RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.410105-09 (07.531803-08 en 07.531804-08 ad informandum gevoegd)
Uitspraak: 11 maart 2010
(verdachte)
(geboorteplaats)
(adres)
thans verblijvende in de FPA te Warnsveld.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2010. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Taner, advocaat te Lelystad.
De officier van justitie, mr. M. Zwartjes, heeft ter terechtzitting gevorderd dat:
- het onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen wordt verklaard;
- verdachte ter zake van de feiten onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 wordt ontslagen van alle rechtsvervolging omdat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht en overeenkomstig het bepaalde in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van één jaar wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis;
- verdachte ter zake van het feit onder 5 en de ad informandum feiten, schuldig wordt verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 november 2009 in de gemeente Kampen opzettelijk brand heeft gesticht in een duplexwoning aan (straatnaam), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een bank in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die bank, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die bank geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de woning en de aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de aangrenzende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
dat hij op of omstreeks 10 november 2009 in de gemeente Kampen ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een duplexwoning aan de Rozenstraat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en de aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de aangrenzende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, met dat opzet in die woning een bank met vuur in aanraking heeft gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 19 september 2009 in de gemeente Kampen, opzettelijk mishandelend een politieambtenaar, te weten (benadeelde partij), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in de buik, althans tegen het lichaam heeft geschopt of getrapt, waardoor voornoemde politieambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 19 september 2009 in de gemeente Kampen in een woning aan de (straatnaam) opzettelijk een electriciteitswerk, te weten een in die woning gemonteerde electriciteitsmeter en/of de elektriciteitsbekabeling heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt, dan wel stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk heeft veroorzaakt, of een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, zulks terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 september 2009 in de gemeente Kampen opzettelijk en
wederrechtelijk een elektriciteitsmeter en/of electriciteitsbekabeling, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 02 september 2009 in de gemeente Kampen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een boek, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5.
op of omstreeks 28 juli 2008 in de gemeente Zwolle in de (straatnaam), althans op een weg, deeluitmakende van een door het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle aangewezen gebied een middel, als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet heeft gebruikt, immers rookte hij een joint;
ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten niet-ontvankelijk is in de vervolging, omdat sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde. De raadsman heeft zich hierbij beroepen op het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 27 november 2008 (de zaak Salduz tegen Turkije). De raadsman heeft gesteld dat verdachte voor zijn eerste verhoor bij de politie kenbaar heeft gemaakt een voorkeur voor een bepaalde advocaat te hebben. In het proces-verbaal is niet opgenomen op welke manier geprobeerd is om contact op te nemen met de voorkeursadvocaat. Naar de mening van de raadsman is het bovendien zeer kwalijk dat verbalisanten in het bevel tot inverzekeringstelling niet hebben opgenomen dat verdachte bijgestaan wilde worden door zijn voorkeursadvocaat. De raadsman bepleit op grond van het vorenstaande de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat er geen sprake is geweest van schending van het recht op toegang tot een advocaat, nu de voorkeursadvocaat meerdere malen is gebeld, waarna vervolgens contact is opgenomen met de dienstdoende piketadvocaat. Als al sprake zou zijn van schending van het recht op toegang tot een advocaat kan dat bovendien niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Op 27 november 2008 heeft het EHRM uitspraak gedaan in de zaak Salduz tegen Turkije. In dit arrest is overwogen dat een verdachte ‘from the first interrogation’ recht heeft op ‘access to a lawyer’. Het voor het bewijs bezigen van ‘incriminating statements’ die zijn afgelegd bij de politie terwijl geen toegang tot een raadsman bestond, leidt tot een onherstelbare aantasting van de verdedigingsrechten.
De rechtbank stelt voorop, dat uit het proces-verbaal van de politie volgt dat de politie contact heeft opgenomen met een raadsman ten behoeve van verdachte. Aan de piketadvocaat van verdachte is onverwijld een afschrift van het bevel inverzekeringstelling gezonden. Verdachte heeft tijdens het verhoor bij de inverzekeringstelling bovendien verklaard op dat moment geen advocaat te willen spreken. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken, dat verdachte in zijn verdedigingsrechten is geschaad doordat hij geen toegang had tot een raadsman. In ieder geval doet zich niet de situatie voor dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is getornd, zodat het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie moet worden verworpen.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 ten laste is gelegd, zoals hierna vermeld.
Ten aanzien van feit 3 primair
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 primair ten laste gelegde. De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet zou zijn gebleken dat verdachte gevaar voor goederen heeft veroorzaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de schriftelijke verklaring van fraude inspecteur (naam inspecteur) dat de kans op elektrocutie zeer groot was en dat de kans op brand zeer aanwezig zou zijn geweest, zij het dat de hoofdzekering doorgebrand is. De hoofdzekering is vermoedelijk doorgebrand doordat verdachte de elektriciteitsmeter heeft beschadigd, waardoor kortsluiting is ontstaan. De kortsluiting heeft vervolgens geleid tot het doorbranden van de hoofdzekering. De rechtbank is van oordeel dat de doorbranding van de hoofdzekering gelegen is in een omstandigheid die is ingetreden buiten de wil van verdachte. Indien deze omstandigheid niet was ingetreden dan was de kans groot dat er brand in de woning van verdachte zou zijn ontstaan. De woning van verdachte grenst aan andere woningen waardoor ook brandgevaar voor deze aangrenzende woningen te duchten was. De rechtbank acht het onder 3 primair ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4
De raadsman heeft betoogd dat verdachte geen oogmerk had om het boek zich wederrechtelijk toe te eigenen, zodat verdachte vrijgesproken moet worden van het onder 4 ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt in dat verband het volgende. Uit de aangifte van (aangever) volgt dat (aangever) op camerabeelden heeft gezien dat verdachte het boek pakte en dat hij het onder zijn colbert jas stopte. Verbalisant (verbalisant) heeft in een aanvullend proces-verbaal gerelateerd, dat hij op de camerabeelden heeft gezien dat verdachte in een boekenkast keek, dat hij dit eerst vanaf een afstand van ongeveer een meter deed en daarna van heel dichtbij, dat verdachte zijn hoofd naar rechts draaide en dit een tijdje volhield, dat hij zag dat verdachte daarna naar de achterkant van de winkel liep en dat hij vervolgens weer terug kwam lopen in de richting van de plek waar hij eerder stond, dat hij met twee handen een boek pakte en dat zijn handen in de richting van de buik gingen, dat verdachte in de gaten werd gehouden door een vrouw in een invalide wagen en een vrouw in een blauwe trui, dat de vrouw in de blauwe trui de man aansprak en dat de man zijn handen voor zijn buik hield, dat de man in de richting van het einde van de winkel liep en vervolgens uit beeld verdween. De rechtbank is van oordeel dat uit de gedragingen van verdachte blijkt dat verdachte het oogmerk heeft gehad om het boek zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Ten aanzien van feit 5
De raadsman heeft betoogd dat verdachte eveneens dient te worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde, nu de identiteit van verdachte tijdens zijn aanhouding niet is vastgesteld. Niet is uit te sluiten dat de persoon die aangehouden is een ander is dan verdachte. Verder heeft de raadsman betoogd dat het proces-verbaal niet is ondertekend door de verbalisant.
In het proces-verbaal van de politie staat vermeld, dat de opgegeven personalia, te weten (verdachte), geboorteplaats (geboorteplaats), geboortedatum (geboortedatum), adres (adres), conform het GBA zijn. Gelet op de specifieke en correcte opgegeven personalia en het gegeven dat verdachte in Zwolle is geverbaliseerd, acht de rechtbank het uitgesloten dat een ander dan verdachte door verbalisant is aangehouden. Voorts constateert de rechtbank dat achter het proces-verbaal een door de verbalisant ondertekende “kennisgeving van bekeuring” is gevoegd, waarop een handtekening van de verbalisant is geplaatst, zodat het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen wordt geacht.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1 primair.
hij op 10 november 2009 in de gemeente Kampen opzettelijk brand heeft gesticht in een duplexwoning aan (adres), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die bank ten gevolge waarvan die bank gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de woning en de aangrenzende woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2.
hij op omstreeks 19 september 2009 in de gemeente Kampen, opzettelijk mishandelend een politieambtenaar, te weten (benadeelde partij 1), gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in de buik heeft geschopt of getrapt, waardoor voornoemde
politieambtenaar pijn heeft ondervonden;
3 primair.
hij op 19 september 2009 in de gemeente Kampen in een woning aan (adres) opzettelijk een electriciteitswerk, te weten een in die woning gemonteerde electriciteitsmeter en de elektriciteitsbekabeling heeft vernield, zulks terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
4.
hij op of omstreeks 02 september 2009 in de gemeente Kampen met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een boek toebehorende aan (benadeelde partij 2)
5.
op 28 juli 2008 in de gemeente Zwolle op een weg, deeluitmakende van een door het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle aangewezen gebied een middel, als bedoel in artikel 3 van de Opiumwet heeft gebruikt, immers rookte hij een joint;
Van het onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Het onder 1 primair bewezene levert op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, en
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 bewezen levert op:
Mishandeling, gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
strafbaar gesteld bij artikel 304 juncto 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 3 primair bewezen levert op:
Opzettelijk enig elektriciteitswerk vernielen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 161bis van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 4 bewezen levert op:
diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 5 bewezen levert op:
Overtreding van artikel 2.7.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Zwolle 2007,
strafbaar gesteld bij artikel 6.1. van de Algemene Plaatselijke Verordening Zwolle 2007.
STRAFBAARHEID VAN DE DADER
Omtrent de persoon van de verdachte is een tweetal rapportages uitgebracht, te weten:
- een Pro Justitia Rapport d.d. 12 december 2009 uitgebracht door R.H.J. Winter, psychiater;
- een Pro Justitia Rapport d.d. 4 december 2009 uitgebracht door J.H.A.M. Kobussen, psycholoog.
De deskundige Winter voornoemd heeft geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het onder 2 en 3 ten laste gelegde sprake was van een psychotische episode, al dan niet gerelateerd aan het gebruik van middelen. Winter heeft op grond van het vorenstaande geconcludeerd dat verdachte ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten te beschouwen is als volledig ontoerekeningsvatbaar. Gelet op het feit dat verdachte niet meer vanuit de reguliere GGZ behandeld kan worden, is het volgens Winter wenselijk om verdachte in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis.
Psycholoog Kobussen concludeert dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een psychotisch toestandsbeeld en mogelijk het gebruik van cannabis en dat verdachte daardoor ter zake van het ten laste gelegde als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Momenteel is er bij verdachte nog sprake van een licht psychotisch toestandbeeld. Gelet op het licht psychotisch toestandbeeld van verdachte, gebrek aan resultaat van eerdere behandelingen die niet tot verbeteringen hebben geleid, en het grote recidivegevaar, is een gedwongen opname in een forensisch psychiatrische afdeling middels artikel 37 van het Wetboek van strafrecht geïndiceerd.
Op grond van voormelde rapportages is de rechtbank van oordeel dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal verdachte ter zake het onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde
derhalve ontslaan van alle rechtsvervolging.
OPLEGGING VAN EEN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt, mede gezien het gevaar dat verdachte voor anderen oplevert, alsmede op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit de rapportages omtrent de persoon van verdachte en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank na te noemen beslissing passend.
In voormelde rapportages wordt geadviseerd tot plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank neemt het advies van de deskundigen op de in het rapport genoemde gronden over en maakt dit oordeel van de deskundigen eveneens tot het hare.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde zal de rechtbank bepalen dat op de voet van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 25 januari 2010.
De oplegging van de maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 9a, 37, 57, 62, 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld.
Het onder 1 primair, 2, 3 primair, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De verdachte is ter zake het onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 bewezen verklaarde niet strafbaar. De rechtbank ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Ter zake het onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde
De rechtbank gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar.
Ter zake het onder 5 ten laste gelegde
De rechtbank bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. F. Koster en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O. Bahi als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2010.