ECLI:NL:RBZLY:2010:BM2080

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
23 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 10/515
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bouwvergunning supermarkt Almere

In deze zaak heeft Flevoland Invest BV een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij geacht wordt te beschikken over een bouwvergunning voor de realisering en exploitatie van een supermarkt aan de Juan Grisstraat 44 te Almere. Dit verzoek is gedaan in het kader van een lopend beroep tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Almere om een reguliere bouwvergunning eerste fase te verlenen. De rechtbank heeft op 23 april 2010 uitspraak gedaan in deze procedure, geregistreerd onder Awb 10/515.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek om een voorlopige voorziening onvoldoende samenhang vertoont met het beroep tegen de weigering van de bouwvergunning. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vraag of verweerder handhavend mag optreden niet aan de orde is in deze procedure. Verzoekster heeft niet aangetoond dat er een spoedeisend belang is bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, aangezien er geen aanwijzingen zijn dat zij op korte termijn met de uitvoering van het bouwplan zal beginnen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, als voorzieningenrechter, en mr. A. van der Weij als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 april 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Voorzieningenrechter
Registratienummer: Awb 10/515
Uitspraak betreffende het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen:
Flevoland Invest BV,
gevestigd te Lelystad, verzoekster,
gemachtigde: mr. V.H. Affourtit, advocaat te Amsterdam,
en
het college van burgemeester en wethouders van Almere,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.C. Haan, advocaat te Almere.
1. Procesverloop
Op 24 juli 2006 heeft verzoekster een aanvraag gedaan om verlening van een reguliere bouwvergunning eerste fase ten behoeve van het gedeeltelijk veranderen en vergroten van een winkelpand en een parkeergarage op het perceel Juan Grisstraat 44 te Almere. Bij brief van 29 januari 2007 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
Bij besluit van 2 april 2007 heeft verweerder de aanvraag reguliere bouwvergunning eerste fase geweigerd. Tevens heeft verweerder geweigerd om vrijstelling van belemmerende bepalingen van het bestemmingsplan te verlenen. Verzoekster heeft het op 29 januari 2007 ingediende bezwaarschrift aangevuld.
Bij besluit van 22 november 2007 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 3 juli 2008 (Awb 08/4) heeft de rechtbank het tegen dit besluit ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 22 november 2007 vernietigd. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 2 maart 2010 heeft verweerder het bezwaar wederom ongegrond verklaard. Bij brief van 26 maart 2010 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen dit besluit. Het beroep is geregistreerd onder procedurenummer Awb 10/516.
Bij brief van 26 maart 2010 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, zoals omschreven in het verzoekschrift, te treffen.
Het verzoek is op 20 april 2010 behandeld ter zitting. Verzoekster heeft zich doen vertegenwoordigen door A., directeur, en B., directie-assistente, bijgestaan door mr. Affourtit. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door C.L. Aben, bijgestaan door mr. Haan.
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voorzover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster heeft verzocht om de voorlopige voorziening te treffen dat verzoekster moet worden geacht om voor de realisering en de exploitatie van de supermarkt aan de Juan Grisstraat 44 te Almere te beschikken over een bouwvergunning en dat verzoekster geacht wordt te handelen overeenkomstig het bestemmingsplan. Zoals ter zitting namens verzoekster is toegelicht hangt dit verzoek nauw samen met de bij verzoekster levende vrees dat op korte termijn handhavend zal worden opgetreden tegen de omstandigheid dat een tweetal ruimten in het pand aan de Juan Grisstraat 44 te Almere, die op grond van de eerder verleende vergunning bestemd waren voor andere winkels, bij de op deze locatie gevestigde supermarkt zijn getrokken. De vraag of verweerder hiertegen al dan niet handhavend mag optreden, ligt evenwel in deze procedure niet voor. Bovendien is het nog maar de vraag of –als verweerder over zal gaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang- verzoekster de geadresseerde van die last zal zijn.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hangt hetgeen waarom verzoekster in deze procedure verzocht heeft onvoldoende samen met het beroep tegen het besluit van 2 maart 2010, waarbij de weigering om een bouwvergunning eerste fase te verlenen door verweerder is gehandhaafd. Niet gebleken is dat verzoekster om korte termijn voornemens is om een begin te maken met de uitvoering van het bouwplan waarop de aanvraag van 24 juli 2006 betrekking heeft.
Het verzoek dient daarom afgewezen te worden.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, voorzieningenrechter, en door hem en mr. A. van der Weij als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op: