RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.630210-09 (P)
Uitspraak: 25 februari 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte)
(geboorteplaats)
(adres)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2010.
De verdachte is verschenen en heeft zijn eigen verdediging gevoerd.
Als officier van justitie was aanwezig mr. W. Ludwig.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
A hij in of omstreeks de periode van 5 juli 2009 tot en met 15 juli 2009 in de gemeente Deventer, althans in Nederland en/of in Duitsland opzettelijk een minderjarige beneden de twaalf jaar oud te weten (benadeelde partij) ((geboortedatum)) heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefent, te weten (aangever);
B hij in of omstreeks de periode van 5 juli 2009 tot en met 15 juli 2009 in de gemeente Deventer, althans in Nederland en/of in Duitsland opzettelijk een minderjarige beneden de twaalf jaar oud te weten (benadeelde partij) (geboren 2 oktober 2001) die onttrokken is of zich onttrokken heeft aan het wettig over haar gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefent, te weten (aangever) heeft verborgen en/of onttrokken aan de nasporing van de ambtenaren van justitie of politie,
C immers heeft hij, verdachte in of omstreeks de periode van 5 juli 2009 tot en met 15 juli 2009 die (benadeelde partij) nadat zijn, verdachtes, bezoekregeling (zoals bepaald in de beschikking van de Rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 16 november 2009) ten einde was gekomen, niet teruggebracht naar die (aangever) en/of die (benadeelde partij ) meegenomen naar Duitsland en/of tegen die (benadeelde partij ) gezegd dat zij bij haar moeder (en diens nieuwe vriend) in Hengelo zou slapen en/of dat haar moeder toestemming zou hebben gegeven voor een vakantie met hem, verdachte, en/of die (benadeelde partij ) meerdere, althans één sms(jes)
en/of e-mailbericht(en) gestuurd met daarin - zakelijk weergegeven - (onder meer) de volgende inhoud: "(benadeelde partij ) houdt bij mij vakantie deze keer. Je zult haar over 3 weken terug zien, tenzij je dom doet en aangifte gaat doen bij de politie. Denk eraan geen politie" en/of "Ik zal je vrijdag via sms of e-mail laten weten waar je moet komen. Ik blijf voorlopig zo ver mogelijk van Deventer. Je moet alleen komen naar de plek die ik je later doorgeef. Schakel
je weer de politie in, dan maak je het voor ons allemaal moeilijk" en/of "Ik neem (benadeelde partij ) niet gelijk met me mee, maar ze zal wel in zekerheid ergens zijn. Hou daar rekening mee. Zodra je weer dom doet en politie inschakeld en ze arresteren mij, dan zien we beiden (benadeelde partij ) niet meer, hou daar rekening mee." en/of "Ik heb koud nieuws voor je. Ze hebben ons Oostenrijk aangehouden. Ze geven (benadeelde partij ) niet vrij omdat ze geen papieren heeft" althans woorden van
gelijke aard en/of strekking;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank heeft voorts een aantal onderdelen van de tenlastelegging genummerd als A, respectievelijk B en C.
De rechtbank is van oordeel dat het onder B ten laste gelegde – namelijk het kort gezegd opzettelijk verbergen of aan de nasporing van de ambtenaren van justitie of politie ontrekken van een minderjarige die ontrokken is aan de wettig over hem gesteld gezag – onvoldoende feitelijk in de tenlastelegging is weergegeven. De rechtbank acht de dagvaarding voor wat betreft het onder B tenlastegelegde derhalve nietig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde geconcludeerd.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft voor wat betreft het bewijs geen verweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Verdachte heeft een relatie gehad met aangeefster (aangever) (hierna: (aangever)), welke relatie vier jaar geleden beëindigd is. Uit deze relatie is op 2 oktober 2001 te Deventer een kind geboren, (benadeelde partij). (aangever) oefent alleen het gezag uit over (benadeelde partij ). Bij beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 16 november 2006 heeft de rechtbank een omgangsregeling tussen verdachte en (benadeelde partij ) vastgesteld. Verdachte mag eenmaal per 14 dagen, telkens van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur zijn dochter bij zich hebben .
Op 6 juli 2009 heeft (aangever) aangifte gedaan van ontvoering van haar dochter (benadeelde partij ). Verdachte heeft op 4 juli 2009 (benadeelde partij ) bij (aangever) opgehaald, conform de omgangsregeling. Op zondag 5 juli 2009 ontving (aangever) een sms-bericht van verdachte met daarin de mededeling dat zij (benadeelde partij ) de komende drie weken niet zal zien omdat verdachte van plan is om met (benadeelde partij ) drie weken vakantie te gaan houden . (aangever) had hier op 5 juli 2009 melding van gedaan bij de politie . Op 7, 8 en 10 juli 2009 heeft verdacht sms- en emailberichten naar (aangever) gestuurd. (aangever) zou op 10 juli 2009 hun dochter mogen zien en wellicht mee kunnen nemen indien (aangever) bereid was om naar Oldenburg te Duitsland te komen zonder hiervan de politie op de hoogte te stellen . Verdachte logeerde op dat moment samen met zijn dochter bij zijn zus in Bremen. Op 10 juli 2009 reisde (aangever) af naar Oldenburg naar de afgesproken plek. Daar aangekomen had verdachte (benadeelde partij ) niet bij zich. Het gesprek tussen verdachte en (aangever) escaleerde. (aangever) is de volgende dag zonder (benadeelde partij ) naar huis gekeerd . Op 10 juli 2009 is tevens een arrestatiebevel ten aanzien van verdachte uitgevaardigd . Op 15 juli 2009 is verdachte door de politie in Bremen aangehouden en is samen met (benadeelde partij ) naar het politiebureau aldaar overgebracht . Op 24 juli 2009 is verdachte aan de Nederlandse autoriteiten overgedragen .
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 4 juli 2009 het idee kreeg om met (benadeelde partij ) voor drie weken op vakantie te gaan. Op 5 juli 2009 is hij vervolgens met (benadeelde partij ) naar zijn zus in Bremen gereden terwijl hij wist dat hij (benadeelde partij ) diezelfde dag om 17.00 uur bij (aangever) af moest zetten. In de avond van 5 juli 2009 heeft de politie op de voicemail van verdachte ingesproken met het dringende verzoek (benadeelde partij ) weer naar (aangever) te brengen. Verdachte wilde echter met (benadeelde partij ) drie weken vakantie houden en heeft geen gehoor gegeven aan dit verzoek .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte (benadeelde partij ) mee heeft genomen naar Duitsland met de intentie om tenminste drie weken weg te blijven, terwijl hij wist dat dit niet conform de omgangsregeling was. Hiermee heeft hij (benadeelde partij ) opzettelijk onttrokken aan haar wettige gezagsdrager (aangever).
De rechtbank is echter van oordeel dat het overige ten laste gelegde- namelijk het opzettelijk verbergen of aan de nasporing van de ambtenaren van justitie of politie onttrekken van een minderjarige die onttrokken is aan het wettig over hem gesteld gezag- onvoldoende feitelijk in de tenlaste legging is weergeven. Verdachte zal derhalve hiervan vrijgesproken worden.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij van 5 juli 2009 tot en met 15 juli 2009 in Duitsland opzettelijk een minderjarige beneden de twaalf jaar oud te weten (benadeelde partij ) (geboren 2 oktober 2001) heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag
immers heeft hij, verdachte in de periode van 5 juli 2009 tot en met 15 juli 2009 die (benadeelde partij ) nadat zijn, verdachtes, bezoekregeling (zoals bepaald in de beschikking van de Rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 16 november 2009) ten einde was gekomen, niet teruggebracht naar die (benadeelde partij ) en die (benadeelde partij ) meegenomen naar Duitsland en tegen die (benadeelde partij ) gezegd dat zij bij haar moeder (en diens nieuwe vriend) in (plaats) zou slapen en dat haar moeder toestemming zou hebben gegeven voor een vakantie met hem, verdachte, en die (benadeelde partij ) meerdere smsjes en e-mailberichte gestuurd met daarin - zakelijk weergegeven - (onder meer) de volgende inhoud: "(benadeelde partij ) houdt bij mij vakantie deze keer. Je zult haar over 3 weken terug zien, tenzij je dom doet en aangifte gaat doen bij de politie. Denk eraan geen politie" en "Ik zal je vrijdag via sms of e-mail laten weten waar je moet komen. Ik blijf voorlopig zo ver mogelijk van Deventer. Je moet alleen komen naar de plek die ik je later doorgeef. Schakel je weer de politie in, dan maak je het voor ons allemaal moeilijk" en "Ik neem (benadeelde partij ) niet gelijk met me mee, maar ze zal wel in zekerheid ergens zijn. Hou daar rekening mee. Zodra je weer dom doet en politie inschakeld en ze arresteren mij, dan zien we beiden (benadeelde partij ) niet meer, hou daar rekening mee." en "Ik heb koud nieuws voor je. Ze hebben ons Oostenrijk aangehouden. Ze geven (benadeelde partij ) niet vrij omdat ze geen papieren heeft" althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag,
strafbaar gesteld bij artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een werkstraf voor de duur van 180 uren en een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft aangevoerd niet in staat te zijn om een werkstraf uit te voeren in verband met zijn psychische en lichamelijke gesteldheid en medicatiegebruik.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zijn destijds 7-jarige dochter mee naar Duitsland genomen. Verdachte
heeft zijn dochter niet aan de moeder (aangever) teruggeven, ook niet toen de politie hem
hiertoe sommeerde. Verdachte heeft op een manipulatieve wijze (aangever) naar Duitsland
weten te bewegen en wilde zijn dochter alleen onder zijn voorwaarden aan haar meegeven.
(aangever) is de de wettige gezagsdrager van (benadeelde partij ) en dient in die hoedanigheid in staat te
worden gesteld haar taak te vervullen ter bescherming van de minderjarige. Indien verdachte
de behoefte heeft om (benadeelde partij ) langer bij zich te houden dan de omgangsregeling
toestaat, dan dient hij dit in onderling overleg met de moeder te regelen, dan wel een daartoe strekkend verzoek bij de kinderrechter in te dienen, maar niet het heft in
eigen handen te nemen. De rechtbank houdt tevens rekening met het strafblad van verdachte,
waaruit blijkt dat hij wel eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke delicten. Verder laat de rechtbank, in het voordeel van verdachte, meewegen dat hij zelf hulp heeft gezocht voor zijn psychische welzijn.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport d.d. 20 januari 2010, waarin het volgende staat vermeld. Verdachte heeft aangegeven te hebben gehandeld vanuit wanhoop; voor hem was de grens bereikt en had hij niets meer te verliezen. In korte tijd is hij alles verloren dat belangrijk voor hem was en hij slaagt er niet in om zijn leven weer op orde te krijgen. Om te voorkomen dat hij in psychische zin nog meer in de knel zou komen te zitten heeft hij hulp gezocht bij De Tender waar hij behandeld wordt door gesprekken met een psychiater en kalmerings- en slaapmedicatie.
Verdachte neemt zijn verantwoordelijkheid voor zijn handelen en toont inzicht in zijn delicthandelen. Geadviseerd wordt reclasseringstoezicht op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, behandelverplichting en de voorwaarde dat eventuele hernieuwde bezoekregeling met zijn dochter via formele wegen en in samenspraak met de reclassering opgestart zal worden.
Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Het voorwaardelijke deel van de straf dient om verdachte ertoe in de gelegenheid te stellen om onder begeleiding van de reclassering en door middel van een behandeling bij De Tender de kans op recidive – die op zich als laag wordt ingeschat – te beperken. Tevens kan dit voorwaardelijk strafdeel dienen als stok achter de deur, om verdachte ervan te weerhouden zich nogmaals aan soortgelijke strafbare feiten schuldig te maken. Aan het voorwaardelijke deel worden de bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals vermeld in voormeld reclasseringsrapport
Benadeelde partij
Benadeelde partij (benadeelde partij ) heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde feit schriftelijk in het strafproces gevoegd en een bedrag van € 3.290,-- gevorderd voor geleden materiële- en immateriële schade.
De vordering van de benadeelde partij is naar het oordeel van de rechtbank – wegens het gebrek aan onderbouwing van de gestelde schade en de betwisting door verdachte van de (hoogte van de) geleden schade – niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wettelijke bepalingen
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Deze gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt met opdracht die instelling als bedoeld in artikel 14 d van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften en aanwijzingen houden in elk geval in dat verdachte gedurende de proeftijd een behandeling zal volgen bij De Tender of een soortgelijke behandelinstelling en dat verdachte een eventueel hernieuwde bezoekregeling met zijn dochter via formele wegen en in samenspraak met de reclassering zal opstarten.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf voor de duur van 150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen.
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Vorderingen van benadeelde partij
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (benadeelde partij ) in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. M. Willemse, voorzitter, mrs. F. Koster en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O. Bahi als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari.