ECLI:NL:RBZLY:2010:BM2156

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
11 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.400327-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met verkrachting in Zwolle

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 11 maart 2010, stond de verdachte terecht voor diefstal met geweld en bedreiging met verkrachting. De feiten vonden plaats in Zwolle, waar de verdachte op 5 november 2009 een schoudertas van een vrouw heeft gestolen, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De vrouw deed aangifte van de diefstal, waarbij zij verklaarde dat een man haar tas met kracht van haar schouder trok. De verdachte ontkende de diefstal, maar gaf toe de tas in zijn bezit te hebben gehad. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster geloofwaardig waren en dat de verdachte inconsistent was in zijn verklaringen over de locatie waar hij de tas had achtergelaten.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van een tweede feit op 14 november 2009, waarbij hij een andere vrouw bedreigde met verkrachting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zonder toestemming de woning van de vrouw binnenging en haar bedreigde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de intentie had om de vrouw te intimideren, wat leidde tot een redelijke vrees voor haar veiligheid. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij handelde uit noodweer, aangezien er geen bewijs was dat hij werd achtervolgd of bedreigd door anderen.

De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de diefstal met geweld en de bedreiging, maar sprak hem vrij van enkele andere tenlasteleggingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met zijn eerdere strafbare feiten en de impact op de slachtoffers. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet volledig was.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.400327-09 (P)
Uitspraak: 11 maart
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte)
(geboorteplaats)
(adres)
(verblijfplaats).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2010 te Zwolle.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.S. ten Doesschate, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. G.C. Pol.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 november 2009 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een schoudertas (inhoudende onder meer: cosmetica-artikelen, damesondergoed, Sundays klantenpas, babylotion en/of een identiteitskaart o.n.v. (benadeelde partij 1)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die (benadeelde partij 1), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, (onverhoeds) krachtig aan die schoudertas heeft getrokken en/of gerukt en/of (daarbij) die schoudertas krachtig van de schouder van die (benadeelde partij 1)
heeft getrokken en/of gerukt;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 05 november 2009 tot en met 15 november 2009 te Zwolle opzettelijk een schoudertas (inhoudende onder meer: cosmetica-artikelen, damesondergoed, Sundays klantenpas en/of babylotion), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als gevonden voorwerp(en), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 14 november 2009 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (benadeelde partij 2 ) te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die (benadeelde partij 2 ),
- naar de woning van die (benadeelde partij 2 ) is gegaan en/of aldaar (vervolgens) aangebeld en/of (vervolgens)
- (nadat de voordeur was geopend) voorzien van een muts en/of een deels bedekt gezicht de woning is binnengegaan en/of (daarbij) die (benadeelde partij 2 ) om haar middel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) gelijktijdig de voordeur heeft gesloten en/of (vervolgens)
- de mond van die (benadeelde partij 2 ) heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden en/of (vervolgens) die (benadeelde partij 2 ) richting de slaapkamer heeft geduwd en/of gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 november 2009 te Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (benadeelde partij 2 ) te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- naar de woning van die (benadeelde partij 2 ) is gegaan en/of aldaar (vervolgens) aangebeld
en/of (vervolgens)
- (nadat de voordeur was geopend) voorzien van een muts en/of een deels bedekt gezicht de woning is binnengegaan en/of (daarbij) die (benadeelde partij 2 ) om haar middel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) gelijktijdig de voordeur heeft gesloten en/of (vervolgens)
- de mond van die (benadeelde partij 2 ) heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden en/of (vervolgens) die (benadeelde partij 2 ) richting de slaapkamer heeft geduwd en/of gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 november 2009 te Zwolle (benadeelde partij 2 ) heeft bedreigd met verkrachting en/of met feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers verdachte:
- naar de woning van die (benadeelde partij 2 ) gegaan en/of heeft (vervolgens) aldaar aangebeld en/of is (vervolgens) opzettelijk dreigend
- (nadat de voordeur was geopend) voorzien van een muts en/of een deels bedekt gezicht de woning binnengegaan en/of heeft (daarbij) die (benadeelde partij 2 ) om haar middel vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) gelijktijdig de voordeur afgesloten en/of heeft (vervolgens)
- de mond van die (benadeelde partij 2 ) dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden en/of (daarbij) die (benadeelde partij 2 ) richting de slaapkamer geduwd en/of gedrukt
en/of
hij op of omstreeks 14 november 2009 te Zwolle wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen (adres) en in gebruik bij (benadeelde partij 2 ), althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
Op grond van de in het dossier voorhanden zijnde verklaringen en bevindingen acht de officier van justitie het onder 1 en het onder 2 meer subsidiair alsmede het onder 2 cumulatief ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot het onder 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 meer subsidiair cumulatief ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de persoon van verdachte niet past in het gegeven signalement van de persoon die (benadeelde partij 1) heeft beroofd. Ten aanzien van het onder 2 primair, 2 subsidiair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen omdat de handelingen van verdachte niet gericht waren op het verrichten van seksuele handelingen of bedreiging.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde
Op donderdag 5 november 2009 wordt door (benadeelde partij 1) (hierna: aangeefster) aangifte gedaan van diefstal met geweld van haar bruine schoudertas aan de (straatnaam) ter hoogte van nummer 121 te Zwolle, diezelfde dag gepleegd. Aangeefster had haar fiets gestald in de daarvoor bestemde fietsenstalling voor de IJssalon. Vervolgens liep aangeefster naar de voordeur van nummer 121a, waar haar vriendin woont. Ineens voelde aangeefster iemand aan haar tas trekken, die zij over haar rechter schouder droeg. Aangeefster keek om en zag een man staan. De tas van aangeefster werd door deze man met kracht van haar schouder getrokken. Vervolgens rende deze man weg .
Aangeefster heeft de volgende beschrijving van haar belager geven: donkere man, tussen de 180 en 185 cm lang, kort kroes haar; hij droeg een gele jas en een donkere spijkerbroek .
In verband met een onderzoek van het onder 2 ten laste gelegde feit, wordt op 14 november 2009 door verbalisant (verbalisant) het identiteitsbewijs van aangeefster gevonden in een trappenportaal aan de (adres) te Zwolle . Op 19 november verklaart aangeefster nooit aan de (adres) te zijn geweest .
Op 15 november 2009 is op de kamer van verdachte een opvallend gele/blauwe wegwerkjas met reflecterende lijnen gevonden . Voorts zijn cosmetica-artikelen, een zilverkleurige oorbel, 2 rode strings, een zwarte haarknip en een (Sundays)pas van een zonnestudio gevonden .
Op 17 november 2009 worden de cosmetica-artikelen, oorbel, strings en haarknip, die in de woning van verdachte zijn aangetroffen, aan aangeefster getoond. Aangeefster verklaart dat de getoonde goederen van haar zijn en dat deze bij de beroving op 5 november 2009 zijn weggenomen. De goederen zaten in haar bruine schoudertas .
Verdachte ontkent deze diefstal te hebben gepleegd maar bekent een bruine tas in bezit te hebben gehad. Verdachte heeft ter terechtzitting verder verklaard, dat hij de spullen die hij in de tas heeft aangetroffen en die hem bruikbaar leken heeft meegenomen en dat hij de tas vervolgens in een prullenbak heeft weggegooid in de buurt van de Herberg . Bij de politie heeft verdachte echter verklaard, dat hij de tas zou hebben achtergelaten in een park danwel in de buurt van een flat met twee grote ingangen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte inconsistent verklaringen afgelegd over de plek waar hij de tas zou hebben achtergelaten. De rechtbank hecht dan ook geen geloof aan de verklaringen van verdachte en gaat uit van de verklaringen van aangeefster. De rechtbank stelt vast dat het door aangeefster opgegeven signalement past bij verdachte. De rechtbank merkt verder op, dat de kleur geel voor een jas weinig voorkomt. De rechtbank is van oordeel dat de omschrijving die aangeefster aan haar belager toekent in combinatie met de gele jas en de goederen die op de kamer van verdachte zijn aangetroffen overtuigend genoeg zijn om te kunnen vaststellen dat verdachte de persoon is geweest die de tas van de schouders van verdachte heeft gestolen.
Op grond van de bovenstaande feiten en omstandigheden acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 primair, subsidiair, meer subsidiair en meer subsidiair cumulatief ten laste gelegde
Op zaterdag 14 november 2009 omstreeks 20.30 uur was aangeefster thuis gekomen. Een kwartier later werd er bij haar aangebeld. Aangeefster keek door de voorruit naar buiten maar zag niemand staan. Vervolgens deed zij de voordeur open. Verdachte liep zonder toestemming van aangeefster de woning binnen. Verdachte had een sjaal voor zijn mond en had een zwarte muts op. Verdachte zei tegen aangeefster dat hij naar het toilet moest. Aangeefster heeft aangegeven niet te willen dat verdachte gebruik zou maken van haar toilet. Verdachte drukte de voordeur dicht en pakte aangeefster van achteren vast. Verdachte hield zijn rechterhand voor de mond van aangeefster. Aangeefster raakte in paniek en probeerde zich los te worstelen. In die worsteling heeft aangeefster de voordeur kunnen openen en heeft om hulp geschreeuwd. Verdachte heeft vervolgens aangeefster verder het huis in gesleept. Op een gegeven moment liet verdachte aangeefster los en heeft het huis verlaten. Aangeefster heeft door dit incident krassen aan haar linkerwang opgelopen . De volgende dag heeft verdachte een briefje door de brievenbus van aangeefster gegooid waarin hij zijn excuses aanbood. Hij geeft als verklaring voor zijn handelen dat hij bij haar een schuilplek zocht omdat hij achterna werd gezeten door een gewapende drugsbende .
Verdachte bekent bij aangeefster te hebben aangebeld, naar binnen te zijn gelopen en de deur achter zich te hebben dichtgedaan zonder dat hij toestemming van aangeefster had gekregen om de woning te betreden. Tevens bekent verdachte dat hij zijn hand op de mond van aangeefster heeft geduwd omdat hij niet wilde dat zij ging schreeuwen. Verder heeft hij met zijn andere hand aangeefster op de rug vastgehouden . Verdachte ontkent ten stelligste dat hij seksuele bedoelingen met aangeefster zou hebben .
De rechtbank is van oordeel dat noch uit de verklaringen van aangeefster noch uit de verklaringen van verdachte de conclusie getrokken kan worden dat verdachte de intentie heeft gehad om seksuele handelingen bij aangeefster te verrichten. Tevens kan uit geen enkel ander bewijsmiddel afgeleid worden dat verdachte op enige wijze bij aangeefster ontuchtige handelingen heeft willen verrichten. De rechtbank is echter van oordeel dat het onrechtmatig binnentreden van verdachte in het huis van aangeefster en het haar vervolgens vastpakken en haar mond met de hand dichtduwen bij aangeefster een redelijke vrees heeft doen ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen dan wel verkracht, zwaar mishandeld of feitelijk aangerand zou worden. Uit de feitelijke handelingen van verdachte kan immers worden afgeleid dat hij fysieke controle over aangeefster wilde uitoefenen en haar wilde beletten om hulp te roepen. Aangeefster moet onder dergelijke omstandigheden voor het ergste hebben gevreesd, terwijl zij zich alleen in haar eigen woning bevond.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte – gelet op de aard van zijn gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht – bewust de aanmerkelijke kans voor lief heeft genomen dat aangeefster een dergelijke vrees werd aangejaagd. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen hetgeen verdachte onder 2 meer subsidiair is tenlastegelegd.
Het onder 2 meer subsidiair cumulatief tenlastegelegde feit acht de rechtbank eveneens bewezen op grond van de aangifte van het slachtoffer en de erkenning van verdachte.
De rechtbank acht, gelet op het vorengaande, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd en zal verdachte hiervan vrijspreken.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 2 meer subsidiair en 2 meer subsidiair cumulatief ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 05 november 2009 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een schoudertas (inhoudende onder meer: cosmetica-artikelen, damesondergoed, Sundays klantenpas, babylotion en/of een identiteitskaart o.n.v. (benadeelde partij )), geheel toebehorende aan (benadeelde partij ), welke diefstal werd vergezeld met geweld tegen die (benadeelde partij ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, (onverhoeds) krachtig aan die schoudertas heeft getrokken en/of gerukt en daarbij die schoudertas krachtig van de schouder van die (benadeelde partij )
heeft getrokken en/of gerukt;
2.
hij op 14 november 2009 te Zwolle (benadeelde partij 2 ) heeft bedreigd met verkrachting en/of met feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte:
- naar de woning van die (benadeelde partij 2 ) gegaan en heeft vervolgens aldaar
aangebeld en is vervolgens opzettelijk dreigend
- nadat de voordeur was geopend voorzien van een muts en/of een deels bedekt gezicht de woning binnengegaan en heeft daarbij die (benadeelde partij 2 ) om haar middel vastgepakt en vastgehouden en vervolgens gelijktijdig de voordeur afgesloten en heeft vervolgens
- de mond van die (benadeelde partij 2 ) dichtgedrukt en dichtgedrukt gehouden en daarbij die (benadeelde partij 2 ) richting de slaapkamer geduwd en/of gedrukt
en
hij op 14 november 2009 te Zwolle wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen (adres) en in gebruik bij (benadeelde partij 2 );
Van het onder 1 primair, 2 meer subsidiair en 2 meer subsidiair cumulatief meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit ter terechtzitting een beroep gedaan op noodweer althans op noodweerexces en heeft op grond daarvan geconcludeerd tot ontslag van alle rechtsvervolging. Zij heeft ter ondersteuning van dit verweer, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat verdachte het feit zou hebben begaan, ingegeven door de noodzakelijke verdediging tegen een onmiddellijk gevaar voor een wederrechtelijke aanranding, te weten twee mannen met een pistool die hem bedreigden en achtervolgden, Indien de rechtbank niet de overtuiging heeft dat verdachte daadwerkelijk achtervolgd zou zijn beroept de raadsvrouw zich op putatieve noodweer.
De rechtbank verwerpt deze verweren en overweegt hieromtrent het volgende.
Een beroep op noodweer(exces) dan wel putatieve noodweer komt degene toe die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door de aanrander veroorzaakt. Gelet op het feit dat aangeefster niet degene is geweest die verdachte met een pistool zou hebben bedreigd en achtervolgd, had verdachte zich ook niet tegenover aangeefster hoeven te verdedigen en komt hem tegenover aangeefster dan ook niet een beroep op noodweer (exces) dan wel putatieve noodweer toe.
Voor zover de verdediging heeft bedoeld te betogen dat verdachte in een overmachtsituatie verkeerde en derhalve ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging, verwerpt de rechtbank dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat de verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit onder invloed van een zodanige drang verkeerde dat hij niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan. Afgezien van de verklaring van verdachte zelf, is op geen enkele manier aannemelijk gemaakt dat verdachte door twee mannen met een pistool werd achtervolgd en bedreigd. Voorts acht de rechtbank niet aannemelijk dat verdachte, eenmaal in de woning van aangeefster binnengedrongen, door de (vermeende) van buiten komende drang niet anders heeft kunnen handelen dan hij ten opzichte van aangeefster heeft gedaan om aan de vermeende onhoudbaar geachte situatie een einde te maken.
Het onder 1 primair bewezene levert op:
Diefstal, vergezeld van geweld
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 meer subsidiair bewezene levert op:
Bedreiging met verkrachting, met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling
strafbaar gesteld bij artikel 385 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 meer subsidiair cumulatief bewezene levert op:
Het in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen,
strafbaar gesteld bij artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van de periode die verdacht in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een lagere straf bepleit, gelet op de het beroep op noodweer(exces) dan wel putatieve noodweer ter zake feit 2 en het pleidooi tot vrijspraak ter zake het onder 1 primair ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Voorts heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan twee geweldsdelicten, waarbij twee jonge vrouwen het slachtoffer zijn geworden. De verdachte heeft hierdoor blijk gegeven van een gebrek aan respect voor zowel de persoon als de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers. Verdachte is volledig voorbij gegaan aan de psychische en lichamelijke gevolgen voor de slachtoffers, die deze feiten als buitengewoon bedreigend en beangstigend hebben ervaren. Het is bekend dat slachtoffers van dergelijke strafbare feiten nog lange tijd kunnen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Daarnaast brengen feiten als deze bij de burgers in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffende uitreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 november 2009, waaruit blijkt dat de verdachte niet al te lang geleden zich al eerder aan een dergelijk strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, waarbij een gevangenis straf is opgelegd die verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden dit strafbare feit opnieuw te plegen. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan en zal het strafrechtelijk verleden van verdachte als strafverzwarend meewegen in de strafmaat.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, en uit het oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een andere, lichtere strafmodaliteit dan een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te melden duur.
Benadeelde partij
(benadeelde partij 2 ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, zonder hierbij een schadebedrag te vorderen.
De rechtbank zal, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de verdediging, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, omdat deze vordering niet volledig is.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig alsnog de tenuitvoerlegging te gelasten van de door politierechter in deze rechtbank bij vonnis d.d. 25 juli 2008 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen en verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 primair, 2 meer subsidiair en 2 meer subsidiair cumulatief ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 primair, 2 meer subsidiair en 2 meer subsidiair cumulatief meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Schadevergoeding
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (benadeelde partij 2 ) in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07460253-08 bij vonnis d.d. 25 juli 2008 van de door de politierechter voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf van 4 dagen.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mrs. F. Koster en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O. Bahi als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2010.