij 1) heen bleef fietsen, tegen (benadeelde partij 1) geschreeuwd: “Ik wil geld hebben” en “Geef me je portemonnee”. Hierop heeft (benadeelde partij 1) zijn portemonnee aan verdachte afgegeven. Vervolgens is verdachte achterop de fiets bij (medeverdachte) gesprongen en zijn ze weggefietst. In de portemonnee van (benadeelde partij 1) zat onder meer 5 euro, een ID-kaart, een bankpas, een huissleutel, twee plectrums en een legitimatiepasje.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit:
Op woensdag 15 juli 2009 omstreeks 23.38 uur fietste (benadeelde partij 2) op zijn herenfiets, van het merk Gazelle, over de (straat) te Zwolle. Ter hoogte van perceel nummer 46 liepen verdachte en (medeverdachte) op de linkerzijde van de weg op de stoep. Op het moment dat (benadeelde partij 2) verdachte en (medeverdachte) passeerde, is verdachte voor (benadeelde partij 2) gaan staan waarop (benadeelde partij 2) is gestopt. Verdachte en (medeverdachte) hebben vervolgens allebei tegen (benadeelde partij 2) gezegd dat hij zijn portemonnee af moest geven, waarop (benadeelde partij 2) heeft gezegd dat hij dat niet deed. Vervolgens heeft verdachte (benadeelde partij 2) met zijn gebalde rechterhand tegen de linkerkant van zijn hoofd geslagen. (medeverdachte) was ook bij (benadeelde partij 2) komen staan. Vervolgens hebben verdachte en (medeverdachte) tegen (benadeelde partij 2) gezegd: “Je speelt met je leven als je je portemonnee niet geeft”. (benadeelde partij 2) heeft vervolgens zijn fiets op de grond gegooid en is weggerend. Verdachte en (medeverdachte) hebben de fiets van (benadeelde partij 2) vervolgens meegenomen.
De rechtbank is op grond van vorenbedoelde bewijsmiddelen van oordeel dat het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigende bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 juli 2009 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld (benadeelde partij 1) heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (inhoudende onder meer: vijf euro, ID-kaart, bankpas, huissleutel, twee plectrums en één legitimatiepasje), toebehorende aan (benadeelde partij 1), welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- de bagagedrager van de fiets van die (benadeelde partij 1) heeft/hebben vastgepakt en vastgehouden en daarmee die (benadeelde partij 1) de vrije doorgang heeft/hebben belemmerd en vervolgens
- opzettelijk dreigend tegen die (benadeelde partij 1) de woorden heeft/hebben gezegd:
"Ik wil geld hebben" en "Geef me je portemonnee", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op 15 juli 2009 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een herenfiets (Gazelle), toebehorende aan (benadeelde partij 2), welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen (benadeelde partij 2), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- op die (benadeelde partij 2) is/zijn toegelopen en (daarbij) voor die (benadeelde partij 2) is/zijn gaan staan en (daarbij) die (benadeelde partij 2) de vrije doorgang heeft/hebben belemmerd en vervolgens
- die (benadeelde partij 2) op/tegen diens hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en (vervolgens)
- opzettelijk dreigend tegen die (benadeelde partij 2) heeft/hebben gezegd: "Geef je portemonnee" en "Je speelt met je leven als je je portemonnee niet geeft", althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Van het meer of anders ten laste gelegd zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
1.
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Diefstal, voorafgegaan door geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering zoals hij deze heeft gedaan ter terechtzitting van 2 december 2009 en heeft aldus gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht het onderzoek wederom te schorsen teneinde door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) een indicatiebesluit betreffende aard, plaats en wijze van voor verdachte geschikte behandeling te laten uitbrengen en de reclassering omtrent de uitkomst daarvan en de eventueel concreet te nemen vervolgstappen te laten rapporteren.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan twee brute straatroven. Het kan niet anders dan dat dit voor de slachtoffers een zeer beangstigende situatie moet zijn geweest. Bekend is dat slachtoffers van dergelijke strafbare feiten daarvan nog langdurig psychische klachten kunnen ondervinden. Daarnaast versterken dergelijke straatroven ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank is van oordeel dat de twee bewezen verklaarde straatroven op zichzelf een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts acht geslagen op:
- een de verdachte betreffend rapport psychologisch onderzoek d.d. 18 november 2009 uitgebracht door J.P.M. van der Leeuw, klinisch psycholoog, waarbij de rechtbank de daarin vervatte conclusie betreffende de licht verminderde ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte op de daarvoor in dat rapport bijeengebrachte gronden overneemt;
- een tweetal de verdachte betreffende rapporten d.d. 26 november 2009 en 8 maart 2010, beide uitgebracht door Tactus Verslavingszorg;
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 9 februari 2010.
Bij tussenvonnis van 16 december 2009 heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek diende te worden heropend teneinde -kort samengevat en zakelijk weergegeven- door de NIFP een indicatiebesluit voor een geschikte klinische behandeling van verdachte te laten uitbrengen en de reclassering daarop een vervolgrapport te laten opmaken. De rechtbank heeft dit toentertijd beslist naar aanleiding van het advies van de psycholoog om verdachte klinisch te laten behandelen en verdachtes getoonde bereidheid ter terechtzitting van 2 december 2009 om zich in dat kader in een forensische kliniek te laten opnemen. Tot het uitbrengen van vorenbedoeld indicatiebesluit is het echter niet gekomen nu Tactus, zo blijkt uit het door haar uitgebrachte rapport van 8 maart 2010, bij een uitvoerig gesprek met verdachte op 2 februari 2010 is gebleken dat verdachte (nog steeds) niet gemotiveerd is om in een forensische verslavingskliniek te worden behandeld en dat zijn voorkeur (nog steeds) naar een traject richting de opvang van Stichting Horeb uitgaat, hetgeen niet een klinisch traject betreft. Tactus heeft geadviseerd om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Hoewel verdachte en diens raadsman ter terechtzitting hebben uitgesproken dat verdachte wel degelijk gemotiveerd is om een behandeling in een forensische kliniek te ondergaan, is de rechtbank daarvan niet overtuigd geraakt. Ook bij de rechtbank is de indruk ontstaan dat verdachte zo zeer is gefocust op een behandeling bij de Stichting Horeb dat verdachte zich, zoals hij ter zitting zelf ook heeft aangegeven, niet geheel kan vinden in de wijze waarop een klinische behandeling in een forensische setting zal plaatsvinden. Voor het doen slagen van een klinische behandeling is een volledige inzet vereist van degene die deze zal ondergaan. Daar komt bij dat met vorenbedoelde behandeling aan de betrokkene een kans wordt geboden om zijn leven een andere wending te geven; een kans die, mede gezien de tijd en energie die er met het realiseren van een klinische opname gepaard gaan, met beide handen dient te worden aangepakt. Verdachte heeft er naar het oordeel van de rechtbank tot op heden onvoldoende blijk van gegeven over de vereiste motivatie te beschikken en de hem geboden kansen – ook nog eens naar aanleiding van het tussenvonnis van 16 februari 2010 - ten volle te willen grijpen. De rechtbank ziet derhalve aanleiding om verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Gelet op de van toepassing zijnde oriëntatiepunten en het feit dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, acht zij de gevorderde straf van de officier van justitie passend. De rechtbank overweegt daarbij dat zij het voornemen van verdachte om zich na detentie vrijwillig bij de Stichting Horeb te laten opnemen toejuicht en spreekt haar hoop en verwachting uit dat verdachte zich voor een behandeling bij deze Stichting volledig zal inzetten.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij
(benadeelde partij 1) te Zwolle rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 1 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 250,80.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De verdachte is voor de schade, voorzover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts terzake van de vordering benadeelde partij aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 250,80 ten behoeve van het slachtoffer.
Deze strafoplegging is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
De rechtbank veroordeelt de verdachte te dier zake tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (benadeelde partij 1), wonende (adres), van een bedrag van € 250,80 (tweehonderd en vijftig euro en tachtig cent), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 250,80, ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde partij 1), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (benadeelde partij 1) in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij (benadeelde partij 1), daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. H.H.J. Harmeijer, mr. F.E.J. Goffin en mr. M. Willemse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2010.
Mr. Harmeijer en mr. Willemse voornoemd waren verhinderd dit vonnis mede te ondertekenen.