ECLI:NL:RBZLY:2010:BM2073

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
13 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.440082-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • S.M. Milani
  • G.P. Nieuwenhuis
  • J.E. van den Steenhoven-Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in de strafzaak tegen een bekennende verdachte met meerdere feiten en strafmaatmotivering

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 13 april 2010 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, waaronder vernielingen, mishandelingen en bedreigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De verdachte is ten laste gelegd dat hij opzettelijk en wederrechtelijk goederen heeft vernield die toebehoren aan anderen, en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, met uitzondering van enkele andere ten laste gelegde feiten, waarvan de verdachte is vrijgesproken.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten en de impact van zijn daden op de maatschappij. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewelddadig gedrag, waaronder het mishandelen van willekeurige voorbijgangers en het vernielen van eigendommen. De rechtbank heeft ook de psychiatrische toestand van de verdachte in overweging genomen, waarbij is vastgesteld dat hij lijdt aan een psychiatrische stoornis en dat zijn gedrag mede beïnvloed is door drugsgebruik.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan één maand voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging heeft betoogd dat de strafeis disproportioneel is en dat de verdachte al genoeg gestraft is door zijn eerdere detentie. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 133 dagen opgelegd, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar en een contact- en straatverbod jegens zijn ouders. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat niet is aangetoond dat zij bevoegd was om deze in te dienen. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.440082-09 en 07.480136-09 (P)
Uitspraak: 13 april 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte)
(geboorteplaats)
(adres)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2010 te Zwolle.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J.H. Mühlstaff, advocaat te Deventer.
Als officier van justitie was aanwezig mr. A. Doedens.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 07.440082-09 en 07.480136-09 tegen de verdachte aangebrachte zaken.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 februari 2009 in de gemeente Deventer, opzettelijk en wederrechtelijk een kozijn (van een woning op of aan de Lunet), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (07.480136-09)
2.
hij op of omstreeks de periode van 8 tot en met 10 februari 2009 in de gemeente Deventer, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit/raam (van een pand op of aan (straatnaam)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 2) in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (07.480136-09)
3.
hij op of omstreeks 08 februari 2009 in de gemeente Deventer, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit/raam (van een woning op of aan (straatnaam)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (07.480136-09)
4.
hij op of omstreeks 15 maart 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (benadeelde partij 3), in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden (07.440082-09)
5.
hij op of omstreeks 15 maart 2009 in de gemeente Deventer (benadeelde partij 3) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of met de algemene veiligheid van personen immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp voorwerp, aan die Vogel getoond (07.440082-09)
6.
hij op of omstreeks 15 maart 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (benadeelde partij 4)), in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden (07.440082-09)
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De Officier van justitie acht op grond van de verklaringen van de aangevers en de verklaringen van verdachte bewezen dat de feiten zoals vermeld op de tenlasteleggingen door verdachte zijn gepleegd. Dit geldt ook voor de ad informandum gevoegde zaken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring. Dit geldt ook ten aanzien van de ad informandum gevoegde zaken met dien verstand dat de datum van incident 6 onjuist zou zijn.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig aangaande de ten laste gelegde feiten. De bewezenverklaring wordt gebaseerd op de aangiftes van (benadeelde partij 1) , (aangever 1) , (benadeelde partij 3) en (aangever 2) alsmede de bekennende verklaringen van verdachte .
Met betrekking tot de ad informandum gevoegde feiten overweegt de rechtbank dat is vast komen te staan dat ten aanzien van elk van deze feiten aangifte is gedaan en dat verdachte deze feiten heeft bekend.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 tot en met 6 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 10 februari 2009 in de gemeente Deventer, opzettelijk en wederrechtelijk een kozijn (van een woning op of aan (straatnaam)), toebehorende aan (benadeelde partij 1), heeft vernield
2.
hij op 10 februari 2009 in de gemeente Deventer, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit/raam (van een pand op of (straatnaam)), toebehorende aan (benadeelde partij 2), heeft vernield
3.
hij op 08 februari 2009 in de gemeente Deventer, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit/raam (van een woning op of aan (straatnaam)), toebehorende aan (benadeeelde partij 1), heeft vernield
4.
hij op 15 maart 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (benadeelde partij 3)), in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden
5.
hij op 15 maart 2009 in de gemeente Deventer (benadeelde partij 3) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan die Vogel getoond
6.
hij op 15 maart 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (aangever 2)), in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het onder 1 tot en met 3 bewezene levert telkens op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht
Het onder 4 en 6 bewezene levert telkens op:
Mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht
Het onder 5 bewezene levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht en gelet op de onbereidwilligheid van verdachte om mee te werken aan behandeling binnen Hoeve Boschoord, ten behoeve van de generale preventie gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van voorlopige hechtenis. Verdachte zou zich gedurende de proeftijd moeten houden aan de bijzondere voorwaarde van een contact- en straatverbod jegens zijn ouders. Voorts heeft de officier van justitie tot toewijzing van de vordering benadeelde partij gerekwireerd met oplegging aan verdachte van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De duur van de proeftijd in combinatie met de bijzondere voorwaarde is disproportioneel. In het civiele recht wordt een straatverbod in beginsel voor een periode van 3 tot 6 maanden toegekend in verband met de gespannen verhouding tot onder andere de bewegingsvrijheid van verdachte zelf. Verdachte is sterk verminderd toerekeningsvatbaar en ook dat komt niet tot uiting in de strafeis van de officier van justitie. Ten slotte voelt verdachte zich al afgestraft doordat hij 3 maanden langer dan de termijn van de rechterlijke machtiging is opgenomen geweest. De stelling van de officier van justitie dat de situatie van verdachte alarmerend is en dat hij in Dimence niet te handhaven zou zijn geweest is niet schriftelijke onderbouwd. Dimence heeft destijds geen verlenging van de rechterlijke machtiging gevraagd en er is ook geen rapportage van Dimence terzake het gedrag van verdachte bij hen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf mede in aanmerking genomen de niet tenlastgelegde, maar ad informandum vermelde strafbare feiten, waarbij de rechtbank ervan uit gaat dat de datum van incident 6 een kennelijke schrijffout is. Verdachte heeft deze feiten bekend en de officier van justitie heeft te kennen gegeven dat dienaangaande geen verdere vervolging zal worden ingesteld. Dit betreffen een vernieling, twee mishandelingen en twee beledigingen.
Verdachte heeft zonder enige aanleiding willekeurige voorbijgangers mishandeld, bespuugd, overgoten met urine en bedreigd en zich voorts schuldig gemaakt aan vernielingen van de ruit van de woning van zijn ouders alsook van de ruit van een pand van (benadeelde partij 2). Dergelijke feiten brengen in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 25 februari 2010 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank neemt dit in aanmerking bij de bepaling van na te melden straf.
Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat de feiten al enige tijd geleden zijn gepleegd, verdachte reeds 73 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsook dat verdachte circa 3 maanden langer dan verplicht in een gesloten psychiatrische inrichting heeft verbleven hetgeen hij als vergelding voor opgemelde feiten heeft ervaren.
Omtrent de persoon van verdachte is voorts een multidisciplinair onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport gedateerd 20 oktober 2009 opgemaakt door M. Çatak (psychiater). Daarin wordt het volgende als conclusie vermeld:
“De rapporteur geeft de rechtbank in overweging, indien het tenlastegelegde bewezen wordt, om betrokkene een voorwaardelijke straf op te leggen met een verplicht toezicht van de reclassering en als bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de klinische behandeling, in Hoeve Boschoord te Boschoord, om van daaruit verder multidisciplinair (psychiatrisch, zwakzinnigenzorg en verslaving) ambulant begeleid te worden. Om deze voorwaarden goed vast te kunnen stellen zal er echter eerst een intake dienen plaats te vinden in de Hoeve Boschoord kliniek te Bosschoord.”
Door Tactus verslavingszorg zijn op 6 november 2009 en op 11 februari 2010 rapportages uitgebracht omtrent de persoon van verdachte. In deze rapporten is vermeld dat bij verdachte sprake is van een psychiatrische stoornis in de vorm van schizofrenie, het paranoïde type, zwakbegaafdheid, amfetaminemisbruik en cannabisafhankelijkheid. In het plegen van delicten spelen zijn psychiatrische stoornis en drugsgebruik een prominente rol. Geadviseerd wordt betrokkene multidisciplinair te behandelen binnen forensisch psychiatrische kliniek Hoeve Boschoord. Tactus concludeert echter dat een forensisch traject binnen Hoeve Boschoord niet uitvoerbaar is, omdat dit stuit op een lange wachtlijst die er voor dit traject bestaat en betrokkene een negatieve houding heeft ten opzichte van een opname. Tactus adviseert de rechtbank in het meest recente rapport om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank neemt de conclusies van deze rapporten over, inhoudende dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank acht op grond van al het bovenstaande een gevangenisstraf voor de duur van 133 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar passend en geboden. Gedurende de eerste 6 maanden van de proeftijd dient verdachte zich te houden aan een contact- en straatverbod jegens zijn ouders.
Benadeelde partij
(gemachtigde benadeelde partij 2) heeft zich namens (benadeelde partij 2), schriftelijk in het strafgeding gevoegd als benadeelde partij en een bedrag gevorderd van € 428,70 in verband met herstel van de schade aan de ruit.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, omdat niet blijkt dat zij bevoegd was een vordering in te dienen namens (benadeelde partij 2)
Wettelijke bepalingen
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 tot en met 6 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 133 dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 60 dagen, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van een jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd dient te houden aan een contactverbod alsook een straatverbod jegens zijn ouders als bedoeld in artikel 14c lid 2 sub 5 van het Wetboek van Strafrecht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Vordering benadeelde partij
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (benadeelde partij 2) in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. S.M. Milani, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en J.E. van den Steenhoven-Drion, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Grotenhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 april 2010.
Mr Van den Steenhoven-Drion voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.